Operating Instructions and Installation Instructions

4 *KJtage eJ aaJsHuitiJg
Montage- en bedieningshandleiding Rittal koelaggregaat 13
+)
454 DeurschaGeHaar
Elke deurschakelaar mag slechts aan één koelag-
gregaat worden toegewezen.
Op één koelaggregaat kunnen, parallelgescha-
keld, meerdere deurschakelaars worden aange-
sloten.
De minimale doorsnede van de aansluitkabel
bedraagt 0,3 mm
2
bij een kabellengte van 2 m.
De kabelweerstand naar de deurschakelaar mag
max. 50
Ω bedragen.
De deurschakelaar mag alleen potentiaalvrij wor-
den aangesloten, zonder externe spanningen.
Het contact van de deurschakelaar dient bij
geopende deur te zijn gesloten.
De lage veiligheidsspanning voor de deurschake-
laar wordt verzorgd door de interne voeding: stroom
ca. 30 mA DC.
Sluit de deurschakelaar aan op de klemmen 1 en 2
van de aansluitconnector.
455AaJwiFViJgeJ Ibt de fHiGGerJKrI
De flikkergrenswaarden van de norm EN 61 000-3-3
resp. -3-11 worden aangehouden wanneer de netim
-
pedantie kleiner is dan ca. 1,5 Ω.
De gebruiker van het aggregaat dient evt. de aan-
sluitimpedantie te meten of contact op te nemen met
het betreffende energiebedrijf. Wanneer er geen mo
-
gelijkheden zijn om invloed op de netimpedantie uit
te oefenen en er storingen bij gevoelige ingebouwde
componenten (bijv. BUS) optreden, dan dient er bij
-
voorbeeld een netsmoorspoel of een inschakel-
stroombegrenzer voor het koelaggregaat te worden
geschakeld, die de inschakelstroom van het koelag
-
gregaat begrenst.
456PKteJtiaaHvereffeJiJg
Dient het apparaat wegens EMC-redenen te worden
aangesloten op de bij de klant aanwezige potentiaal
-
vereffening, dan kan op het aansluitpunt van de po-
tentiaalvereffening (bevestigingspunten) bij wand-
montage-koelaggregaten een kabel met een grotere
nominale doorsnede worden aangesloten.
De aardlitze in de netaansluitkabel geldt volgens de
norm niet als potentiaalvereffeningsader.
46EHeGtrische iJstaHHatie uitvKereJ
461BusaaJsHuitiJg
(aHHeeJ biF de GKppeHiJg vaJ Ieerdere
aggregateJ KJderHiJg Iet eCKIfKrt
cKJtrKHHer)
Via de seriële interface X2 kunnen bij toepassing van
meerdere koelaggregaten m.b.v. de buskabel (be
-
stelnr. 3124.100) maximaal 10 koelaggregaten met
elkaar worden verbonden.
Let bij de koppeling op het volgende:
Aan te sluiten koelaggregaten spanningsvrij scha-
kelen
Voor toereikende elektrische isolatie zorgen
Kabels niet parallel aan de voedingskabels leggen
Op korte kabellengten letten
462AaJsHuitiJg X3 vKKr seriÍHe iJterface
Op X3 kan de interfacekaart (bestelnr. 3124.200)
worden aangesloten. Deze interface dient voor de
communicatie van systeemmeldingen in een PLC,
voor externe parametrering en bewaking of voor
integratie in de gebouwencentrale.
463 *KJtage exterJe trafK
Alleen voor aggregaat 3361.x40.
Afb. 20: Montage externe trafo (alleen 3361.x40)
,pIerGiJgĮ
Bij de elektrische signalen van de interface
X2 gaat het om lage spanningen (niet om
lage veiligheidsspanningen volgens
EN 60 335-1).
)et Kp!
BiF het Haatste sHaveGKeHaggregaat iJ de
GKppeHiJg Iag de KvergebHeveJ bus vaJ
de YGabeH 3124100 iJ geeJ gevaH iJ de
iJterface X3 vaJ het GKeHaggregaat wKr
deJ gestKGeJ!
Montage
aggregaatachter-
wand
Bevestiging op 35 mm
montagerail
DIN EN 50 022
Elektrische aansluiting
koelaggregaat
Aan klantzijde
aansluiting
230 V