Handleiding Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de BOSS GT-8 Guitar Effects Processor. Lees alvorens dit toestel te gebruiken aandachtig de volgende pagina’s: • VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL (p. 2–3) • BELANGRIJKE OPMERKINGEN (p. 4) Deze pagina’s bevatten belangrijke informatie i.v.m. de correcte bediening van het toestel. Om zeker te zijn dat u alle functies van uw nieuwe toestel voldoende beheerst, dient u de handleiding in haar geheel te lezen.
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN Over WAARSCHUWING en Over de Symbolen OPGEPAST Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waarschuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar.
Waarschuwing Opgepast 013 101b • In gezinnen met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden tot de kinderen zelf alle essentiële regels voor een veilig gebruik van het toestel kunnen volgen. .......................................................................................................... • Het toestel en de adapter moeten zo geplaatst worden dat ze goed verlucht kunnen worden. 014 • Bescherm het toestel tegen zware schokken.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN 291a Behalve de punten onder ‘VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL’ op pagina 2–3 moet u ook het volgende lezen en naleven: Stroomvoorziening 301 • Sluit dit toestel niet aan op een stopcontact dat al gebruikt wordt door een apparaat met een omvormer (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of airco) of met een motor. Naar gelang van de manier waarop dit elektrische apparaat wordt gebruikt, kan de stroombron storingen of een hoorbaar gebrom veroorzaken.
Inhoud BELANGRIJKE OPMERKINGEN ........... 4 Voornaamste eigenschappen............ 8 Hoe heet het en waarvoor dient het? .................... 9 Voorpaneel................................................................. 9 Patches initialiseren die lijken op de klank die u in gedachten hebt .......................................... 24 Instellingen volgens effect opslaan (User Quick Settings) ...................................................................
Inhoud Harmonist-toonladders creëren (User toonladder) .......................................................44 PS (Pitch Shifter) .........................................................44 PB (Pedal Bend) ..........................................................45 OC (Octave) .................................................................45 RT (Rotary) ..................................................................45 Hoofdstuk 6: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) ............................
Inhoud Schermweergave bij het stemmen ...........................76 Het EXP-pedaal afstellen ........................................ 91 Hoe stemmen?.............................................................76 Midi-implementatietabel ......................................... 92 De stemfunctie instellen ............................................76 Specificaties ............................................................ 93 De effecten in- en uitschakelen met de pedalen (Manual Mode) ............
Voornaamste eigenschappen Geavanceerde COSM-versterker/luidsprekers De GT-8 biedt versterker/luidsprekersystemen die gelijktijdig gebruikt kunnen worden. Deze COSM-versterker/ luidsprekers bieden 46 verschillende versterkertypes, waaronder nieuwe modellen. U kunt ze serieel of parallel verbinden en ze zo op allerlei verschillende manieren combineren.
Hoe heet het en waarvoor dient het? Voorpaneel fig.002-010 32 1 2 31 16 27 3 8 9 17 18 12 13 19 20 22 23 21 24 14 15 25 26 10 11 4 5 6 7 30 28 1. 2. 29 Scherm ‘PREAMP/SPEAKER AAN/UIT’-toets Hier verschijnt allerlei informatie over de GT-8. Het linker scherm toont het banknummer. Druk op de toets om de status te wijzigen. ‘PATCH LEVEL’-knop Schakelt de type-variationfunctie in/uit. ‘TYPE VARIATION’-toets Regelt het volume van de geselecteerde patch. 3.
Hoe heet het en waarvoor dient het? fig.002-010 32 1 2 31 16 27 3 8 9 17 18 12 13 19 20 22 23 21 24 14 15 25 26 10 11 4 5 6 7 30 28 5. DELAY 29 9. EQ (Equalizer) FEEDBACK-knop ‘EQ AAN/UIT’-toets Regelt het aantal keer dat de delay wordt herhaald. Druk op de toets om de status te wijzigen. LEVEL-knop Regelt het volume van de delay. ‘DELAY AAN/UIT’-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. TAP-toets Gebruik deze toets om de delaytijd met tap input in te stellen. (p.
Hoe heet het en waarvoor dient het? 16. PATCH/VALUE-schijf Met deze schijf kunt u patches selecteren en instellingen wijzigen. 17. PARAMETER-toetsen Druk op deze toetsen om parameters te selecteren. * Om meteen de belangrijkste parameters te selecteren, drukt u op een van deze toetsen terwijl u de andere toets ingedrukt houdt. Bij items met weinig parameters springt de GT-8 dan meteen naar de laatste (of eerste) parameter. 18.
Hoe heet het en waarvoor dient het? Achterpaneel fig.002-020 1 1. 2 3 4 5 INPUT-jack Hier sluit u de gitaar aan. 2. ‘OUTPUT LEVEL’-knop Regelt het volume van de uitgangen en de hoofdtelefoonaansluiting. 3. ‘OUTPUT R/L (MONO)’-jacks Hier sluit u een versterker, mengpaneel of gelijkaardig apparaat aan. 4. PHONES-jack Hier sluit u een hoofdtelefoon aan. 5. SEND/RETURN-jacks Hier sluit u externe effectprocessors aan als u de LOOP-functie gebruikt (p. 50). 6.
Hoofdstuk 1: Geluidsweergave Hoofdstuk 1 Aansluitingen maken fig.01-010 Hoofdtelefoon Externe effecten INPUT Midisequencer etc. OUTPUT Gitaar Adapter (BRC-serie) Digital Recorder etc. Gitaarversterker * Om defecten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen te voorkomen, dient u steeds het volume dicht te zetten en alle toestellen uit te schakelen alvorens ze aan te sluiten. * Draai het volume van de versterker pas open als alle aangesloten apparaten zijn ingeschakeld.
