Operation Manual

CNG (gecomprimeerd aardgas) tanken
Afbeelding 201 Vulopening voor het tanken van aardgas
Lees en bekijk eerst
en op bladzijde 196.
Het tanken van aardgas is mogelijk wanneer aan de volgende voorwaarden is
voldaan.
De wagen is ontgrendeld.
De motor en het contact zijn uitgeschakeld.
De interieurvoorverwarming en -ventilatie is uitgeschakeld » pagina 122.
De vulopening voor het tanken van aardgas bevindt zich achter de tankklep,
naast de benzinevulopening.
De omgang met de vulkoppelingen van de aardgastankinstallaties kan ver-
schillend zijn. Bij het tanken van aardgas bij een u onbekende tankinstallatie
de hulp inroepen van het geschoolde personeel van het tankstation. Als u niet
bekend bent met het tanken van aardgas, dit laten uitvoeren door het ge-
schoolde personeel van het tankstation.
Tankklep openen
De tankklep openen.
De kap
A
» Afbeelding 201 in pijlrichting van de gasvulopening
B
verwijde-
ren.
De vulkoppeling van de tankinstallatie op de gasvulopening
B
aanbrengen.
De brandstoftank is vol als de compressor van de tankinstallatie automatisch
uitschakelt. Voor het vroegtijdig beëindigen van het tanken de "stop"-knop
van de tankinstallatie indrukken.
Tankklep sluiten
Controleren of de afdichtring
C
» Afbeelding 201 in de gasvulopening blijft
zitten.
Als de afdichtring
C
op de vulkoppeling is gegleden, dan moet hij weer in de
gasvulopening worden aangebracht.
De kap
A
op de gasvulopening aanbrengen.
Tankklep sluiten.
De aardgas-tankinstallaties beschikken over een bescherming tegen overvul-
len die afhankelijk is van de buitentemperatuur. Bij zeer hoge buitentempera-
turen kan het voorkomen dat de aardgastank eventueel niet volledig kan wor-
den volgetankt.
De aardgasinstallatie van uw wagen is zowel geschikt voor het "langzaam tan-
ken" (tanken met een kleine compressor) als voor het "snel tanken" (tanken bij
aardgastankstations met grote compressoren).
Wanneer de wagen direct na het tanken gedurende langere tijd is geparkeerd,
kan het voorkomen dat de wijzer van de gasvoorraadmeter bij het starten niet
exact hetzelfde peil aangeeft als direct na het tanken. Dit betreft geen lekka-
ge in het systeem, maar is een technisch noodzakelijke drukdaling in de aard-
gastanks na een afkoelfase direct na het tanken.
De maximale levensduur van de aardgastank bedraagt 20 jaar.
De inhoud van de aardgastank bedraagt circa 15 kg.
De inhoud van de benzinetank bedraagt circa 50 l, waarvan circa 6 l als reser-
ve.
ATTENTIE
Tijdens het tanken nooit in de wagen stappen. Wanneer in uitzonderings-
gevallen in de wagen moet worden gestapt, het portier sluiten en daarbij
een metalen oppervlak aanraken voordat de vulkoppeling weer wordt aan-
geraakt. Hierdoor voorkomt u elektrostatische ontlading die vonkvorming
tot gevolg kan hebben. Vonken kunnen tijdens het tanken voor brand zor-
gen.
Aardgas is zeer explosief en zeer brandgevaarlijk.
Let op
Tijdens het tanken treden geluiden op, deze zijn echter geen reden om u zor-
gen te maken. Bij onzekerheid de hulp inroepen van het personeel van het
tankstation.
200
Raadgevingen voor het gebruik