Operation Manual

32
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters
U kunt onmiddellijk naar ‘recording standby’-modus
terugkeren door het CTL-pedaal of een externe
voetschakelaar te gebruiken.
Als u het CTL-pedaal of een externe voetschakelaar gebruikt,
zet u de volgende instellingen op ‘Hold delay Stop’.
‘De werking van het CTL-pedaal instellen’ (p. 54)
‘De werking van de EXP-voetschakelaar instellen’ (p. 54)
‘De werking van de externe voetschakelaars instellen
(‘Sub CTL 1,2’-functie)’ (p. 55)
‘De werking van het CTL-pedaal, EXP-pedaal en de EXP-
voetschakelaar instellen (Assign CTL/EXP)’ (p. 56)
‘De externe bedieningsorganen instellen (Assign
Variable)’ (p. 57)
CHORUS
Dit effect voegt een lichtjes ontstemd geluid aan het originele
geluid toe, wat een diepere en bredere klank geeft.
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
Off, On Schakelt het CHORUS-effect in of uit.
Mode
Mono, Stereo1, Stereo2 Selecteert het type chorus.
Mono
Dit choruseffect geeft hetzelfde geluid via het L- en R-kanaal.
Stereo1
Dit is een stereo-choruseffect dat verschillende chorusgeluiden naar
L en R stuurt.
Stereo2
Dit is een stereo-choruseffect dat ontstaat door de ruimtelijke ken-
merken van het directe geluid en het effectgeluid te synthetiseren.
Rate
0–100,
BPM –BPM
Regelt de snelheid van het choruseffect.
* Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens
Master BPM (p. 51) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u
effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde
snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft
of een vierde van de BPM).
Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om
het ‘Master BPM’-scherm weer te geven.
Depth
0–100 Regelt de diepte van het choruseffect.
Voor een doubling-effect, stelt u de waarde in op ‘0’.
Pre Delay
0.0 msec–40.0 msec
Regelt de tijd die nodig is om het effectge-
luid naar de uitgang te sturen nadat het di-
recte geluid naar de uitgang is gestuurd.
Als u een langere predelaytijd instelt, kunt u een effect bekomen
waarbij schijnbaar meer dan één geluid gelijktijdig wordt gespeeld
(doublingeffect).
Low Cut (low-cutfilter)
Flat, 55 Hz–800 Hz
Dit bepaalt de frequentie waar de low-cutfil-
ter in werking treedt.
Zo kunt u de lage tonen onder de ingestelde frequentie afsnijden,
wat heldere, duidelijke lage tonen geeft en wat de hoge tonen van het
effect accentueert. Als u ‘Flat’ selecteert, heeft het low-cutfilter geen
effect.
High Cut (high-cutfilter)
700 Hz–11.0 kHz, Flat
Dit bepaalt de frequentie waar het high-cut-
filter in werking treedt.
U krijgt een zacht effectgeluid door de hoge tonen boven de ingestel-
de frequentie af te snijden. Als u ‘Flat’ selecteert, heeft het high-cut-
filter geen effect.
Effect Level
0–100 Regelt het volume van het effectgeluid.