Operation Manual

pression des pneumatiques................................ (page courante)
5.10
NLD_UD11227_1
Pneumatiques (E33 - X33 - Renault)NLD_NU_865-6_E33_Renault_5
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanningen (inclusief
het reservewiel), controleer de bandenspan-
ningen ten minste eenmaal per maand en
zeker voor een lange rit (raadpleeg de stic-
ker op de zijkant van het bestuurderspor-
tier).
Controleer de spanning bij koude banden,
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI )
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto, heeft deze een
adapter die u op het ventiel moet plaatsen
voordat u de band oppompt.
Vervangen van de banden
Reservewiel
Zie de paragrafen “reservewiel” en “verwis-
selen van een wiel” in hoofdstuk 5.
BANDEN (2/3)
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging,
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Laat, om veiligheidsredenen
het vervangen van de banden
over aan een deskundige.
Door het monteren van afwij-
kende banden kan:
de auto gaan afwijken van de betref-
fende wettelijke voorschriften;
de wegligging verslechteren;
het sturen zwaarder gaan;
het gebruik van sneeuwkettingen be-
lemmerd worden.