Hoofdstuk 1: Geluidsweergave * U kunt de speciale, optionele Roland PCS-31 aansluitkabel gebruiken om twee voetschakelaars te verbinden. fig.01-050 Het uitgangsniveau regelen Regel het uitgangsniveau van de GT-8 met de ‘OUTPUT LEVEL’-knop op het achterpaneel. fig.01-070 PCS-31 Wit Rood Als u een EXP-pedaal of een voetschakelaar (de optionele FS-6 of FS-5U) aansluit op de ‘SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1, 2’-jack, maak dan de instellingen die op p. 55–p. 57 worden uitgelegd.
Hoofdstuk 1: Geluidsweergave Verklaring JC-120 Kies deze instelling als u de Roland JC120 gitaarversterker aansluit. SMALL AMP Kies deze instelling als u een kleine gitaarversterker aansluit. COMBO AMP Kies deze instelling als u een andere comboversterker dan de JC-120 gitaarversterker aansluit (waarbij de versterker en luidspreker(s) in één behuizing zitten). Hoofdstuk 1 Waarde * Afhankelijk van uw gitaarversterker, kunt u misschien ook goede resultaten bekomen met ‘JC-120’ als instelling.
Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Wat is een ‘patch’? De GT-8 kan 340 combinaties (of ‘sets’) van effecten en parameterinstellingen opslaan. Elk van die sets wordt een ‘patch’ genoemd. Patches zijn gerangschikt in banken en nummers, zoals hieronder wordt getoond. fig.02-010 Bank 85 Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) U selecteert een patch door een ‘bank’ (1-85) en een ‘nummer’ (1-4) te kiezen. De bank en het nummer verschijnen op het scherm van de GT-8, zoals hieronder wordt getoond.
Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Bank en nummer wijzigen Knop Verklaring PREAMP/SPEAKER fig.02-070 1 TYPE Selecteert het type voorversterker. * Als u op [TYPE VARIATION] drukt, kunt u variaties selecteren door de knop naar het gewenste type te draaien. 1. Druk op een BANK-pedaal. De bank wordt opgeroepen en het indicatielampje van het nummerpedaal dat geselecteerd was voor u het BANK-pedaal indrukte, begint te knipperen.
Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Het effect in- en uitschakelen De interne effecten van de GT-8 schakelt u in en uit met behulp van toetsen. Als het effect is ingeschakeld, brandt het indicatielampje op de AAN/UIT-toets van het effect. fig.02-090 Effecten snel instellen (QUICK FX) Elk effect heeft een aantal voorbeeldinstellingen die ‘Quick Settings’ worden genoemd. U kunt snel nieuwe klanken creëren door deze Quick Settings te selecteren en te combineren. fig.
Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 5. Als u een klank met uw nieuwe instellingen wilt bewaren, volg dan de procedure ‘Patches opslaan (Patch Write)’ (p. 22). Net zoals bij Quick Settings, kunt u enkel die specifieke instellingen die u nodig hebt, oproepen uit de user en preset patches.
Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Preciezere effectinstellingen Elk effect bestaat uit verschillende soorten parameters. Door elk van die parameters apart in te stellen, kunt u met meer precisie de gewenste klanken creëren. fig.02-120 De volgorde van de effecten aanpassen (Effect Chain) In dit deel leest u hoe u de volgorde wijzigt waarin de effecten worden toegepast. fig.02-130 3 6 1 2 2 1. Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt instellen.
Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Patches een naam geven (Patch Name) Hoofdstuk 2 U kunt elke patch een naam geven (Patch Name) van maximaal zestien tekens. Het een goed idee om namen toe te kennen die verwijzen naar de specifieke klank van de patch of naar het nummer waarin u de patch wilt gebruiken. fig.02-150 3 5 1 2 3 1. Druk op [NAME]. Het ‘Patch Name’-scherm verschijnt. fig.02-160d Cursor 2. Druk op PARAMETER [ ][ ] om de cursor naar de gewenste positie te verplaatsen. 3.
Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan Patches opslaan (Patch Write) Patches kopiëren (Patch Copy) Als u met behulp van Quick Settings of door parameters te wijzigen uw eigen klank hebt gecreëerd, dient u de ‘Write’procedure uit te voeren om de klank in een user patch op te slaan. U kunt een preset of user patch naar een andere user patch kopiëren. fig.03-030 3 Als u het toestel uitschakelt of een andere patch selecteert (Patch Change; p.
Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan Patches omwisselen (Patch Exchange) Patches initialiseren Met de GT-8 kunt u twee user patches van positie omwisselen. In dit deel leest u hoe dat gaat. fig.03-050 4 U kunt de oorspronkelijke standaardinstellingen van de user patches herstellen (initialiseren). Dat is handig als u met een schone lei een nieuwe patch wilt creëren. fig.03-070 Hoofdstuk 3 2,5 3 1. Selecteer de patch die u wilt omwisselen. Zie ‘Hoe selecteert u een patch? (Patch Change)’ (p. 16). 2.
Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan Patches initialiseren die lijken op de klank die u in gedachten hebt Als u al een duidelijk idee hebt over het soort klank dat u wilt creëren, dan kunt u zich heel wat moeite besparen door aan de slag te gaan met een patch die min of meer op de gewenste klank lijkt. U past de instellingen dan verder aan, tot u het beoogde resultaat verkrijgt.
Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan Bij Assign 1–8 (p. 57) Druk meermaals op ASSIGN [VARIABLE] om het ‘Assign Variable’-nummer te selecteren waarin u de instellingen wilt opslaan. * Voor PREAMP/SPEAKER wordt het kanaal opgeslagen dat voor Channel Select (p. 26) is geselecteerd. PREAMP/SPEAKER-opties naar een ander kanaal kopiëren U kunt de PREAMP/SPEAKER-instellingen van het ene kanaal naar het andere kopiëren. fig.03-130 * Voor FX-1/FX-2 worden de effecten opgeslagen die voor FX-1/ FX-2 Select (p. 34, p.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde beschrijvingen van alle effecten die de GT-8 aan boord heeft en van hun parameters. Het geluid dat naar de effecten wordt gestuurd, noemen we het ‘directe geluid’. Het geluid dat door het effect is gewijzigd, is het ‘effectgeluid’. De handelsmerken in dit document zijn handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Parameter/ Bereik Verklaring Type *1 zie ‘Types’ Hiermee wordt het type voorversterker gekozen. Gain *1 0–120 0–100 Regelt de sterkte van de middentonen. Treble *1 0–100 Dit is een optimale luidsprekerkast voor een grote, ingebouwde versterker met vier luidsprekers van 10 inch. 4X12” Dit is een optimale luidsprekerkast voor een grote, ingebouwde versterker met vier luidsprekers van 12 inch.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Types Type Type Verklaring R-FIER JC CLEAN JC-120 Warm Clean Jazz Combo Dit geeft de sound van de Roland JC-120. R-FIER Cln Een model van de sound van ‘Channel 1 CLEAN Mode’ op de MESA/Boogie Dual Rectifier. R-FIER Raw Een model van de sound van ‘Channel 2 RAW Mode’ op de MESA/Boogie Dual Rectifier. R-FIER Vnt1 Een model van de sound van ‘Channel 2 VINTAGE Mode’ op de MESA/Boogie Dual Rectifier.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters OVERDRIVE/DISTORTION Dit effect vervormt het geluid en geeft een lange sustain. Het biedt dertig types distortion en drie verschillende ‘custom’-instellingen. Parameter/ Bereik Type RAT GUV DS Dit is een model van een Marshall GUV’ NOR. DST+ Dit is een model van een MXR DISTORTION+. Solid DS Dit is een distortiongeluid met een edge-effect. Mid DS Dit distortiongeluid heeft versterkte middentonen.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters DELAY Dit effect voegt aan het directe geluid een vertraagd geluid toe, wat een vollere sound of een speciaal effect geeft. Parameter/ Bereik Warp Verklaring Dit regelt tegelijk het feedbackniveau en volume van het delaygeluid en produceert een onwerkelijk klinkende delay. Modulate Parameter/ Bereik Verklaring Deze delay voegt een leuk, golvend effect aan het geluid toe. Hold On/Off Off, On Schakelt het DELAY-effect in of uit.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Parameter/ Bereik De HOLD-functie (Hold Delay) Verklaring * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens Master BPM (p. 51) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier maal het tijdsduur van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ het ‘Master BPM’-scherm weer te geven.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters CHORUS U kunt onmiddellijk naar ‘recording standby’-modus terugkeren door het CTL-pedaal of een externe voetschakelaar te gebruiken. Als u het CTL-pedaal of een externe voetschakelaar gebruikt, zet u de volgende instellingen op ‘Hold delay Stop’. Dit effect voegt een lichtjes ontstemd geluid aan het originele geluid toe, wat een diepere en bredere klank geeft. Parameter/ Bereik • ‘De werking van het CTL-pedaal instellen’ (p.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters REVERB COMP (Compressor) Dit effect voegt galm aan het geluid toe. Dit effect produceert een lange sustain door het volumeniveau van het ingangssignaal gelijkmatig te spreiden. U kunt de ‘limiter’ inschakelen om alleen de geluidspieken te onderdrukken en vervorming te vermijden. Parameter/ Bereik Verklaring On/Off Off, On Schakelt het REVERB-effect in of uit. Type Zie hieronder Selecteert het type galm. Allerlei ruimtelijke simulaties zijn beschikbaar.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters WAH FX-1/FX-2 Met ‘wah’ kunt u een zwelpedaal of iets dergelijks gebruiken om het wah-effect in real time te sturen. Met FX-1 en FX-2 selecteert u een effect uit de onderstaande lijst. U kunt hetzelfde effect selecteren voor FX-1 en FX-2. Parameter/ Bereik Verklaring Effect On/Off Off, On Schakelt het WAH-effect in of uit. Type Zie hieronder Selecteert het wah-type. CRY WAH Dit geeft de sound van het ‘CRY BABY’wahpedaal dat in de jaren zeventig populair was.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters ACS (Advanced Compressor) LM (Limiter) Dit effect produceert een lange sustain door het volumeniveau van het ingangssignaal gelijkmatig te spreiden. U kunt het effect ook als ‘limiter’ gebruiken om alleen de geluidspieken te onderdrukken en vervorming te voorkomen. De limiter dempt luide signalen en voorkomt vervorming. Parameter/ Bereik Verklaring Type Zie hieronder Selecteert het compressortype. BOSS Comp Een model van een BOSS CS-3.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Parameter/ Bereik TM (Tone Modify) Verklaring Dit wijzigt de klank van de aangesloten gitaar. Frequentie Regelt de centrale frequentie van het waheffect. 0–100 Peak Regelt de manier waarop het wah-effect in het gebied rond de centrale frequentie wordt toegepast. Parameter/ Bereik Verklaring Type Zie hieronder Selecteert het type klankwijziging Fat Hogere waarden geven een krachtiger geluid, wat het wah-effect nog versterkt.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Parameter/ Bereik PH (Phaser) Verklaring ‘H’oAC Verandert de klank van een humbuckingelement in die van een akoestische gitaar. ‘P’oAC Verandert de klank van een piëzo-element in die van een akoestische gitaar. Low -50–+50 Regelt de sterkte van de lage frequenties. High Door variabel gefaseerde signalen aan het directe geluid toe te voegen, geeft het phasereffect het geluid een wervelend karakter.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters FL (Flanger) PAN De flanger geeft een draaiend, straaljagerachtig karakter aan het geluid. Als het volume aan de linker- en rechterkant afwisselend wijzigt, dan krijgt u bij stereoweergave een effect waarbij het gitaargeluid heen en weer tussen de luidsprekers lijkt te gaan. Parameter/ Bereik Verklaring Rate Parameter/ Bereik 0–100, BPM –BPM Regelt de snelheid van het flangereffect.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters UV (Uni-V) SG (Slow Gear) Hoewel dit op een phasereffect lijkt, geeft het een unieke golving, die u niet met een gewone phaser kunt bekomen. Dit geeft een aanzwellend effect (een vioolachtige sound). Parameter/ Bereik Parameter/ Bereik Verklaring Verklaring Sens Rate 0–100 0–100, Als u een een lage waarde instelt, treedt het slow-gear-effect alleen in werking bij een hardere aanslag, terwijl geen effect verkregen wordt bij een zachtere aanslag.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters STR (Sitar Simulator) FB (Feedbacker) Simuleert het geluid van een sitar. Dit effect is geschikt voor speeltechnieken met feedback. Parameter/ Bereik Verklaring Tone -50–+50 Regelt de klank. De hoge tonen worden versterkt bij een hogere waarde. Sens 0–100 Regelt de gevoeligheid van sitar. Als u een lage waarde instelt, geeft een zachtere aanslag geen sitareffect, terwijl u dit effect wel bekomt met een hardere aanslag.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters AFB (Anti-feedback) Dit voorkomt de akoestische feedback die kan ontstaan door de resonantie van de klankkast van een gitaar. Parameter/ Bereik Verklaring Freq1–3 (Frequency 1–3) Stelt het vast frequentiepunt in waarop de feedback wordt gewist. 0–100 Parameter/ Bereik * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens Master BPM (p. 51) die voor elke patch is bepaald.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters WSY (Wave Synth) SEQ (Sub Equalizer) Dit is een synthesizergeluid dat het ingangssignaal van de gitaar bewerkt. Dit regelt de klank als een subequalizer. Een parametrisch type wordt gebruikt voor het hoge en lage middengebied. Parameter/ Bereik Parameter/ Bereik Verklaring Wave Saw, Square Low Cut (low-cutfilter) Selecteert de golfvorm waarop het synthesizergeluid is gebaseerd. Saw Creëert een synthesizergeluid met een zaagtandgolf ( ).
