Operation Manual

Werkingsvoorwaarden van extra verwarming (interieurvoorverwarming en -
ventilatie)
De ladingstoestand van de accu is voldoende.
De brandstofvoorraad is voldoende (in het instrumentenpaneel brandt het
controlelampje
niet).
Interieurvoorverwarming
De extra verwarming kan zowel bij stilstand, bij afgezette motor voor voorver-
warming van het interieur als tijdens het rijden (bijvoorbeeld tijdens de op-
warmfase van de motor) worden gebruikt.
De extra verwarming verwarmt de koelvloeistof door het verbranden van
brandstof uit de brandstoftank van de wagen. Deze verwarmt de lucht, die in
het interieur stroomt (als de aanjager is ingeschakeld).
De extra verwarming verwarmt ook de motor voor.
Interieurvoorventilatie
De interieurvoorventilatie dient om bij afgezette motor frisse lucht naar het in-
terieur te voeren, waardoor de temperatuur in het interieur effectief wordt
verlaagd (bijvoorbeeld als de wagen in de zon staat geparkeerd).
ATTENTIE
De extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) (hierna ge-
woon interieurvoorverwarming) mag nooit in gesloten ruimtes (bijvoor-
beeld garages) worden gebruikt - vergiftigingsgevaar!
De extra verwarming mag tijdens het tanken niet werken - brandgevaar.
De uitlaatpijp van de extra verwarming bevindt zich aan de onderzijde van
de wagen. Bij gebruik van de interieurvoorverwarming de wagen niet op
plaatsen parkeren waar de uitlaatgassen met licht ontvlambare materialen,
bijvoorbeeld droog gras, struikgewas, bladeren, gemorste brandstof en der-
gelijke, in contact kunnen komen - gevaar voor brand.
VOORZICHTIG
De uitlaatpijp van de extra verwarming, die zich aan de onderzijde van de
wagen bevindt, mag niet verstopt zijn en de uitlaatgasstroom mag niet ge-
blokkeerd zijn.
Als de extra verwarming werkt, wordt de accu ontladen.
De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van bijvoorbeeld ijs, sneeuw en bla-
deren zijn, zodat de extra verwarming optimaal kan functioneren.
Let op
De interieurvoorverwarming schakelt de aanjager pas in, als de koelvloeistof-
temperatuur een waarde van circa 50 °C heeft bereikt.
Bij lage buitentemperaturen kan er vanuit de motorruimte waterdampvor-
ming ontstaan. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te
maken.
Om ervoor te zorgen dat na het inschakelen van de interieurvoorverwarming
de warme lucht in het interieur kan stromen, de door u gewoonlijk ingestelde
temperatuur, ingestelde aanjagerstand zo laten staan en de luchtroosters in
de geopende stand laten staan. Het wordt aanbevolen om de luchtstroom in
de stand
of
te zetten.
Inschakelen/uitschakelen
Afbeelding 140 Toets voor rechtstreeks in- of uitschakelen van de extra
verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) op het bedienings-
paneel van de Climatronic / handmatige airconditioning
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 122.
De extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) (hierna interi-
eurvoorverwarming) kan als volgt worden in- resp. uitgeschakeld.
Inschakelen
Handmatig met de symbooltoets
op het bedieningspaneel van de Climatro-
nic of de handmatige airconditioning » Afbeelding 140.
Handmatig met de symbooltoets
op de radiografische afstandsbediening.
Via een automatisch geprogrammeerde en geactiveerde inschakeltijd in het
infotainment.
Automatisch overeenkomstig de omgevingsomstandigheden » .
122
Bediening