Operation Manual

Op het infotainmentbeeldscherm verschijnt een rijmodusmenu » Afbeelding
156.
Op de functietoets
Offroad
op het infotainmentbeeldscherm drukken.
Deactivering
Op symbooltoets
» Afbeelding 156 drukken.
Op het infotainmentbeeldscherm een andere modus dan de modus
Offroad
kiezen.
Om een ingreep van de OFF ROAD-modus mogelijk te maken, moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan.
De OFF ROAD-modus is geactiveerd.
De wagen rijdt met een snelheid van minder dan 30 km/h.
In het instrumentenpaneel brandt het controlelampje
.
In de OFF ROAD-modus zijn de volgende functies geïntegreerd.
Bergafdaalhulp » pagina 145.
ESC OFF ROAD » pagina 145.
ASR OFF ROAD » pagina 145.
EDS OFF ROAD » pagina 146.
ABS OFF ROAD » pagina 146.
Let op
Als de motor tijdens het rijden afslaat en binnen 30 seconden weer wordt ge-
start, wordt de OFF ROAD-modus weer automatisch geactiveerd.
Bergafdaalhulp
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 144.
De bergafdaalhulp (hierna assistent) houdt door automatische remingrepen op
alle vier de wielen een constante snelheid aan bij het voor- en achteruitrijden
op steile hellingen.
Tijdens een ingreep van het hulpsysteem knippert het controlelampje
in het
instrumentenpaneel.
Een ingreep van de assistent gebeurt automatisch onder de volgende om-
standigheden.
De motor draait.
Bij wagens met schakelbak staat de versnellingshendel in de neutrale
stand resp. is de 1e, 2e, 3e versnelling of de achteruitversnelling ingescha-
keld.
Bij wagens met automatische versnellingsbak staat de keuzehendel in de
stand R, N, D/S of in de tiptronic-stand.
De helling bedraagt ten minste 10% (bij het rijden over drempels kan de
grens kortstondig tot 8% dalen).
Zowel gas- als rempedaal worden niet ingetrapt.
Rijsnelheid
De afdaling met de juiste snelheid van max. 30 km/h beginnen, de bergafdaal-
hulp houdt deze snelheid vervolgens constant.
De afdaalhulp kan een snelheid van ongeveer 2 - 30 km/h constant houden.
Als bij wagens met schakelbak een vooruit- of de achteruitversnelling is inge-
schakeld, dan moet de snelheid hoog genoeg zijn om de motor niet te laten af-
slaan.
Door intrappen van het gas- resp. rempedaal kan de snelheid verhoogd resp.
verlaagd worden. Dit geldt ook als de versnellingshendel in de neutrale stand
resp. de keuzehendel in de stand N staat. De ingreep van de assistent wordt
na het loslaten van het pedaal weer hervat.
ATTENTIE
Voor de correcte werking van de assistent moet de ondergrond voldoende
grip bieden. De assistent kan om natuurkundige redenen niet correct func-
tioneren op een gladde ondergrond, bijvoorbeeld ijs, modder of iets derge-
lijks. - gevaar voor ongevallen!
Let op
Tijdens een actieve ingreep van de assistent branden de remlichten niet.
ESC OFF ROAD
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 144.
Het ESC OFF ROAD vergemakkelijkt het rijden op een onverharde ondergrond,
doordat geen ingrepen door het ESC worden uitgevoerd bij licht over- resp. on-
derstuur van de wagen.
ASR OFF ROAD
Lees en bekijk eerst
en op bladzijde 144.
ASR OFF ROAD vergemakkelijkt het wegrijden en rijden op een onverharde on-
dergrond, door de wielen gedeeltelijk te laten doordraaien.
145
Hulpsystemen