Operation Manual

1-98
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
X Wanneer de PPD-driver is geïnstalleerd
1
Klik op de knop [Start] ( ) gevolgd door [Configuratiescherm] en [Printer].
Klik in Windows XP/Server 2003 op de [Start]-knop en klik dan op [Printers en faxapparaten].
Klik in Windows 2000 op de knop [Start], selecteer [Instellingen] en klik vervolgens op [Printers].
Als in Windows XP in het menu [start] de optie [Printers en faxapparaten] niet wordt weergegeven, klik dan op de knop
[start] gevolgd door [Configuratiescherm] en [Printers en andere hardware] en klik vervolgens op [Printers en
faxapparaten].
2
Open het instelvenster voor het apparaat.
(1) Klik met de rechtermuisknop op de printerdriver van de machine.
(2) Selecteer [Eigenschappen].
3
Configureer de printerdriver voor de opties die zijn geïnstalleerd op de machine.
(1) Klik op het tabblad [Apparaatinstellingen].
(2) Configureer elk item op basis van de configuratie van de machine.
De items en procedures voor het configureren van de items variëren mogelijk naargelang de versie van het
besturingssysteem.
(3) Klik op de toets [OK].
U kunt nagaan welke opties zijn geïnstalleerd op de machine door de "Lijst Alle Gebruikersinstellingen" af te drukken
in de systeeminstellingen. ("InvoerPapiercassette" moet zijn ingesteld op het aantal laden van de machine.) Volg
onderstaande stappen om de "Lijst Alle Gebruikersinstellingen" af te drukken. Druk op de toets
[SYSTEEMINSTELLINGEN], druk op de toets [Lijst afdrukken (gebruiker)] en vervolgens op de toets [Afdrukken] van
[Lijst Alle Gebruikersinstellingen].