Operation Manual

Functies van de afzonderlijke bedieningselementen » Afbeelding 137
Temperatuur voor de linkerzijde (resp. voor beide zijden) instellen
1)
Temperatuur verlagen
Temperatuur verhogen
Interieurtemperatuursensor
Aanjagertoerental instellen (de instelling wordt door het aantal brandende
controlelampjes in de draaiknop weergegeven)
Linksom draaien: toerental verlagen tot het uitschakelen van de Clima-
tronic
Rechtsom draaien: toerental verhogen
Temperatuur voor de rechterzijde (resp. voor beide zijden) instellen
2)
Temperatuur verlagen
Temperatuur verhogen
Weergave van de ingestelde temperatuur voor de linkerzijde
Weergave van de ingestelde temperatuur voor de rechterzijde
Afhankelijk van de uitrusting:
Interieurvoorverwarming en - ventilatie in-/uitschakelen » pagina 122

Climatronic uitschakelen »
Stoelverwarming van de linker voorstoel bedienen » pagina 89
Luchtstroom naar de ruiten
Luchtstroom naar het bovenlichaam
Luchtstroom naar de voetenruimte
Circulatiefunctie in-/uitschakelen » pagina 120
Stoelverwarming van de rechter voorstoel bedienen » pagina 89
Intensief ontdooien resp. ontwasemen van de voorruit in-/uitschakelen
Achterruitverwarming in-/uitschakelen » pagina 80
Voorruitverwarming in-/uitschakelen » pagina 80
Climatronic in het infotainment instellen » Instructieboekje infotainment
Temperatuur in complete interieur met de temperatuurinstelling voor de
bestuurderszijde synchroniseren
Automatische regeling inschakelen » pagina 119
Koelfunctie in-/uitschakelen
A
B
C
D
E
F
G




Temperatuur instellen
De temperatuur kan op het Climatronic-bedieningspaneel of in het infotain-
ment worden ingesteld » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk Instelling
van de verwarming en het koelsysteem.
De temperatuur kan tussen +16 °C en +29,5 °C worden ingesteld. In dit gebied
wordt de temperatuur automatisch geregeld.
Brandt in de temperatuurweergave

, dan werkt de Climatronic met maxi-
mumkoelvermogen (temperatuurinstelling onder +16 °C).
Brandt in de temperatuurweergave

, dan werkt de Climatronic met maximum-
verwarmingsvermogen (temperatuurinstelling boven +29,5 °C).
In de beide eindstanden volgt er geen automatische temperatuurregeling.
ATTENTIE
De Climatronic niet langer uitschakelen dan noodzakelijk.
De Climatronic direct inschakelen, zodra de ruiten beslaan.
VOORZICHTIG
De interieurtemperatuursensor
B
» Afbeelding 137 niet afdekken, omdat an-
ders de werking van de Climatronic ongunstig wordt beïnvloed.
Let op
Tijdens het werken van de Climatronic kan onder omstandigheden het stati-
onair toerental hoger worden, om een voldoende warmtecomfort te garande-
ren.
Bij het inschakelen van
wordt de luchtstroom naar de ruiten
inge-
schakeld. De luchtstroom naar de ruiten blijft ook na het uitschakelen van
ingeschakeld.
Bij langer indrukken van de toets

wordt

automatisch ingeschakeld.
Climatronic - automatische regeling
Lees en bekijk eerst
en op bladzijde 117.
De automatische regeling dient ertoe de temperatuur constant te houden en
de ruiten in het interieur te ontvochtigen.
1)
Geldt voor wagens met links stuur.
2)
Geldt voor wagens met rechts stuur.
119
Verwarming en ventilatie