User manual

15. Opheffen van storingen
Na een stroomuitval is het codeslot met de bestaande programmeringen weer klaar voor ge-
bruik.
Tijdens een stroomuitval werkt het codeslot echter niet; de uitgangen kunnen niet worden ge-
activeerd.
Naargelang de toepassing raden wij u aan om het codeslot om veiligheidsredenen op
een noodstroomvoorziening te gebruiken (zoals bij een alarminstallatie).
De deuropener schakelt niet
• Uitgang 1 is bestemd voor het aansluiten van een deuropener. De uitgang levert een span-
ning van 12 V/DC en een stroom van max. 3 A. Afhankelijk van de stroombehoefte van de
aangesloten deuropener dient men er daarom altijd voor te zorgen dat de stroomvoorziening
van het codeslot voldoende is.
• Als de deuropener voorzien is van een polariteitsmarkering (plus/+ en min/-), zorg er dan voor
dat deze overeenkomstig en correct op het codeslot wordt aangesloten.
• Zorg ervoor dat de gebruikerscode de juiste uitgang schakelt. Het codeslot beschikt over drie
van elkaar gescheiden uitgangen.
• Wij raden aan om een deuropener altijd op uitgang 1 aan te sluiten, omdat alleen deze
uitgang geschikt is voor alle mogelijke functies van het codeslot.
• De gebruikerscode is onjuist.
De LED "MAINS" op het codeslot knippert niet in de standaardmodus
• Controleer of u de knipperfunctie hebt uitgeschakeld; schakel de knipperfunctie weer in
(hoofdstuk 12n).
Het codeslot laat alleen bepaalde waarschuwingssignalen horen, maar bijv. geen geluids-
signalen bij invoer van een gebruikerscode
• Controleer of u de geluidssignalen hebt uitgeschakeld; schakel deze weer in (hoofdstuk 12.
k) of 12. l).
De gebruikerscode werkt niet.
• Als er programmeringen bestaan (bijv. gebruikerscodes) en u schakelt de toegangsmodus
om (zie hoofdstuk 12. m), kunnen er diverse storingen optreden.
Wis daarom voor of na het omschakelen van de toegangsmodus alle bestaande program-
meringen (zie hoofdstuk 12. b).
Voer dan een nieuwe programmering uit.
58