Operation Manual

WAARSCHUWING
Vertrouw nooit alleen op de Hill Descent Con-
trol(afdalingsassistent)omdesnelheidvande
auto onder controle te houdenopsteile afda-
lingen. Rijd altijd voorzichtig en let goed op
wanneer udeHill Descent Control gebruikt en
remdeauto eventueel af door het rempedaal
in te trappen. Wees vooral zeer voorzichtig
wanneeruopbevroren,modderigeofextreem
steile wegen rijdt. Wanneer uderijsnelheid
niet onder controle kunt houden, kunt ude
controle over de auto verliezen met mogelijk
ernstig of dodelijk letsel tot gevolg.
De Hill Descent Control kandesnelheid vande
auto op een afdaling mogelijk niet onder alle
weg- of laadomstandigheden onder controle
houden. Wees er altijd op voorbereid dat uhet
rempedaal misschien moet indrukkenomde
snelheid vandeauto te regelen. Wanneerudit
niet doet, kandit tot een aanrijding of ernstig
persoonlijk letsel leiden.
WanneerdeHill Descent Control ingeschakeld is,
worden de remmen automatisch en zonderschok-
kentoegepast om een constante snelheid te hand-
haven tijdens steile afdalingen op glad wegdek of
op open terrein, zonder dat het rem- of gaspedaal
gebruikt hoeft te worden. Het Hill Descent Control-
systeem helptdebestuurder om de snelheid vande
autoconstanttehouden wanneereropminder dan
25 km/u (16 MPH) vaneen helling wordt gereden,
waarbij remmenopdemotor in de <4H>-standof
<4LO>-stand alleen niet genoeg is om de snelheid
onder controle te houden.
OPMERKING
Wanneer de Hill Descent Control gedurende lan-
geretijd voortdurend in werking is, kandetem-
peratuur vandeactuator vanhet elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) mogelijk toenemen
waardoor de Hill Descent Control tijdelijk uitge-
schakeld wordt.Het controlelampje voor het Hill
Descent Control-systeem zal uitgaan. Het Hill De-
scent Control-systeem treedtautomatischin
werking en het controlelampje zal weer gaan
branden wanneer de temperatuur vandeactu-
atorvan het ESP-systeem ge daald is. Als het con-
trolelampje niet gaat branden,moet uhet sys-
teemuitzetten.
HILL DESCENT
CONTROL-SCHAKELAAR
Als aanvullend remmennoodzakelijk is op een steile
afdaling, activeer dan de Hill Descent Control door
de schakelaarvan het systeem in te drukken.
Wanneer de Hill Descent Control ingeschakeld is,
gaat het controlelampje voor ingeschakelde Hill De-
scentControl branden. (Zie “Waarschuwings-
lampjes,controlelampjes en geluidssignalen”in
hoofdstuk “2. Instrumentenenbedieningen”.) Bo-
vendien worden achterliggersgewaarschuwd voor
de werking vandeHill Descent Control door de au-
tomatischinschakelende rem/achterlichten.
Om de Hill Descent Control te kunnen activeren,
moet aan alle volgende voorwaarden zijn voldaan:
Selecteer een vooruitversnelling (bij modellen
met handgeschakelde versnellingsbak alleen 1e
versnelling) of de achteruitversnelling.
Zetde4WD-modusschakelaaropde<4H>-stand
of <4LO>-stand en rijd op een snelheid vanmin-
der dan 25 km/u (16 MPH).
Zie “Waarschuwingslampjes, controlelampjes en
geluidssignalen” in hoo fdstuk “2. Instru menten
en bedieningen”.
Druk de Hill Descent Control-schakelaar in de
“AAN”-stand.
Wanneer het gas- of rempedaal wordt ingedrukt
terwijl de Hill Descent Control in werking is, zal het
systeem tijdelijk worden uitgeschakeld. Zodrahet
gas- of rempedaal wordt losgelaten, wordt de Hill
Descent Control weer ingeschakeld als aan alle bo-
vengenoemde voorwaarden is voldaan.
Het controlelampje voor ingeschakelde Hill Descent
Control knippertals de schakelaar geactiveerdisen
niet aan alle voorwaarden wordt voldaan, of als het
systeem om een of anderereden wordtuitgescha-
keld.
Ukunt de Hill Descent Control uitschakelen door de
schakelaar in de “UIT”-standtezetten.
JVS0402XZ
HILL DESCENTCONTROL(indien
aanwezig)
Starten en rijden 5-33