Operation Manual

1-96
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
DE PRINTERDRIVER CONFIGUREREN VOOR DE OPTIES DIE ZIJN
GEÏNSTALLEERD OP DE MACHINE
Nadat u de printerdriver hebt geïnstalleerd, moet u de printerdriverinstellingen configureren voor de opties die zijn
geïnstalleerd en het formaat en soort papier dat in de machine is geladen. Volg de onderstaande stappen om de
printerdriver te configureren.
X Wanneer de PCL-printerdriver of PS-printerdriver is geïnstalleerd
Zie "Wanneer de PPD-driver is geïnstalleerd" (pagina 1-98) als de PPD-driver is geïnstalleerd.
1
Klik op de knop [Start] ( ) gevolgd door [Configuratiescherm] en [Printer].
Klik in Windows XP/Server 2003 op de [Start]-knop en klik dan op [Printers en faxapparaten].
Klik in Windows 2000 op de knop [Start], selecteer [Instellingen] en klik vervolgens op [Printers].
Als in Windows XP in het menu [start] de optie [Printers en faxapparaten] niet wordt weergegeven, klik dan op de knop
[start] gevolgd door [Configuratiescherm] en [Printers en andere hardware] en klik vervolgens op [Printers en
faxapparaten].
2
Open het instelvenster voor het apparaat.
(1) Klik met de rechtermuisknop op de printerdriver van de machine.
(2) Selecteer [Eigenschappen].
3
Klik op het tabblad [Configuratie].
4
Klik op de knop [Automatische
configuratie].
De instellingen worden automatisch geconfigureerd op basis
van de gedetecteerde machinestatus.
Als de machine wordt gebruikt in een IPv6-netwerk, moet u de opties handmatig configureren. Dit wordt uitgelegd in
"Als de automatische configuratie mislukt" (pagina 1-97).