Operation Manual

20
Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren
Preciezere effectinstellingen
Elk effect bestaat uit verschillende soorten parameters. Door
elk van die parameters apart in te stellen, kunt u met meer
precisie de gewenste klanken creëren.
fig.02-120
1. Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt
instellen.
De parameters van het geselecteerde effect verschijnen
op het scherm.
2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de parameter
te selecteren die u wilt wijzigen.
Als meer dan één parameter op het scherm verschijnt,
drukt u op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor
naar de gewenste parameter te verplaatsen.
U kunt naar de belangrijkste parameters springen door
op PARAMETER [ ] (of [ ]) te drukken terwijl u
PARAMETER [ ] (of [ ]) ingedrukt houdt. Bij
items met weinig parameters springt de GT-8 dan
meteen naar de laatste (of eerste) parameter.
3. Draai aan de VALUE-schijf om de waarde van een
parameter te wijzigen.
4. Herhaal stap 2 en 3 voor eventuele andere parameters
die u wilt wijzigen.
5. Als u ook parameters van andere effecten wilt
wijzigen, herhaalt u stap 1 tot en met 4.
6. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren.
7. Als u een klank met uw nieuwe instellingen wilt
bewaren, volg dan de procedure ‘Patches opslaan
(Patch Write)’ (p. 22).
* Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen,
volg dan de procedure ‘Patches een naam geven (Patch Name)’
(p. 21) voor u de patch opslaat.
De volgorde van de effecten
aanpassen (Effect Chain)
In dit deel leest u hoe u de volgorde wijzigt waarin de
effecten worden toegepast.
fig.02-130
1. Druk op [FX CHAIN].
Het ‘Effect Chain’-scherm verschijnt.
fig.02-140d
* Effecten die in kleine letters verschijnen, zijn uitgeschakeld.
2. Gebruik de VALUE-schijf of PARAMETER [ ]
[ ] om de cursor te verplaatsen naar het punt waar u
een effect wilt toevoegen.
3. Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt
toevoegen.
Het gekozen effect wordt op de plaats van de cursor
toegevoegd.
* Gebruik [MASTER] om de ruisonderdrukking in te stellen,
ASSIGN [CTL/EXP] om het voetvolume te regelen en
[OUTPUT SELECT] om de ‘Digital Out’-waarde te
selecteren.
4. Als u nog meer wijzigingen in de volgorde wilt
aanbrengen, herhaalt u stap 2 en 3.
* Zelfs tijdens het aanpassen van de volgorde kunt u kunt
effecten in- en uitschakelen. Terwijl links en rechts van de
cursor effecten verschijnen, drukt u op de aan/uit-toets van het
gewenste effect om het in of uit te schakelen.
5. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren.
6. Als u de volgorde wilt bewaren, volg dan de instructies
in ‘Patches opslaan (Patch Write)’ (p. 22).
* Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen,
volg dan de procedure ‘Patches een naam geven (Patch Name)’
(p. 21) voor u de patch opslaat.
6 2
1
3
1 2
3
2
5