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters FX-2 Parameter/ Bereik Behalve de effecten die FX-1 en FX-2 gemeenschappelijk hebben, kunt u in FX-2 ook de volgende effecten gebruiken. Pre Delay *1 0 ms–300 ms, Effect HR PS PB OC RT 2CE AR SYN AC SH SDD BPM Harmonist p. 43 Pitch Shifter p. 44 Pedal Bend p. 45 Octave p. 45 Rotary p. 45 2 x 2 Chorus p. 46 Auto Riff p. 46 Guitar Synth p. 47 Acoustic Processor p. 48 Sound Hold p. 49 Sub Delay p.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Harmonist-toonladders creëren (User toonladder) PS (Pitch Shifter) Als u voor Harmony een waarde tussen ‘-2oct’ en ‘+2oct’ instelt en de harmonie klinkt niet zoals gewenst, gebruik dan een ‘user toonladder’. U kunt 29 verschillende ‘user toonladders’ instellen. 1. Druk op [FX-2] en vervolgens op PARAMETER [ [ ], zodat ‘FX Select’ op het scherm verschijnt. Dit effect wijzigt de toonhoogte van het originele geluid binnen een bereik van twee octaven (hoger of lager).
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters PB (Pedal Bend) RT (Rotary) Hiermee kunt u het pedaal gebruiken voor een pitchbendeffect. Dit effect lijkt op de sound van een rotary-luidspreker. Als PB is geselecteerd, dan schakelt het zwelpedaal automatisch naar de pedal-bendfunctie. * Omdat dit effect de toonhoogte analyseert, kunt u hierbij geen akkoorden (twee of meer gelijktijdig gespeelde noten) gebruiken.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters 2CE (2 x 2 Chorus) AR (Auto Riff) Voor het lage en hoge frequentiegebied worden twee afzonderlijke stereo-choruseffecten gebruikt, wat een meer natuurlijk chorusgeluid geeft. Hiermee kunt u automatisch een frase produceren door slechts één noot te spelen. Zo kunt u gemakkelijk uiterst snelle frasen te spelen. Parameter/ Bereik Verklaring Xover f (Crossover Frequency) 100 Hz–4.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Nieuwe frasen creëren (user frase) SYN (Guitar Synth) Naast de dertig verschillende voorgeprogrammeerde frasen, kunt u maximaal tien eigen, nieuwe frasen opslaan (user frasen). 1. Druk op [FX-2] en vervolgens op PARAMETER [ [ ], zodat ‘FX Select’ op het scherm verschijnt. ] 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer ‘AR’. 3. Druk meermaals op [FX-2] om ‘Phrase’ te selecteren en draai dan aan de PATCH/VALUE-schijf om ‘User 1-10’ te selecteren. 4.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Parameter/ Bereik Verklaring PWM Depth (Pulse Wise Modulation Depth) *2 0–100 Regelt de diepte van de PWM. Als u ‘0’ instelt, wordt geen PWM-effect toegepast. Cutoff Frequency 0–100 Regelt de frequentie waarop de harmonischen van een geluid worden afgesneden. Resonance 0–100 Regelt hoeveel de harmonischen rond de afsnijfrequentie geaccentueerd moeten worden. Filter Sens 0–100 Regelt de gevoeligheid van het filter.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters SH (Sound Hold) EQ (Equalizer) Hiermee kunt u een noot die u op de gitaar speelt onbeperkt aanhouden. Zo kunt u een melodie in de hogere registers spelen terwijl u een noot in het lagere register aanhoudt. Regelt de klankeigenschappen. Voor het hoge en lage middengebied wordt een parametrische equalizer gebruikt. * Deze functie werkt niet correct als u twee of meer noten gelijktijdig speelt.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters LOOP (External Effects Loop) AMP CTL (Amp Control) Hiermee kunt u een extern effectapparaat op de SEND- en RETURN-jacks aansluiten en samen met de GT-8 gebruiken. Als u de kanaalkeuze-jack van uw gitaarversterker op de ‘AMP CONTROL’-jack van de GT-8 aansluit, dan kunt u [AMP CTL] gebruiken om het versterkerkanaal te selecteren. Parameter/ Bereik Verklaring On/Off Off, On Schakelt de LOOP in of uit. Mode Normal, Direct Mix, Branch Out Selecteert de LOOP-modus.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters MASTER Patch Level Met MASTER kunt u de volgende parameters instellen: • NS (Noise Suppressor) 0–200 • Master BPM • FV (Foot Volume) Regelt het volume van de patch. Master BPM NS (Noise Suppressor) Dit effect vermindert de ruis en brom die door gitaarelementen wordt veroorzaakt. Omdat het de ruis in verhouding tot de envelope van het gitaargeluid onderdrukt (en dus rekening houdt met het verval van het gitaargeluid), heeft het weinig invloed op het gitaargeluid.
