Operation Manual

67
Hoofdstuk
7
Hoofdstuk 7: Andere functies
Allerlei parameters regelen met
het gitaarvolume
De GT-8 beschikt over een functie waarbij u effectparameters
kunt sturen met de dynamiek van uw gitaarspel. Dat geldt
niet alleen voor de touch wah. Het geeft klankveranderingen
in real time, terwijl u de gitaar bespeelt.
Het kanaal van de voorversterker
dynamisch selecteren
De Preamp/Speaker-functie van de GT-8 biedt een ‘Dynamic
Mode’-instelling, waarbij u de twee voorversterkers met het
gitaarvolume kunt switchen.
Zo kunt u tijdens het spelen bv. met het gitaarvolume
omschakelen van een crunch- naar een leadgeluid, zonder
dat u van patch verandert of knoppen aanraakt.
* U hoort het geluid van kanaal A bij een laag gitaarvolume, en
dat van kanaal B bij een hoog volume.
fig.07-051
1. Druk op de aan/uit-toets van PREAMP/SPEAKER en
druk dan op PARAMETER [ ] [ ] zodat
‘Ch.Mode’ op het scherm verschijnt.
fig.07-052d
2. Selecteer ‘Dynamic’ met de PATCH/VALUE-schijf.
fig.07-053d
3. Druk op PARAMETER [ ] zodat ‘Dynamic Sens’
verschijnt.
fig.07-0531d
4. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te
selecteren.
Als tijdens het spelen het gitaarvolume verandert,
reageert Dynamic Sens op het volume en worden de
voorversterkers geswitcht.
5. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren.
Bepaalde effectparameters wijzigen met
het gitaarvolume (Assign Source)
‘Assign Variable’ biedt een functie waarbij effectparameters
met het gitaarvolume gestuurd kunnen worden, net zoals u
parameters met een zwelpedaal of ander bedieningsorgaan
kunt wijzigen.
U kunt deze functie gebruiken om meer distortion te
bekomen naarmate het gitaarvolume toeneemt, om een
dieper choruseffect te verkrijgen als u een lange noot zachtjes
speelt, of om allerlei andere effecten te produceren.
fig.07-054
1. Volg de procedure die op p. 57 beschreven wordt om de
parameter te selecteren die u wilt gebruiken (Assign
Target) en om het bereik van de wijziging te bepalen
(Target Min/Max).
2. Druk op ASSIGN [VARIABLE] en daarna op
PARAMETER [ ] [ ] om een keuze uit Assign
1–8 te maken.
fig.07-055d
3. Druk nogmaals op ASSIGN [VARIABLE] om de
Assign Variable in te schakelen.
4. Druk op PARAMETER [ ] [ ] zodat ‘Source’ op
het scherm verschijnt.
fig.07-056d
2,4 31
1 5
5,72,4,6
2,38