Operation Manual

38
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters
FL (Flanger)
De flanger geeft een draaiend, straaljagerachtig karakter aan
het geluid.
PAN
Als het volume aan de linker- en rechterkant afwisselend
wijzigt, dan krijgt u bij stereoweergave een effect waarbij het
gitaargeluid heen en weer tussen de luidsprekers lijkt te
gaan.
VB (Vibrato)
Dit effect geeft een vibrato door de toonhoogte licht te
moduleren.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
0–100,
BPM –BPM
Regelt de snelheid van het flangereffect.
* Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens
Master BPM (p. 51) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u
effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde
snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft
of een vierde van de BPM).
Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om
het ‘Master BPM’-scherm weer te geven.
Depth
0–100 Regelt de diepte van het flangereffect.
Manual
0 –100
Regelt de centrale frequentie waarop het ef-
fect wordt toegepast.
Resonance
0–100
Regelt de hoeveelheid resonantie (feed-
back).
Een hogere waarde accentueert het effect, wat een ongewoner geluid
geeft.
Separation
0–100
Regelt de diffusie. Een hogere waarde geeft
een grotere diffusie.
Low Cut (low-cutfilter)
Flat, 55 Hz–800 Hz
Dit bepaalt de frequentie waar de low-cutfil-
ter in werking treedt.
Zo kunt u de lage tonen onder de ingestelde frequentie afsnijden,
wat heldere, duidelijke lage tonen geeft en wat de hoge tonen van het
effect accentueert. Als u ‘Flat’ selecteert, heeft het low-cutfilter geen
effect.
Effect Level
0–100 Regelt het volume van de flanger.
Direct Level
0–100 Regelt het volume van het directe geluid.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Wave Shape
0–100 Regelt de verandering van het volume.
Rate
0–100,
BPM –BPM
Regelt de frequentie (snelheid) van de ver-
andering.
* Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens
Master BPM (p. 51) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u
effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde
snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft
of een vierde van de BPM).
Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om
het ‘Master BPM’-scherm weer te geven.
Depth
0–100 Regelt de diepte van het effect.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
0–100,
BPM –BPM
Regelt de snelheid van het vibrato-effect.
* Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens
Master BPM (p. 51) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u
effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde
snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft
of een vierde van de BPM).
Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om
het ‘Master BPM’-scherm weer te geven.
Depth
0–100 Regelt de diepte van het vibrato.
Trigger
Off, On Schakelt het vibrato in of uit.
* De bedoeling is om deze parameter aan de voetschakelaar toe te wijzen
(p. 57).
Rise Time
0–100
Dit bepaalt de tijd die verstrijkt vanaf het
moment dat de trigger wordt ingeschakeld
totdat het ingestelde vibrato wordt verkre-
gen.