Operation Manual

De controlelampjes in het instrumentenpaneel geven de actuele toestand aan
van bepaalde functies resp. storingen.
Bij sommige controlelampjes die gaan branden, klinken bovendien akoestische
signalen en verschijnen meldingen op het display in het instrumentenpaneel.
Na het inschakelen van het contact gaan enkele controlelampjes ter controle
van de werking van de wagensystemen kort branden.
Indien de gecontroleerde systemen in orde zijn, gaan de betreffende controle-
lampjes enkele seconden na het inschakelen van het contact of na het starten
van de motor uit.
Controlelampjes op het display
Afhankelijk van de betekenis gaat samen met enkele controlelampjes op het
display ook het controlelampje
(gevaar) of
(waarschuwing) in de rij met
controlelampjes branden.
Afhankelijk van de wagenuitrusting kunnen sommige controlelampjes op het
display gekleurd worden weergegeven. Het koelvloeistofcontrolelampje kan
bijvoorbeeld op de volgende manieren worden weergegeven.
- Segmentdisplay/monochromatisch ("zwart-wit") MAXI DOT-display
- gekleurd MAXI DOT-display
ATTENTIE
Het negeren van brandende controlelampjes en de bijbehorende meldin-
gen resp. aanwijzingen op het display van het instrumentenpaneel kan lei-
den tot zware verwondingen of schade aan de wagen.
Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan
op een veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de
alarmlichten in » pagina 77. De gevarendriehoek op de voorgeschreven
afstand neerzetten.
De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werk-
zaamheden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwij-
zingen beslist te worden opgevolgd » pagina 202, Motorruimte.
Handrem
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 34.
brandt - de handrem is aangetrokken.
Wanneer bij aangetrokken handrem een snelheid van 5 km/h wordt overschre-
den, klinkt een geluidssignaal.
Handrem loszetten!
PARKEERREM LOSZETTEN
Remsysteem
Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.
brandt - het remvloeistofpeil in het remsysteem is te laag.
Remvloeistof: instructieboekje!
REMVLOEISTOF CONTROLEREN
Stoppen, de motor afzetten en het remvloeistofpeil controleren » pagina
208.
ATTENTIE
Als het controlelampje samen met het controlelampje » pagina 36,
Antiblokkeersysteem (ABS) brandt, niet verder rijden! De hulp van een
specialist inroepen.
Een storing aan het remsysteem resp. aan het ABS kan leiden tot een lan-
gere remweg bij het remmen - gevaar voor ongevallen!
Gordelwaarschuwingslampje
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 34.
brandt - de bestuurder resp. bijrijder heeft de veiligheidsgordel niet omge-
gespt.
Bij een snelheid boven ca. 30 km/h knippert het controlelampje
en tegelij-
kertijd klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal.
Als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel vervolgens niet binnen ca.
2 minuten omgespt, wordt de waarschuwingstoon uitgeschakeld en brandt
het controlelampje
continu.
Automatische afstandsregeling (ACC)
Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.
brandt - de vertraging van de ACC is onvoldoende.
Rempedaal intrappen!
Het rempedaal intrappen.
34
Bediening