Operation Manual

1-97
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
5
Configureer de afbeelding van de
machine.
Op basis van de geïnstalleerde opties wordt in het
configuratievenster van de printerdriver een image van de
machine samengesteld.
(1) Selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op
de machine.
(2) Klik op de toets [OK].
Klik op de knop [Annuleren] om het instellen te annuleren.
6
Klik op de knop [OK] in het venster met printereigenschappen.
Als de automatische configuratie mislukt
U kunt nagaan welke opties zijn geïnstalleerd en hoe de laden zijn ingesteld door de "Lijst Alle Gebruikersinstellingen" af
te drukken in de systeeminstellingen van de machine. ("InvoerPapiercassette" moet zijn ingesteld op het aantal laden van
de machine.) Volg onderstaande stappen om de "Lijst Alle Gebruikersinstellingen" af te drukken. Druk op de toets
[SYSTEEMINSTELLINGEN], druk op de toets [Lijst afdrukken (gebruiker)] en vervolgens op de toets [Afdrukken] van [Lijst
Alle Gebruikersinstellingen].
Klik op de toets [Ladestatus instellen], de knop [Naam papiertype] en de knop [Tandemafdruk instellen]* om alle
instellingen controleren.
Ladestatus instellen: De "Lade-Instellingen" in "Papierlade-Instellingen" in de systeeminstellingen van de machine komen
tot uiting in de hier weergegeven instellingen. Stel het soort en het formaat in van het papier in elke
lade.
Naam papiertype: De instellingen "Papiersoortregistratie" in "Papierlade-Instellingen" in de systeeminstellingen van de
machine komen tot uiting in de hier weergegeven instellingen. Als een type gebruikersnaam (1 tot 7)
is gewijzigd, geef de gewijzigde naam dan hier op.
(1) (2)