Operation Manual

-25
Aansluitingen
Aansluiten op videoapparatuur
De beeldkwaliteit gaat in opgaande lijn te beginnen van het componentsignaal, het RGB-signaal, het S-
videosignaal en het videosignaal. Gebruik voor videoverbinding de COMPUTER/COMPONENT-aansluiting 1
of 2 van de projector als uw audiovisuele apparatuur beschikt over een component- of RGB-uitgangsaansluiting.
Bij aansluiting van videoapparatuur met behulp van een DVI-uitgangsaansluiting
Opmerking
Selecteer het ingangssignaaltype van de videoapparatuur. Zie bladzijde 45.
Bij aansluiting van videoapparatuur met behulp van de componentvideo-uitgangsaansluiting
(Aansluiting op COMPUTER/COMPONENT 1 of 2: Onderstaande afbeelding duidt op het eerste geval.)
Opmerking
Gebruik een in de handel verkrijgbare kabel die past op de te gebruiken projectoraansluiting wanneer u
video-apparatuur met een 21-pins RGB-uitgang (Euro-scart) op de projector aansluit.
Naar audio-uitgangsaansluiting
ø3,5 mm ministekker
naar RCA-audiokabel
(in de handel verkrijgbaar)
3 RCA (Component) naar
15-pins D-sub kabel
(optioneel: AN-C3CP2)
Naar componentvideo-uitgangsaansluiting
Naar COMPUTER/COMPONENT 1-
ingangsaansluiting
Naar AUDIO-
ingangsaansluiting
Videoapparatuur
DVI Digital-kabel
(in de handel verkrijgbaar)
Naar audio-
uitgangsaansluitingen
ø3,5 mm stereo-ministekker naar RCA-audiokabel
(in de handel verkrijgbaar)
Naar DVI-uitgangsaansluiting
Videoapparatuur
Naar DVI-D-
ingangs-
aansluiting
Naar AUDIO-ingangsaansluiting
(voor COMPUTER/COMPONENT 2, DVI-D)