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters FX CHAIN (Effect Chain) NAME (Patch Name) In dit deel leest u hoe u de volgorde wijzigt waarin de effecten worden toegepast. U kunt elke patch een naam geven (Patch Name) van maximaal zestien tekens. Het een goed idee om namen toe te kennen die verwijzen naar de specifieke klank van de patch of naar het nummer waarin u de patch wilt gebruiken. 1. Druk op [FX CHAIN]. Het ‘Effect Chain’-scherm verschijnt. fig.02-140d 1. Druk op [NAME].
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen Elk effect van de GT-8 telt verschillende parameters. Die kunt u aanpassen terwijl u speelt, om nog meer variatie in uw klanken te brengen. De CTL- en EXP-pedalen en andere bedieningsorganen van de GT-8 bieden de nodige instellingen om er effecten mee in en uit te schakelen of om ze als wah-pedaal, voetvolume of voor andere functies te gebruiken, maar bovendien kunt u de gewenste parameters ook aan deze pedalen toewijzen.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen De werking van het CTL-pedaal instellen Waarde Reverb On/Off Amp Ctl On/Off MANUAL On/Off TUNER On/Off De werking van de EXPvoetschakelaar instellen Master BPM (TAP) Wat nu volgt, heeft betrekking op de functies van het CTLpedaal en de EXP-voetschakelaar voor de GT-8 als geheel. Delay Time (TAP) MIDI Start/Stop fig.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen Waarde Auto Verklaring Het pedaal wordt normaal als ‘voetvolume’pedaal gebruikt. Als Pedal Wah (p. 34) of Pedal Bend (p. 45) ingeschakeld is, functioneert het EXP-pedaal automatisch als ‘pedal wah’- of ‘pedal bend’-pedaal. 1. Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ][ ], zodat ‘SubCTL1 Func’ of ‘SubCTL2 Func’ op het scherm verschijnt. fig.05-030d Als Pedal Wah en Pedal Bend uitgeschakeld zijn, functioneert het automatisch als ‘voetvolume’-pedaal.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen De werking van een externe EXPpedaal instellen (‘Sub EXP Pedal’functie) De werking van het CTL-pedaal, EXP-pedaal en de EXP-voetschakelaar instellen (Assign CTL/EXP) Dit selecteert de functie van het externe zwelpedaal (zoals een EV-5) dat op het achterpaneel op de ‘SUB EXP PEDAL/ SUB CTL1,2’-jack is aangesloten. Stel de functies van het CTL-pedaal, het EXP-pedaal en de EXP-voetschakelaar in met ‘Assign CTL/EXP’. fig.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen CTL-pedaal / EXP-voetschakelaar Parameter/ Bereik Verklaring On/Off Druk op ASSIGN [CTL/EXP] om de ‘CTL Pedal’- of ‘EXP Pedal Switch’-instelling in of uit te schakelen. Na het uitschakelen knippert ‘CTL PDL’ en ‘EXP PDL’ op het scherm. Functie Zie hieronder Selecteert de functie die aan het CTL-pedaal of de EXP-voetschakelaar is toegewezen. Preamp Ch A/B Switcht tussen voorversterkerkanaal A/B.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen 4. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de Quick Settings te selecteren. Scherm Quick ASSIGN - - -: User Setting Quick ASSIGN U**: Quick ASSIGN P**: U**-* ASSIGN Patch Name P**-* ASSIGN Patch Name Verklaring Manual Settings Hier kunt u afzonderlijk instellen welk bedieningsorgaan welke parameter moet sturen. fig.05-099 Huidige instelling 2,4 5 User Quick Setting (p.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen 5. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Target-bereik fig.05-120d 6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5. 7. Herhaal stap 2–6 om andere Assigns te gebruiken. Zelfs als u deze procedure gebruikt, worden de instellingen die u in stap 6 selecteert onveranderd naar het volgende effect overgedragen. 8. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 9. Gebruik de Write-procedure (p. 22) om de instellingen te bewaren. Target fig.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen Als u het aan/uit-target met het EXP-pedaal bedient: fig.05-150 Waarde MIDI CC#01–31, 64–95 Verklaring ‘Control Change’-boodschappen van een extern midi-apparaat (1– 31, 64–95) On Target Max Assign Input Sens instellen * Dit bepaalt de algemene instellingen voor Assign 1–8. On Off Target Min Off Als het pedaal omhoog staat Als het pedaal half is ingedrukt Als het pedaal volledig is ingedrukt 1.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen Internal Pedal System Active Range fig.05-180d De GT-8 heeft een functie die Internal Pedal System wordt genoemd. Die functie wijst bepaalde parameters toe aan een virtueel EXP-pedaal (het interne pedaal). Dat geeft een effect waarbij volume en klank in real time wijzigen, net zoals bij het gebruik van een zwelpedaal. Hiermee stelt u het bereik in van de waarde van de instelling die u later met een zwelpedaal of ander bedieningsorgaan als bron wilt wijzigen.
Hoofdstuk 5: Effecten met pedalen bedienen Parameter/ Bereik Wave Pedal Verklaring Dit wijzigt de parameter die in een bepaalde cyclus als target is geselecteerd met het virtuele zwelpedaal. Als u Wave Pedal op ‘Source’ hebt ingesteld, moet u de onderstaande parameters instellen. Time fig.05-220d * De volgende targets kunt u niet met het Wave-pedaal bedienen: 0–100 Dit bepaalt de tijd die het virtuele zwelpedaal nodig heeft om van de losgelaten positie naar de ingedrukte positie te bewegen.
