Operation Manual

1-111
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
X Afdrukken met de IPP-functie
De machine kan afdrukken met de IPP-functie. Als de machine zich op een externe locatie bevindt, kunt u met deze
functie afdrukken in plaats van met de faxfunctie. Zo verkrijgt u een afdruk van hogere kwaliteit dan een fax. Als u de
IPP-functie wilt gebruiken, volgt u deze stappen om het PPD-bestand te selecteren voor configuratie van de printerdriver
(stap 14 op pagina 1-108).
Versie 10.4.11, 10.5 - 10.5.8, 10.6 - 10.6.2
(1) Klik op het pictogram [IP-printer].
Als u Mac OS X 10.5 - 10.5.8 of 10.6 - 10.6.2 gebruikt,
klikt u op het pictogram [IP].
(2) Selecteer [Internet Printing Protocol] in
"Protocol". Voer het adres van de machine
(IP-adres of domeinnaam) en de naam van
de wachtrij in.
Voer "ipp" in bij "Wachtrij".
(3) Selecteer [Sharp] in "Druk af via" en klik op
het PPD-bestand van uw model.
Als u Mac OS X 10.5 - 10.5.8 of 10.6 - 10.6.2 gebruikt,
selecteert u [Selecteer besturingsbestand] (of [Selecteer
printersoftware]) bij "Druk af via" en klik op het
PPD-bestand van uw model.
(4) Klik op de knop [Voeg toe].
Het venster "Uitbreidingsmogelijkheden" wordt
weergegeven. Controleer of de geconfigureerde
instellingen juist zijn.
Starthandleiding "Het IP-adres van de machine
controleren"
Versie 10.2.8, 10.3.9
(1) Selecteer [IP-afdrukken].
(2) Selecteer [Internet Printing Protocol] bij
"Printertype". Voer het adres van de
machine (IP-adres of domeinnaam) en de
naam van de wachtrij in.
Als u Mac OS X 10.2.8 gebruikt, voert u het adres van
de machine (IP-adres of domeinnaam) in bij
"Printeradres".
Voer "ipp" in bij "Naam wachtrij".
(3) Selecteer [Sharp] in "Printermodel" en klik
op het PPD-bestand van uw model.
(4) Klik op de knop [Voeg toe].
Starthandleiding "Het IP-adres van de machine
controleren"
(1)
(2)
(4)
(3)
(1)
(2)
(4)
(3)