Operation Manual

1-110
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Hiermee is de configuratie van de printerdriver voltooid.
15
Printerinformatie weergeven.
(1) Klik op de naam van de machine.
Als u Mac OS X 10.5 - 10.5.8 of 10.6 - 10.6.2 gebruikt,
klikt u op de knop [Opties en toebehoren] gevolgd door
het tabblad [Besturingsbestand]. Ga daarna naar stap 16.
(2) Klik op [Toon info].
Als u Mac OS X 10.2.8 gebruikt, selecteer dan [Toon info]
in het menu [Printers].
16
Selecteer de configuratie van de machine.
Als u bij (3) van stap 14 [Automatische selectie] hebt geselecteerd, wordt de configuratie van de machine herkend en
automatisch geconfigureerd. Controleer of de geconfigureerde instellingen juist zijn.
(1) Selecteer [Uitbreidingsmogelijkheden].
Als u Mac OS X 10.5 - 10.5.8 of 10.6 - 10.6.2 gebruikt, wordt dit niet weergegeven.
(2) Selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de machine.
(3) Klik op de knop [Pas wijzigingen toe].
Als u Mac OS X 10.5 - 10.5.8 of 10.6 - 10.6.2 gebruikt, klikt u op de knop [OK].
(4) Klik om het venster te sluiten.
U kunt nagaan welke opties zijn geïnstalleerd op de machine door de "Lijst Alle Gebruikersinstellingen" af te drukken
in de systeeminstellingen. ("InvoerPapiercassette" moet zijn ingesteld op het aantal laden van de machine.) De lijst
"Lijst Alle Gebruikersinstellingen" kan worden afgedrukt via [Lijst afdrukken (gebruiker)] in de systeeminstellingen.
(1)
(2)
SCxxxxxx
SHARP MX-xxxx PPD