Operation Manual

Licht en zicht
Licht
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Bediening van verlichtingsfunctie 71
Dagrijverlichting (DAY LIGHT) 72
Knipperlicht en grootlicht 73
Automatische aansturing rijverlichting 73
Xenonkoplampen 74
Grootlichtassistent (Light Assist) 74
Mistlampen en mistachterlicht 76
Mistlampen met de functie CORNER 76
COMING HOME/LEAVING HOME 76
Alarmlichten 77
Parkeerlicht 77
Rijden in het buitenland 77
Het licht werkt alleen bij ingeschakeld contact, voor zover niet anders is aan-
gegeven.
Bij wagens met rechts stuur zijn de bedieningselementen gedeeltelijk anders
gerangschikt dan weergegeven op » Afbeelding 54 op pagina 71. De symbo-
len die de afzonderlijke standen van de bedieningselementen aangeven, zijn
identiek.
De koplampglazen schoon houden » pagina 192, Koplampglazen.
ATTENTIE
De automatische aansturing rijverlichting  dient alleen als ondersteu-
ning en ontslaat de bestuurder niet van zijn plicht om de verlichting te con-
troleren en zo nodig de verlichting afhankelijk van de omstandigheden in te
schakelen.
Let op
De koplampen kunnen tijdelijk aan de binnenzijde beslaan. Bij ingeschakelde
rijverlichting is het lichtvlak na korte tijd weer vrij van aanslag, daarbij kan het
lampglas aan de binnenzijde eventueel bij de randen nog beslagen zijn. De
condensvorming heeft geen invloed op de levensduur van de verlichting.
Bij slecht zicht en uitgeschakelde verlichting (met uitzondering van de dagrij-
verlichting) wordt de instrumentenverlichting gedimd, om de bestuurder erop
attent te maken dat de verlichting moet worden ingeschakeld.
De helderheid van de instrumentenverlichting bij ingeschakelde verlichting
(met uitzondering van de dagrijverlichting) kan in het infotainment worden in-
gesteld » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.
Bediening van verlichtingsfunctie
Afbeelding 54
Lichtschakelaar en draaiknop
voor lichtbundelhoogteverstel-
ling
Lees en bekijk eerst op bladzijde 71.
Licht inschakelen/uitschakelen
Afhankelijk van de uitrusting kan de lichtschakelaar
A
» Afbeelding 54 in een
van de volgende standen worden gedraaid.
Licht uitschakelen (uitgezonderd dagrijverlichting)
Licht automatisch inschakelen/uitschakelen » pagina 73
Stadslicht resp. parkeerlicht inschakelen » pagina 77
Dimlicht inschakelen
Lichtbundelhoogteverstelling
Door verdraaien van draaiknop
B
» Afbeelding 54 uit de stand
in
wordt de
lichtbundelhoogteverstelling geleidelijk aangepast en daardoor de lichtbundel
verkort.

71
Licht en zicht