Operation Manual

Afbeelding 58
Bedieningshendel: Grootlichtas-
sistent activeren/deactiveren
Lees en bekijk eerst op bladzijde 71.
De grootlichtassistent (hierna systeem) kan het verblinden van andere ver-
keersdeelnemers voorkomen.
Het systeem schakelt het grootlicht automatisch in of uit, aangepast aan de
bestaande verkeers- (andere wagens) en omgevingsomstandigheden (zoals
rijden door een verlicht dorp).
Het in-/uitschakelen van het grootlicht wordt door een sensor of een camera
gestuurd » Afbeelding 57.
Het systeem werkt onder de volgende omstandigheden.
De lichtschakelaar staat in stand

.
Het systeem is geactiveerd.
Het systeem is ingeschakeld.
De rijsnelheid ligt boven 60 km/h resp. voor enkele landen boven 40
km/h
1)
.
Het grootlicht wordt automatisch uitgeschakeld als de snelheid beneden 30
km/h zakt.
Activering/deactivering
Activeren/deactiveren kan in het infotainment worden uitgevoerd » Instructie-
boekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.
Inschakelen
De bedieningshendel in stand
A
(tegen de veerdruk in) » Afbeelding 58 zet-
ten.
In het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
van het ingeschakelde
systeem branden.
Uitschakelen
Als het grootlicht automatisch is ingeschakeld, de hendel in stand
B
(tegen
de veerdruk in) » Afbeelding 58 zetten.
Het controlelampje
gaat uit. Het grootlicht wordt uitgeschakeld.
Als het grootlicht niet automatisch is ingeschakeld, de hendel in stand
A
(tegen de veerdruk in) zetten.
Het controlelampje
gaat uit. Het grootlicht wordt ingeschakeld.
Aanwijzing
De meldingen en aanwijzingen worden op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven.
Storing: Light Assist
STORING LIGHT ASSIST
De hulp van een specialist inroepen.
Light Assist: voorruit schoonmaken!
VOORRUIT SCHOONMAKEN
Controleren of zich geen obstakels in het detectiegebied van de sensor resp.
decamera op de voorruit bevinden.
ATTENTIE
Het systeem dient alleen als ondersteuning. De bestuurder wordt daarmee
niet van de plicht ontslagen, het groot- resp. dimlicht te controleren en
eventueel de verlichting afhankelijk van de omstandigheden in te schake-
len. De handmatige bediening kan bijvoorbeeld in de volgende situaties no-
dig zijn.
Bij slecht zicht - bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval.
Het passeren van verkeersdeelnemers met slechte verlichting, bijvoor-
beeld fietsers, voetgangers.
Bij het maken van "scherpe" bochten.
Het rijden door slechte verlichte plaatsen.
Het detectiegebied van de sensor resp. de camera wordt door een obsta-
kel beperkt.
VOORZICHTIG
Geen stickers of dergelijke vóór de sensor resp. de camera op de voorruit plak-
ken, om de werking van het systeem niet te belemmeren.
1)
Alleen geldig voor sommige landen.
75
Licht en zicht