Operation Manual

Veiligheid
Passieve veiligheid
Algemene aanwijzingen
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Vóór elke rit
8
Rijveiligheid 8
In deze paragraaf vindt u belangrijke informatie, tips en aanwijzingen met be-
trekking tot het thema passieve veiligheid.
We hebben hier alles samengevat wat u bijvoorbeeld over veiligheidsgordels,
airbags, de veiligheid van kinderen enz. moet weten.
Meer informatie met betrekking tot de veiligheid die uw en uw passagiers aan-
gaan, vindt u in de volgende hoofdstukken in dit instructieboekje.
De complete documentatie moet daarom altijd in de wagen aanwezig zijn. Dit
is vooral belangrijk als u de wagen verhuurt of verkoopt.
Vóór elke rit
Voor uw eigen veiligheid en voor de veiligheid van uw passagiers moet voor
elke rit op de onderstaande punten worden gelet.
Controleren of de verlichting en de knipperlichten correct functioneren.
Ervoor zorgen dat de ruitenwissers goed werken en de toestand van de rui-
tenwisserbladen goed is.
Ervoor zorgen dat alle ruiten een helder en goed zicht naar buiten bieden.
De spiegels zo instellen dat het zicht naar achteren is gewaarborgd.
Ervoor zorgen dat de spiegels niet afgedekt zijn.
De bandenspanning controleren.
Motorolie-, remvloeistof- en koelvloeistofpeil controleren.
Aanwezige bagage goed bevestigen.
De toegestane asbelastingen en het maximaal toegestaan gewicht van de
wagen niet overschrijden.
Alle portieren, de motorkap en de achterklep sluiten.
Controleren of er geen voorwerpen zijn die de bediening van de pedalen kun-
nen beïnvloeden.
Kinderen beschermen met een geschikt kinderzitje en een op een juiste wij-
ze omgegespte veiligheidsgordel » pagina 21, Veilig vervoer van kinderen.
De juiste zithouding innemen » pagina 8, Juiste en veilige zithouding. Uw
passagiers erop wijzen de juiste zithouding in te nemen.
Rijveiligheid
Als bestuurder draagt u de verantwoordelijkheid voor uzelf alsmede voor de
passagiers en in het bijzonder voor de meegevoerde kinderen. Als uw rijveilig-
heid wordt beïnvloed, brengt u niet alleen uzelf, maar ook andere verkeers-
deelnemers in gevaar.
Daarom op de volgende aanwijzingen letten.
Laat u niet van het verkeer afleiden (door bijvoorbeeld passagiers, telefoon-
gesprekken enz.).
Niet rijden als uw rijvaardigheid is verminderd (bijvoorbeeld door medicijnen,
alcohol of verdovende middelen).
De verkeersregels en de aangegeven snelheid aanhouden.
Uw rijsnelheid steeds aan de toestand van de weg en de verkeers- en weers-
omstandigheden aanpassen.
Op lange ritten regelmatig pauzeren (ten minste eens in de twee uur).
Voor de bijrijder gelden de volgende aanwijzingen die, indien ze niet worden
opgevolgd, tot zwaar of dodelijk letsel kunnen leiden.
Niet tegen het dashboard leunen.
De voeten niet op het dashboard leggen.
Voor alle inzittenden gelden de volgende aanwijzingen die, indien ze niet wor-
den opgevolgd, tot zwaar of dodelijk letsel kunnen leiden.
Niet alleen op het voorste deel van de zitting gaan zitten.
Niet dwars op de stoel gaan zitten.
Niet uit de ruiten leunen.
Geen ledematen uit het raam steken.
De voeten niet op de zitting leggen.
Juiste en veilige zithouding
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Juiste zithouding van de bestuurder 9
Stand van het stuurwiel instellen
10
8
Veiligheid