Operation Manual

CNG
Afbeelding 202 Plaats van de CNG-sticker / CNG-sticker
Lees en bekijk eerst
en op bladzijde 196.
Een G-TEC-wagen mag op CNG en benzine rijden.
In sommige landen verlangen de nationale wettelijke bepalingen dat wagens
op aardgas met een sticker gemarkeerd zijn » Afbeelding 202.
Plaats van de CNG-sticker » Afbeelding 202.
Aardgaskwaliteit en -verbruik
Afhankelijk van de aardgasleverancier kan de aardgaskwaliteit (calorische
waarde) verschillend zijn. Het motorregelapparaat past zich automatisch aan
de aardgaskwaliteit aan.
Automatisch omschakelen van aardgas naar benzine
De wagen schakelt automatisch van rijden op aardgas naar rijden op benzine
om, als bijvoorbeeld een van de volgende situaties zich voordoet.
Bij een lege aardgastank of onvoldoende druk in de tank.
Na het tanken van aardgas.
Bij zeer lage omgevingstemperaturen.
De inhoud van de brandstoftank voor benzine iedere 6 maanden tot het bran-
den van het controlelampje
verbruiken en opnieuw benzine tanken. Dit is
noodzakelijk voor de correcte werking van het brandstofsysteem en het be-
houd van de brandstofkwaliteit.
Gaslekkage
Bij het vermoeden van een gaslekkage (waarneembare geur) als volgt handel-
en.
De wagen stilzetten.
Het contact uitschakelen.
Cigaretten doven, vonk- of brandgenererende voorwerpen uit de wagen ver-
wijderen en meteen uitschakelen.
De portieren en de achterklep openen om de wagen voldoende te ventileren.
Bij aanhoudende gaslucht niet verder rijden.
Als het niet mogelijk is de wagen met gaslekkage uit de afgesloten ruimte
(bv. een tunnel, onderdoorgeleiding, veerboot enz.) te rijden, onmiddelijk het
alarmnummer bellen.
De hulp van een specialist inroepen om de storing aan de gasinstallatie te la-
ten verhelpen.
Bij een verkeersongeluk
Als bij een verkeersongeval een gaslekkage wordt vermoed, als volgt handel-
en.
Het contact uitschakelen.
Cigaretten doven, vonk- of brandgenererende voorwerpen uit de wagen ver-
wijderen en meteen uitschakelen.
Alle passagiers laten uitstappen.
Het ontstaan van een menigte in de directe omgeving van de verongelukte
wagen voorkomen. Een minimale afstand van 10 meter tot de wagen wordt
aangeraden.
De reddingsdiensten op de hoogte brengen dat het gaat om een aardgaswa-
gen.
Regelmatige controles van de aardgasinstallatie
Aan aardgaswagens moeten regelmatig gasinstallatietests door een specialist
worden uitgevoerd. De eigenaar van de wagen is verantwoordelijk voor het
correct uitvoeren van de controles.
Elke 2 jaar
Tankdop controleren.
Vulaansluiting en afdichtring in vulaansluiting controleren, eventueel af-
dichtring reinigen.
Gasinstallatie op lekkage controleren.
Elke 4 jaar
Visuele controle van de aardgastank.
Elke 20 jaar
Visuele controle van de aardgastank.
201
Controleren en bijvullen