Operation Manual

31
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters
Hoofdstuk
4
*1 Beschikbaar als Type is ingesteld op ‘Dual Series’, ‘Dual
Parallel’ of ‘Dual L/R’.
*2 Beschikbaar als Type is ingesteld op ‘Warp’.
*3 Beschikbaar als Type is ingesteld op ‘Modulate’.
Als u meermaals op [TAP] drukt, dan bepaalt het
interval waarmee u op de toets drukt de waarde van de
delaytijd.
* Als Type is ingesteld op ‘Dual Series’ of ‘Dual Parallel’, dan
wordt de delaytijd voor Dly2 aangepast. Als ‘Dual L/R’ is
ingesteld, dan worden beide delaytijden gewijzigd.
U kunt de Master BPM wijzigen door de delaytijd (Dly2)
op BPM in te stellen en meermaals op [TAP] te drukken.
De HOLD-functie (Hold Delay)
1. Druk op de aan/uit-toets van de Delay en druk dan op
PARAMETER [ ] [ ] zodat ‘Type’ op het
scherm verschijnt.
2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer ‘Hold’.
Het nummerpedaal dat met het huidige patchnummer
overeenstemt, fungeert automatisch als ‘Hold Delay’-
pedaal.
Als u het toestel in handmatige modus gebruikt (p. 78),
fungeert het nummerpedaal waaraan de delay is
toegewezen als ‘Hold Delay’-pedaal. (Pedaal nummer 3
is de standaardinstelling.)
* Als u Hold inschakelt, kunt u gedurende 2,8 seconden geen
andere handelingen uitvoeren, tot het toestel klaar is om een
opname te starten. Wacht minstens 2,8 seconden voor u een
volgende stap uitvoert.
3. Druk het pedaal in dat in stap 2 werd beschreven.
De opname start zodra u het pedaal indrukt.
Het indicatielampje van het pedaal knippert tijdens de
opname.
4. Druk nogmaals op het nummerpedaal om de opname
te beëindigen.
De weergave van het opgenomen fragment begint
meteen (het indicatielampje blijft branden).
* De maximale opnametijd is 2,8 seconden. Zodra de opnametijd
2,8 seconden bereikt, stopt de opname automatisch, en het
opgenomen fragment wordt afgespeeld.
* Bij extreem korte opnametijden kan een oscillerend geluid
hoorbaar zijn.
5. Als u meerdere lagen wilt opnemen, herhaalt u stap 3
en 4.
* De opname wordt gewist als u een ander Type of een andere
patch selecteert of als u het toestel uitschakelt.
6. Regel het volume.
Regel het volume voor de weergave met de LEVEL-
knop.
7. Als het toestel weer in ‘recording standby’-modus staat,
houdt u het nummerpedaal even lang ingedrukt als de
duur van de opname.
Het toestel keert terug naar ‘recording standby’ en het
indicatielampje van het pedaal knippert met een bepaald
interval.
* Als de weergave stopt, wordt het opgenomen fragment gewist.
* Om opnieuw een opname te maken wacht u 2,8 seconden en
daarna voert u stap 3 uit.
* Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens
Master BPM (p. 51) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u
effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde
tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier
maal het tijdsduur van de BPM).
Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om
het ‘Master BPM’-scherm weer te geven.
Delay2 Feedback *1
0–100 Regelt de hoeveelheid feedback van Delay2.
Delay2 Filter (Delay 2 high-cutfilter) *1
700 Hz–11.0 kHz, Flat
Dit bepaalt de frequentie waar het high-cut-
filter van Delay2 in werking treedt.
Als u ‘Flat’ instelt, staat het high-cutfilter uit of heeft het geen effect.
Delay2 Level *1
0–120 Regelt het volume van Delay2.
Warp SW *2
Off, On Schakelt de Warp in en uit.
Deze parameter is aan het CTL-pedaal toegewezen.
Warp Rise Time *2
0–100
Bepaalt hoe snel het warp-delaygeluid
stijgt.
Warp Feedback Depth *2
0–100
Regelt het feedbackniveau van het warp-de-
laygeluid.
Warp E.Level Depth *2
0–100
Regelt het volume van het warp-delayge-
luid.
Mod. Rate (Modulation Rate) *3
0–100
Regelt de modulatiesnelheid van het delay-
geluid.
Mod. Depth (Modulation Depth) *3
0–100
Regelt de modulatiediepte van het delayge-
luid.
Effect Level
0–120 Regelt het volume van het delaygeluid.
Direct Level
0–100 Regelt het volume van het directe geluid.
Parameter/
Bereik
Verklaring