Operation Manual

VOORZICHTIG
Na langdurige hoge motorbelasting de motor niet direct afzetten als de wagen
stilstaat, maar nog circa 1 minuut stationair laten draaien. Daarmee wordt
warmteophoping in de afgezette motor voorkomen.
Let op
Nadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator (ook bij uitge-
schakeld contact) nog circa 10 minuten verder draaien.
Problemen met het starten van de motor
Afbeelding 144
Motor starten - knop met de
sleutel indrukken
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 127.
De sleutel in de wagen kan niet worden gecontroleerd
Als de sleutel in de wagen niet kan worden gecontroleerd, kan de motor niet
met de startknop worden gestart.
Op het display in het instrumentenpaneel wordt een van de volgende meldin-
gen weergegeven.
Sleutel niet herkend. Instructieboekje!
Sleutel niet gevonden.
GEEN SLEUTEL
Dit kan de volgende oorzaken hebben:
De batterij in de sleutel is bijna ontladen.
In de sleutel zit een storing.
Het signaal tussen het systeem en de sleutel wordt gestoord (sterk elektro-
magnetisch veld).
Proberen om de motor te starten door de knop met de sleutel in te drukken
» Afbeelding 144.
Systeemstoring
Wordt op het display in het instrumentenpaneel de volgende melding weerge-
geven, dan is er een systeemstoring.
Keyless defect.
KEYLESS DEFECT
Proberen om de motor te starten door de knop met de sleutel in te drukken
» Afbeelding 144.
VOORZICHTIG
De sleutel kan alleen worden gecontroleerd als deze zich in de wagen bevindt.
Daarom moet u altijd weten waar de sleutel zich bevindt.
Let op
Bij een startpoging moet de sleutel met de sleutelbaard naar de knop gericht
zijn » Afbeelding 144.
Als de motor na het indrukken van de knop met de sleutel niet aanslaat, dan
moet er contact worden opgenomen met een specialist.
Start-stopsysteem
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Werking
130
Systeem handmatig deactiveren/activeren
131
Meldingen
131
Het start-stopsysteem (hierna systeem) reduceert de CO
2
-uitstoot en schade-
lijke emissies en spaart brandstof.
Als het systeem herkent, dat bij het stoppen en tijdens stilstand (bijvoorbeeld
bij een verkeerslicht) geen draaiende motor nodig is, wordt de motor afgezet
en voor het wegrijden weer gestart.
De werking van het systeem is van vele factoren afhankelijk. Aan enkele ervan
moet de bestuurder voldoen, de andere zijn systeemafhankelijk en kunnen
niet worden beïnvloed en zijn niet zichtbaar.
Daarom kan het systeem in situaties, die voor de bestuurder identiek zijn,
verschillend reageren.
Het systeem wordt elke keer bij het inschakelen van het contact (ook als het
met de toets
handmatig is gedeactiveerd) automatisch geactiveerd.
129
Wegrijden en rijden