Hoofdstuk 6: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Met de Customize-functie van de GT-8 kunt zelf aan de slag gaan en een compleet nieuw effect creëren door de instellingen van de ‘Preamp/Speaker Simulator’, ‘Overdrive/Distortion’ en ‘Pedal Wah’ aan te passen. Het resultaat kunt u in de vorm van ‘Custom’-instellingen op de GT-8 bewaren. U kunt die aangepaste instellingen dan ook voor andere patches gebruiken. COSM-voorversterkers aanpassen Parameter/ Bereik Verklaring Type fig.
Hoofdstuk 6: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Parameter/ Bereik Verklaring Parameter/ Bereik Preamp High Verklaring Speaker Size fig.06-026d fig.06-040d -50–+50 Regelt de klank van de voorversterker in de hoge frequenties. Luidsprekers aanpassen 5”–15” Selecteert de afmetingen van de luidspreker. Color Low fig.06-044d U kunt twee reeksen instellingen maken: Custom 1 en Custom 2. * Als u de Custom-instellingen wijzigt, verandert ook de sound van een patch die Custom 1 of 2 gebruikt. fig.
Hoofdstuk 6: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Overdrive/Distortion aanpassen Parameter/ Bereik U kunt drie reeksen instellingen maken: Custom 1, Custom 2 en Custom 3. Verklaring Type fig.06-060d * Als u de Custom-instellingen wijzigt, verandert ook de sound van een patch die Custom 1, 2 of 3 gebruikt. fig.06-043 2,4 3,5 Zie hieronder Selecteert het type overdrive/distortion. OD-1 Dit is de sound van de BOSS OD-1. OD-2 Dit geeft een overdrivegeluid met een hoge gain.
Hoofdstuk 6: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Pedal Wah aanpassen U kunt drie reeksen instellingen maken: Custom 1, Custom 2 en Custom 3. Als u de Custom-instellingen wijzigt, verandert ook de sound van een patch die Custom 1, 2 of 3 gebruikt. Parameter/ Bereik Verklaring Type fig.06-080d fig.06-065 2,4 3,5 Zie hieronder Selecteert het type wah. CRY WAH Dit geeft de sound van het ‘CRY BABY’wahpedaal dat in de jaren zeventig populair was.
Hoofdstuk 7: Andere functies Allerlei parameters regelen met het gitaarvolume De GT-8 beschikt over een functie waarbij u effectparameters kunt sturen met de dynamiek van uw gitaarspel. Dat geldt niet alleen voor de touch wah. Het geeft klankveranderingen in real time, terwijl u de gitaar bespeelt. 4. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Als tijdens het spelen het gitaarvolume verandert, reageert Dynamic Sens op het volume en worden de voorversterkers geswitcht. 5.
Hoofdstuk 7: Andere functies 5. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer ‘Input Level’. fig.07-0561d Het algemene geluid aan de omgeving aanpassen (Global) De GT-8 beschikt over een functie waarmee u het algemene geluid tijdelijk kunt wijzigen. Dat is de zogenaamde ‘Global’functie. 6. Druk op PARAMETER [ op het scherm verschijnt. ][ ] tot ‘Input Sens’ fig.
Hoofdstuk 7: Andere functies Global EQ Total REVERB Hiermee regelt u de klank, ongeacht de aan/uit-instellingen van de equalizer in de afzonderlijke patches. Dit heeft geen effect op patches waarin de reverb is uitgeschakeld. Parameter/ Bereik Verklaring Parameter/ Bereik Low EQ Rev Level fig.07-042d fig.07-046d -20 dB–+20 dB Regelt de klank in de lage frequenties. Mid EQ (Middle EQ) 0%–200% Verklaring Regelt het reverbniveau voor elke patch binnen een bereik van 0% tot 200%.
Hoofdstuk 7: Andere functies De contrastwaarde van het scherm aanpassen (LCD Contrast) Afhankelijk van de plaats waar de GT-8 is opgesteld, kan het scherm (aan de rechterkant) soms moeilijk leesbaar zijn. Als dat het geval is, kunt u de contrastwaarde van het scherm aanpassen. fig.07-151 1 De klank aanpassen aan de gitaar die u gebruikt De GT-8 beschikt over een functie waarmee u de klank aan de aangesloten gitaar kunt aanpassen.
Hoofdstuk 7: Andere functies Effectgeluiden na een patchwissel laten doorspelen (Patch Change Mode) Identieke Preamp-instellingen voor alle patches (Preamp Mode) De GT-8 biedt een functie die bij ruimtelijke effecten (zoals reverb en delay) wordt toegepast. Het effectgeluid van een patch blijft dan verder klinken als u intussen al de volgende patch hebt geselecteerd. De GT-8 geeft u de mogelijkheid om een algemene voorversterker voor gebruik in alle patches te selecteren.
Hoofdstuk 7: Andere functies Keuzebeperking van het aantal banken (Bank Extent) De timing voor patchwissels instellen (Bank Change Mode) Het aantal banken dat u kunt selecteren, kan begrensd worden. Op die manier kunt u de GT-8 zo instellen dat alleen de patches die u nodig hebt, geselecteerd kunnen worden. U kunt de timing instellen waarmee de GT-8 naar de volgende patch switcht als u met de pedalen een nieuwe patch selecteert. fig.07-161 fig.07-171 1 2 3 1 1 2 3 1 1.
Hoofdstuk 7: Andere functies De ‘EXP Pedal Mode’ wijzigen bij een patchwissel (EXP Pedal Hold) De PATCH/VALUE-schijf instellen (Dial Function) Deze instelling bepaalt of de operationele status van de Assign (p. 57) bij een patchwissel al dan niet naar de volgende patch wordt overgedragen. Deze instelling bepaalt of u patches kunt selecteren door aan de PATCH/VALUE-schijf te draaien. fig.
