Operation Manual

7-77
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Netwerkinstellingen
De netwerkinstellingen worden hieronder beschreven. Druk op de toets [Netwerkinstellingen] om de instellingen te
configureren.
IPv4-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine
in te stellen wanneer u de machine gebruikt in een
TCP/IP (IPv4)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IP-adres
Voer het IP-adres van de machine in.
IP-subnetmasker
Voer het IP-subnetmasker in.
IP-gateway
Voer het IP-gateway adres in.
DHCP
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te
verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host
Configuration Protocol). Wanneer deze instelling is
ingeschakeld is het niet nodig om het IP-adres
handmatig in te voeren.
IPv6-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine
in te stellen wanneer u de machine gebruikt in een
TCP/IP (IPv6)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IPv6-protocol inschakelen
Schakel deze instelling in.
DHCPv6
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te
verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host
Configuration Protocol). Wanneer deze instelling is
ingeschakeld is het niet nodig om het IP-adres
handmatig in te voeren.
Handmatig adres
Voer het IP-adres van de machine in.
Lengte van prefix
Voer de lengte van het kengetal in (0 tot 128).
Standaard gateway
Voer het IP-gateway adres in.
TCP/IP inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een TCP/IP-netwerk.
NetWare inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een NetWare -netwerk.
EtherTalk inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een EtherTalk -netwerk.
NetBEUI inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een NetBEUI-netwerk.
NIC terugstellen
Hiermee zet u alle "Netwerkinstellingen" terug naar de
oorspronkelijke instelling.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in nadat de machine opnieuw is gestart. Zie voor het opnieuw starten van de
machine: "DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-15) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Zorg ervoor dat u de functie "TCP/IP inschakelen"
hieronder inschakelt als de machine wordt
gebruikt in een TCP/IP-netwerk.
Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het
toegeweze. Als het IP-adres verandert, geef de
instelling van de printerpoort dan nogmaals op en
druk af.
Zorg ervoor dat u de functie "TCP/IP inschakelen"
hieronder inschakelt als de machine wordt
gebruikt in een TCP/IP-netwerk.
Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het
toegeweze. Als het IP-adres verandert, geef de
instelling van de printerpoort dan nogmaals op en
druk af.
In een IPv6-omgeving kan het apparaat met het
LPDof IPP-protocol werken.