Operation Manual

121121
W
at betreft de
,
˜
,
Î
,
¨
,
°
,
·
,
s
-
toetsen, u kunt de overeenkomstige toetsen op het scherm
gebruiken om dezelfde handelingen uit te voeren:
˜
Î
¨
°
·
s
Voor meer informatie over het gebruik van deze toetsen, raadpleegt u “Basisinstructies” in Hoofdstuk 12
“Programmeren”.
Alfanumerieke tekens programmeren
Dit onderdeel verklaart hoe u alfanumerieke tekens kunt programmeren zoals “DESCRIPTION”, “NAME” en “TEXT.”
n Tekentoetsen op het toetsenbord gebruiken
Alfanumerieke tekens invoeren
Om een teken in te voeren, drukt u gewoon op een overeenkomstige tekentoets op het toetsenbordvel.
Om een cijfer in te voeren, drukt u gewoon op de overeenkomstige cijfertoets.
Grote tekens invoeren
: Met deze toets kunt u schakelen tussen de modus voor dubbele tekengrootte en normale
tekengrootte. De normale modus is de modus met normale tekens. Wanneer de modus voor
dubbele tekengrootte actief is, verschijnt de letter “W” onderaan het display.
Hoofdletters invoeren
ß
:
U kunt hoofdletters invoeren door middel van deze toets. Druk op deze toets vooraleer u een hoofdletter wilt
invoeren. U moet deze toets indrukken elke weer wanneer u een hoofdletter wilt ingeven.
Tekst wijzigen
U kunt de tekst wijzigen die u hebt ingevoerd door tekens te wissen en/of in te voeren.
Om een tekstwijzigingsmodus te selecteren
I
: Schakelt tussen de invoermodus ( “_” ) en de overschrijfmodus ( “n” ).
Om de cursor te verplaatsen.
of
: Verplaatst de cursor.
Om een teken of getal te wissen
D
: Wist een teken of getal op de positie van de cursor.
B
: Verplaatst de cursor naar links om een teken of getal links van de cursor te wissen.
Tekst kopiëren/plakken
Kopiëren (naar de buffer) : Verplaats de cursor naar de tekstlijn die moet worden gekopieerd en druk op
de
x
-toets.
Plakken (uit de buffer)
:
Verplaats de cursor naar de tekstlijn waar moet worden geplakt en druk op de
-toets.