Hoofdstuk 7: Andere functies De functies van de knoppen instellen (Knob Mode) Instellingen met de nummerpedalen wijzigen Dit bepaalt de manier waarop instellingen worden gewijzigd als u aan de knoppen draait. De GT-8 biedt u de mogelijkheid om de stemfunctie in of uit te schakelen, een voorversterkerkanaal te kiezen en andere taken uit te voeren door het pedaal met hetzelfde nummer als de huidige patch in te drukken. fig.07-201 1 2 fig.07-059 1 3 2 1 1.
Hoofdstuk 7: Andere functies Gebruik van DIGITAL OUT De ‘DIGITAL OUT’-uitgang op het achterpaneel verstuurt digitale signalen. U kunt deze uitgang rechtstreeks met de digitale ingang van een digitale recorder of een ander apparaat verbinden en opnames maken zonder verlies van geluidskwaliteit. Het effectniveau controleren met de Level Meter U kunt het uitgangsniveau van elk effect meten. Dat is handig om het uitgangsniveau te controleren. fig.07-131 1 fig.
Hoofdstuk 7: Andere functies Uw gitaar stemmen Als u de Tuner inschakelt, stuurt de GT-8 ontvangen geluiden (input) rechtstreeks en onveranderd door naar de uitgang (output), en de stemfunctie wordt geactiveerd. In die omstandigheden is alles klaar om uw gitaar te stemmen. De stemfunctie inschakelen Hoe stemmen? 1. Speel één open noot op de snaar die u wilt stemmen. Op het scherm verschijnt de naam van de noot die het dichtst in de buurt ligt van de snaar die u hebt bespeeld.
Hoofdstuk 7: Andere functies 4. Herhaal stap 2 en 3 om de andere parameters in te stellen. 5. Druk op [TUNER/BYPASS] of [EXIT] om naar het Playscherm terug te keren. Parameter/ Bereik Verklaring TUNER Pitch fig.07-112d 435–445 Hz Hiermee stelt u de referentietoonhoogte in.
Hoofdstuk 7: Andere functies De effecten in- en uitschakelen met de pedalen (Manual Mode) Effecten selecteren die u met de pedalen wilt aan- en uitzetten fig.07-020 2 De GT-8 beschikt over een ‘Manual Mode’, waarbij de pedalen worden gebruikt om bepaalde effecten in en uit te schakelen. 3 Op die manier kunt u effecten in- en uitschakelen zonder het patchnummer te wijzigen. Manual Mode activeren Telkens als u op [MANUAL] drukt, wordt Manual Mode inof uitgeschakeld.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken Wat kunt u met midi doen? De GT-8 van op afstand besturen met een extern midi-apparaat Dankzij midi kunt u de volgende dingen met de GT-8 doen. * Het gebruik van midi vereist dat de midikanalen van de aangesloten apparaten overeenstemmen. Als de midikanalen niet correct zijn ingesteld, kan de GT-8 geen data met andere midi-apparaten uitwisselen.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken De midifuncties instellen Parameter/ Bereik Hier volgt een beschrijving van de midifuncties van de GT-8. Stel ze in naar gelang van uw behoeften. Verklaring MIDI TX Channel (MIDI Transmit Channel) fig.08-050d fig.08-021 2 3 1–16, Rx Hiermee selecteert u het midikanaal waarop midiboodschappen verzonden worden. Als u ‘Rx’ instelt, is dit hetzelfde kanaal als het ontvangstkanaal. * De fabrieksinstelling voor deze parameter is ‘Rx’.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken Parameter/ Bereik Verklaring * Op de GT-8 worden ‘Bank Select’-boodschappen tegelijk met ‘Program Change’-boodschappen verzonden. Voor meer details, zie p. 85. MIDI EXP OUT (MIDI EXP Pedal Out) fig.08-090d Off, 1–31, 33–95 Bepaalt het controller-nummer wanneer data van het EXP-pedaal als ‘Control Change’-boodschappen worden verzonden. Bij ‘Off’ worden geen ‘Control Change’-boodschappen verzonden.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken Data naar een andere GT-8 verzenden Sluit de apparaten aan zoals hieronder wordt getoond en stem de Device ID’s van beide apparaten op elkaar af. fig.08-150 Als de verzending beëindigd is, keert het toestel terug naar het scherm van voor de verzending. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken fig.08-200d 2. Verstuur de data vanaf het externe MIDI-apparaat. Terwijl de GT-8 de data ontvangt, verschijnt het volgende op het scherm: fig.08-210d De Program Change Map Als u patches selecteert met de ‘Program Change’boodschappen die u van een extern midi-apparaat ontvangt, dan kunt u de overeenkomst tussen de ontvangen ‘Program Change’-boodschappen en uw patchwissels vrij bepalen in de ‘Program Change Map’. * Als u de MIDI Omni Mode (p.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken 5. Herhaal indien nodig stap 4 om de overige patchnummers op de overeenkomstige programmanummers af te stemmen, tot de Program Change Map klaar is. 6. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. De ‘Program Change Map’-instellingen (de)activeren (MIDI Map Select) Deze parameter bepaalt of patches volgens de Program Change Map worden geselecteerd, dan wel volgens de standaardinstellingen. fig.08-251 1 2 3 1 1.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken Patches selecteren met ‘Bank Select’-boodschappen Een ‘Bank Select’-boodschap bestaat uit twee ‘Control Change’-boodschappen met de controller numbers 0 (CC#0) en 32 (CC#32). Normaal selecteert u een klank met een ‘Bank Select’-boodschap gevolgd door een ‘Program Change’-boodschap. Op de GT-8 worden die boodschappen gebruikt om patchnummers te selecteren.
Hoofdstuk 8: De GT-8 met externe midi-apparaten gebruiken Patchnummers op de GT-8 selecteren met de ‘Bank Select’boodschappen die door een extern midi-apparaat worden verzonden Om op de GT-8 patchnummers te selecteren met de ‘Bank Select’-boodschappen die door een extern midi-apparaat worden verzonden, dient u na te gaan hoe de externe ‘Bank Select’- en ‘Program Change’-boodschappen met de patchnummers van de GT-8 overeenstemmen. fig.
