Operation Manual

KOPLAMPSCHAKELAAR
RENAULTraadt aan de plaatselijkewetgevingte
raadplegeninzakehet gebruik vandeverlichting.
AUTO-stand
Wanneerdecontactschakelaar op ON staat en de
koplampschakelaarin de<AUTO>-standstaat,gaan
de koplampen, de stadslichten, de instrumenten-
verlichting, de achterlichtgroepen en overige ver-
lichtingautomatisch branden, al naargelang de
helderheid vandeomgeving.
De koplampen gaan automatisch aan wanneerhet
gaat schemerenofinregenachtig weer (wanneer
de ruitenwissersvoortdurend in werking zijn).
De verlichting dooftautomatisch wanneer ude
contactschakelaarindeOFF-standzet.
LET OP
Bedek de helderheidssensor niet. De sensor meet
de lichtsterkte en regelt de automatische verlich-
tingsfunctie. Als de sensorisbedekt, reageert
dezealsof het donker is, en zullen de koplampen
gaan branden.
m
-stand
De -stand schakelt de stadsverlichting vóór in
alsmede de dashboardverlichting, de achterlichten
en de kentekenplaatverlichting.
m
-stand
In de stand zullen ook de koplampen en de
overige lichten gaan branden.
Grootlicht
Om het grootlicht in te schakelen duwtudehendel
naar voren
.
Om het grootlicht uit te schakelen zetude hendel
terugindeneutrale stand
.
Ugeeftmet de koplampen een lichtsignaal door de
hendel zoveel mogelijk naar achteren te trekken
.
Ukunt ook een lichtsignaal geven als de koplampen
uitstaan.
Friendly Lighting (indien aanwezig):
Wanneerdehendel naar de achterste stand
wordt getrokken nadat de contactschakelaar op
OFF of LOCK wordt gezet,zullen de koplampen aan-
gaan en aanblijven gedurende30seconden.Tel-
kens wanneerdehendel naar de achterste stand
wordtgedrukt, worden er 30 seconden toegevoegd
aan de timer.
De hendel kanmaximaal 4keer omhoog getrokken
worden voor verlichting gedurende 2minuten.
Dagrijverlichting (indienaanwezig)
Ook als de koplampschakelaar op OFF staat, gaat
de dagrijverlichting branden zodrademotor wordt
gestart.
Wanneer de koplampschakelaarop
of
gezet wordt,zal de dagrijverlichting uit gaan.
NIC2765
NIC2914
SCHAKELAAR KOPLAMPVERLICHTINGENRICHTINGAANWIJZERS
2-28 Instrumenten en bedieningen