Operation Manual

ATTENTIE
Om onbedoeld inschakelen van het snelheidsregelsysteem te voorkomen,
het systeem na gebruik altijd uitschakelen.
De regeling mag pas weer worden hervat als de ingestelde snelheid niet
te hoog is voor de actuele verkeerssituatie.
Let op
Tijdens de regeling kan de snelheid door het bedienen van het gaspedaal wor-
den verhoogd. Na het loslaten van het gaspedaal daalt de snelheid tot de op-
geslagen waarde.
Automatische afstandsregeling (ACC)
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Werking
157
Automatisch wegrijden en stoppen 157
Bedieningsoverzicht 158
Regeling starten 158
Regeling onderbreken/weer herstellen 159
Gewenste snelheid instellen/wijzigen 159
Afstandsniveau instellen 159
Bijzondere rijsituaties 160
Aanwijzingen 161
De automatische afstandsregeling (hierna alleen nog ACC genoemd) houdt de
ingestelde snelheid resp. afstand ten opzichte van voorliggers aan zonder dat
het gaspedaal of het rempedaal hoeft te worden bediend.
Het gebied voor de wagen en de afstand tot de voor u rijdende voertuigen
wordt door een radarsenor bewaakt » pagina 141.
De toestand waarbij de ACC de snelheid resp. afstand constant houdt, wordt
hierna als regeling aangeduid.
ATTENTIE
De algemene aanwijzingen m.b.t. het gebruik van de hulpsystemen die-
nen in acht te worden genomen » pagina 140, in alinea Inleiding voor het
onderwerp.
De bestuurder moet altijd gereed zijn om de besturing van de wagen zelf
over te nemen (accelereren of remmen).
De ACC reageert niet bij het naderen van een stilstaand object, bijvoor-
beeld de staart van een file, een voertuig met pech of een voor een ver-
keerslicht wachtend voertuig.
De ACC reageert niet op kruisende of tegemoetkomende objecten.
Als de vertraging van de ACC niet voldoende is, de wagen direct met het
rempedaal afremmen.
ATTENTIE
De ACC uit veiligheidsoverwegingen niet in de volgende situaties gebrui-
ken.
Bij het nemen van afritten op snelwegen of bij wegwerkzaamheden om
zo een ongewenste acceleratie naar de opgeslagen snelheid te voorkomen.
Bij slecht zicht (bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval).
Op slecht wegdek (bijvoorbeeld ijzel, gladde rijbaan, grind, onverhard
wegdek).
Bij het maken van "scherpe" bochten.
Bij het rijden op steile hellingen/afdalingen.
Bij het rijden door plaatsen waar zich metalen objecten bevinden (bijvoor-
beeld metalen loodsen, spoorbanen en dergelijke).
Bij het rijden door ingedeelde gesloten ruimtes (bijvoorbeeld parkeerga-
rages, veerboten, tunnels en dergelijke).
Let op
De ACC is met name bedoeld voor gebruik op snelwegen.
De ACC vermindert de snelheid door automatisch het gas los te laten resp.
met een remingreep. Indien een automatische snelheidsvermindering met een
remingreep plaatsvindt, gaat het remlicht branden.
Bij het uitvallen van meer dan één remlicht van de wagen of van een aange-
sloten aanhangwagen is de ACC niet beschikbaar.
De regeling wordt automatisch afgebroken bij een ingreep van remonders-
teunende hulpsystemen (bijvoorbeeld ESC) of bij het overschrijden van het
maximaal toegestane motortoerental.
156
Rijden