Operation Manual

Juiste zithouding van de bijrijder 10
Juiste zithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin 11
ATTENTIE
De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de li-
chaamslengte worden ingesteld en de veiligheidsgordels moeten altijd
goed omgegespt zijn, zodat de inzittenden zo optimaal mogelijk worden
beschermd.
Iedere inzittende in de wagen moet de bij die zitplaats horende veilig-
heidsgordel juist omgespen en dragen. Kinderen moeten met een geschikt
veiligheidssysteem worden vastgezet » pagina 21, Veilig vervoer van kin-
deren.
Door een verkeerde zithouding stelt de inzittende zich bloot aan levens-
gevaarlijke verwondingen.
Tijdens het rijden mag de leuning niet te schuin naar achteren staan, om-
dat anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve
zin worden beïnvloed - gevaar voor verwondingen!
Juiste zithouding van de bestuurder
Afbeelding 2 Juiste zithouding van de bestuurder / juiste stand van han-
den aan het stuurwiel
Lees en bekijk eerst op bladzijde 9.
Met het oog op uw eigen veiligheid en om het gevaar voor verwondingen bij
een ongeval te verminderen, moeten de volgende aanwijzingen in acht wor-
den genomen.
De bestuurdersstoel in lengterichting zo instellen dat u de pedalen met
licht gebogen benen volledig kunt intrappen.
Bij wagens met bestuurdersknie-airbag de bestuurdersstoel in lengterich-
ting zo instellen dat de afstand
B
» Afbeelding 2 van de benen tot het
dashboard op kniehoogte ten minste 10 cm bedraagt.
De leuning zodanig verstellen, dat u het stuurwiel op het bovenste punt
met licht gebogen armen kunt vastpakken.
Het stuurwiel zo instellen dat de afstand
A
tussen stuurwiel en borstkas
ten minste 25 cm bedraagt » Afbeelding 2.
De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zo-
veel mogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd
C
» Af-
beelding 2 (geldt niet voor stoelen met geïntegreerde hoofdsteunen).
De veiligheidsgordel juist omgespen » pagina 11, Veiligheidsgordels ge-
bruiken.
ATTENTIE
Vóór elke rit de juiste zithouding innemen en deze houding ook tijdens de
rit niet wijzigen. Ook de passagiers erop wijzen de juiste zithouding in te
nemen en deze houding ook tijdens de rit niet te wijzigen.
Een afstand tot het stuurwiel van minimaal 25 cm en een afstand van de
benen tot het dashboard op kniehoogte van ten minste 10 cm aanhouden.
Als de minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u
niet beschermen - levensgevaar!
Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan de
buitenzijde van het stuur op "kwart" over "negen" » Afbeelding 2. Nooit het
stuurwiel op "12 uur", of in een andere stand (bijvoorbeeld in het midden,
aan de binnenzijde van het stuurwiel enz.), vasthouden. Bij activering van
de bestuurdersvoorairbag zou zwaar letsel aan uw armen, handen en hoofd
kunnen worden toegebracht.
Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden om-
dat deze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen ko-
men. U zou dan niet in staat zijn om het koppelingspedaal in te trappen, te
remmen of gas te geven.
9
Passieve veiligheid