Appendices Over MIDI MIDI staat voor Musical Instrument Digital Interface, een standaard waarmee elektronische muziekinstrumenten kunnen communiceren door data (zoals een uitvoering of de selectie van klanken) uit te wisselen. Een apparaat dat midi ondersteunt, kan bepaalde data naar een andere midiapparaat sturen, zelfs als de twee apparaten verschillende types zijn of door verschillende producenten zijn ontworpen.
Appendices Om SysEx-boodschappen uit te wisselen, moet op de twee instrumenten hetzelfde ‘Device ID’-nummer ingesteld zijn. Foutmeldingen Over de midi-implementatie Als u een verkeerde handeling uitvoert of als een handeling niet kon worden uitgevoerd, verschijnt een foutmelding op het scherm. Raadpleeg de onderstaande lijst en volg de instructies.
Appendices Problemen oplossen Als er geen geluid is of als zich andere problemen met de werking van het apparaat voordoen, probeer dan eerst deze oplossingen. Als dat niet helpt, contacteert u uw verkoper of het dichtstbijzijnde Roland Service Station. Problemen met het geluid oplossen Geen geluid / volume te laag ❍ Zijn de verbindingskabels stuk? o Probeer het eens met andere kabels. ❍ Is de GT-8 correct op de andere apparaten aangesloten? o Controleer de aansluitingen met de andere apparaten (p.
Appendices De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) Het herstellen van de fabrieksinstellingen van de GT-8 wordt een ‘Factory Reset’ genoemd. U kunt voor alle instellingen de oorspronkelijke waarden herstellen die bij de productie van de GT-8 werden geselecteerd, maar bovendien kunt u zelf bepalen welke instellingen u precies wilt herstellen. fig.
Appendices Het EXP-pedaal afstellen Hoewel het EXP-pedaal van de GT-8 tijdens de productie optimaal werd afgesteld, kunnen langdurig gebruik en omgevingsfactoren het pedaal ontregelen. Als u bijvoorbeeld ervaart dat u het geluid met het volumepedaal niet volledig kunt dempen, dan kunt u de volgende procedure uitvoeren om het pedaal te regelen. 1. Houd ASSIGN [CTL/EXP] ingedrukt terwijl u het toestel inschakelt. Op het scherm verschijnen afwisselend de volgende meldingen: 4.
Appendices Midi-implementatietabel Datum: 22 okt. 2004 GUITAR EFFECTS PROCESSOR Midi-implementatietabel Model GT-8 Verzonden Functie... Versie: 1.
Appendices Specificaties GT-8: Guitar Effects Processor [CHANNEL]-toets [SOLO]-toets [SPEAKER]-toets (OVERDRIVE/DISTORTION) AD-omzetting [TYPE]-knop 24-bits + AF methode [DRIVE]-knop [LEVEL]-knop DA-omzetting Aan/uit-toets 24-bits [TYPE VARIATION]-toets Samplingfrequentie (DELAY) 44,1 kHz [FEEDBACK]-knop [LEVEL]-knop Programmageheugens Aan/uit-toets 340: 140 (User) + 200 (Preset) [TAP]-toets Nominaal ingangsniveau INPUT: -10 dBu RETURN: -10 dBu (CHORUS) [LEVEL]-knop Aan/uit-toets (REVERB
Appendices [CTL/EXP]-toets Dubbele voetschakelaar: FS-6 [VARIABLE]-toets Zwelpedaal: [MANUAL]-toets EV-5 (Roland), FV-300L BANK-pedalen Kabel voor voetschakelaar: PCS-31 (Roland) Nummerpedalen (1/4-inch jack (stereo) - 1/4-inch jack (mono) x 2) CTL-pedaal Zwelpedaal * 0 dBu = 0,775 Vrms EXP-voetschakelaar [OUTPUT LEVEL]-knop POWER-schakelaar Scherm 16 tekens, 2 regels (verlicht LCD-scherm) 2 tekens, ledjes met 7 segmenten Aansluitingen INPUT-jack OUTPUT-jacks L (MONO)/R PHONES-
Index Symbols ‘Play’-scherm ................................................................. 14 Numerics 2 x 2 Chorus .................................................................... 46 2CE .................................................................................. 46 A Aan/Uit .......................................................................... 18 Aan/uit-toets ............................................... 18, 20, 63, 65 Aansluiting ....................................................
Index Factory Reset .................................................................. 90 FB ..................................................................................... 40 FEEDBACK .............................................................. 10, 17 Feedbacker ..................................................................... 40 FL ..................................................................................... 38 Flanger ..................................................................
Index P S P.Chnge Mode ............................................................... 71 PAN ................................................................................. 38 Parameter ..................................................... 11, 16, 20, 26 Patch .......................................................................... 14, 16 Patch Change ................................................................. 16 Patch Change Mode ......................................................
Index UV .................................................................................... 39 V VARIABLE ................................................... 11, 52, 58, 67 VB .................................................................................... 38 Versterker ................................................................. 13–14 Vibrato ............................................................................ 38 Voetschakelaar .........................................................
Lees eerst dit De optimale instellingen voor uw configuratie ■ Connectie met de RETURN-ingang van de Roland JC-120 Output Select: JC-120 Return fig.06 Uw aansluitingen en ‘Output Select’-instellingen moeten aangepast zijn aan uw configuratie, zoals hieronder wordt getoond. Om de ‘Output Select’-opties in te stellen, drukt u op de ‘OUTPUT SELECT’-knop, zodat het ‘Output Select’-scherm verschijnt. Draai dan aan de PATCH/VALUE-schijf. Meer uitleg vindt u op p. 14 in de Handleiding. fig.
Voor EU landen CAUTION Danger of explosion if battery is incorrectly replaced. Replace only with the same or equivalent type recommended by the manufacturer. Discard used batteries according to the manufacturer’s instructions. Dit apparaat bevat Lithium batterijen WAARSCHUWING! VARNING Wanneer de batterij niet op juiste wijze wordt geplaatst,ontstaat er explosiegevaar. Vervang deze alleen door dezelfde,of het equivalent daarvan,aangeraden door de fabrikant.