Operation Manual

Let op
Bij uitgeschakeld ASR » pagina 142 werkt de OFF ROAD-modus zonder de on-
dersteuning van ASR OFF ROAD.
EDS OFF ROAD
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 144.
EDS OFF ROAD ondersteunt de aandrijving tijdens het rijden op een onder-
grond met verschillende weerstand onder de aangedreven wielen of bij het rij-
den over een hobbelig wegdek.
Een doordraaiend wiel resp. doordraaiende wielen worden eerder en met meer
kracht dan tijdens een ingreep van het standaard EDS-systeem afgeremd.
ABS OFF ROAD
Lees en bekijk eerst
en op bladzijde 144.
ABS OFF ROAD ondersteunt de bestuurder bij het remmen op een onverharde
ondergrond, bijvoorbeeld rolsplit, sneeuw enz..
Het systeem vormt door een gecontroleerd blokkeren van de wielen, vóór het
afgeremde wiel een "verhoging" van opgestuwd materiaal, wat de remweg
verkort.
Het systeem is alleen beschikbaar, als de voorwielen zich in de rechtuitstand
bevinden.
Het systeem werkt bij snelheden tot circa 50 km/h.
Parkeerhulp (ParkPilot)
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Werking 147
Weergave op het infotainmentdisplay 148
Activering/deactivering 148
Automatische systeemactivering bij vooruitrijden 149
De parkeerhulp (hierna systeem) attendeert door middel van akoestische sig-
nalen resp. de infotainmentdisplayweergave tijdens het manoeuvreren op ob-
stakels in de buurt van de wagen.
ATTENTIE
De algemene aanwijzingen m.b.t. het gebruik van de hulpsystemen die-
nen in acht te worden genomen » pagina 140, in alinea Inleiding voor het
onderwerp.
Bewegende personen of objecten kunnen door de systeemsensoren mo-
gelijk niet worden herkend.
Oppervlakken van bepaalde voorwerpen en van kleding kunnen de sys-
teemsignalen niet altijd reflecteren. Daarom kunnen dergelijke objecten of
personen door de systeemsensoren mogelijk niet worden herkend.
Externe geluidsbronnen kunnen een storend effect hebben op de signa-
len van de systeemsensoren. Dit kan er onder ongunstige omstandigheden
toe leiden dat voorwerpen of personen mogelijk niet door de systeemsen-
soren worden herkend.
Daarom voor het manoeuvreren controleren of zich voor en achter de wa-
gen geen klein obstakel, bijvoorbeeld een steen, dunne paal, aanhangerdis-
sel of iets dergelijks, bevindt. Dit obstakel kan door de systeemsensoren
eventueel niet herkend worden.
VOORZICHTIG
De systeemsensoren » Afbeelding 157 op pagina 147 schoon en sneeuw- en
ijsvrij houden en niet met voorwerpen afdekken, anders kan de systeemfunc-
tie beperkt zijn.
Onder ongunstige weersomstandigheden (stortregen, mist, zeer lage resp.
hoge temperaturen en dergelijke) kan de werking van het systeem beperkt
zijn - "onjuiste obstakelherkenning".
Extra gemonteerde accessoires, zoals bv. een fietsendrager, kunnen de sys-
teemfunctie beïnvloeden.
Let op
De weergave van obstakels in het infotainment met zwart-witdisplay is be-
schreven in het » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - wageninstel-
lingen.
146
Rijden