Operation Manual

Na het uit- en inschakelen van het contact worden beide beschermingsni-
veaus van het systeem geactiveerd, tenzij de rijmodus
Sport
is gekozen.
Het tweede beschermingsniveau
Het systeem grijpt pas in als de situatie als kritiek wordt beoordeeld, bijvoor-
beeld een noodstop bij hoge snelheid.
Dit beschermingsniveau kan niet worden gedeactiveerd.
Let op
Bij buiten werking gestelde bijrijdersvoorairbag » pagina 19 dient de gordel-
spannerfunctie voor de bijrijdersstoel te worden uitgeschakeld.
Rijstrookassistent (Lane Assist)
Inleiding voor het onderwerp
Afbeelding 178
Camerazichtvenster voor Lane
Assist
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Werking 168
Activering/deactivering 169
Meldingen 169
Lane Assist (hierna alleen nog systeem genoemd) helpt om de wagen tussen
de begrenzingslijnen van een rijstrook te houden.
Het systeem herkent met behulp van de camera de begrenzingslijnen van de
rijstrook » Afbeelding 178.
Indien de wagen een herkende begrenzingslijn nadert, voert het systeem een
lichte stuurbeweging uit in tegengestelde richting van de begrenzingslijn. De-
ze corrigerende stuuringreep kan op elk moment handmatig worden overge-
nomen.
ATTENTIE
De algemene aanwijzingen m.b.t. het gebruik van de hulpsystemen die-
nen in acht te worden genomen » pagina 140, in alinea Inleiding voor het
onderwerp.
Het systeem kan de wagen binnen de rijstrook houden, maar neemt niet
de besturing van de wagen over. De bestuurder is steeds volledig verant-
woordelijk voor de stuurbewegingen.
Enkele voorwerpen op de rijbaan kunnen onjuist als begrenzingslijn wor-
den herkend. Een onjuiste stuuringreep kan het gevolg zijn.
ATTENTIE
Het registratievermogen van de camera kan door verschillende externe in-
vloeden beperkt zijn. In dit geval kan het systeem de begrenzingslijn moge-
lijk helemaal niet of niet juist herkennen. Het registratievermogen van de
camera kan bijvoorbeeld in de volgende situaties beperkt zijn.
Bij slecht zicht (bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval).
Bij het maken van "scherpe" bochten.
De camera wordt door de zon verblind.
De camera wordt door tegemoetkomend verkeer verblind.
Het detectiegebied van de camera wordt door een voorligger afgedekt.
Het detectiegebied van de camera wordt door een obstakel beperkt.
VOORZICHTIG
Geen stickers of iets dergelijks vóór de camera op de voorruit plakken, om de
werking van het systeem niet te belemmeren.
Let op
Het systeem is bedoeld voor het rijden op snelwegen en wegen met kwalita-
tief goede langsmarkeringen.
Het systeem kan ononderbroken en onderbroken lijnen herkennen.
167
Hulpsystemen