Operation Manual

Instructies voor de gebruiker
9
8. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
8.1 Inschakelen van de branders van de kookplaat
Voordat u de branders van de kookplaat ontsteekt moet u controleren of de vlamverdelers in hun zetels
liggen met de bijbehorende deksels, waarbij u ervoor moet opletten dat de gaten A van de
vlamverdelers overeenstemmen met de vonkontstekers en thermokoppels. Alvorens de branders te
ontsteken moet u het glazen deksel optillen; en voordat u hem weer sluit moet u alle branders
uitschakelen en wachten tot te zijn afgekoeld.
De op verzoek beschikbare pandrager B moet worden gebruikt voor “woks” (chinese koekenpan). Om
schade aan de kookplaat te voorkomen, kunt u bij de erkende centra een verhoogd rooster C vinden die
u onder de pannen met een doorsnede van meer dan 26 cm kunt plaatsen. De meegeleverde reductie C
dient ook voor kleine recipiënten.
Naast iedere knop wordt de bijbehorende brander aangegeven. Het apparaat
heeft een inrichting voor de elektronische ontsteking. U hoeft de knop alleen
maar in te drukken en linksom te draaien op het symbool van de minimumvlam
, tot de brander zal zijn ontstoken. Houd de knop nog enkele seconden lang
ingedrukt om het thermokoppel warm te laten worden. Het kan gebeuren dat de
brander uitgaat op het moment dat u de knop loslaat: dit betekent dat het
thermokoppel nog niet voldoende was verwarmd.
Herhaal de handeling maar houd de knop langer ingedrukt. Bij de branders
zonder thermokoppel is deze voorzorgsmaatregel niet nodig.
Wanneer bij de modellen met een thermokoppel de branders per ongeluk zouden uitgaan, zal een
veiligheidsinrichting ingrijpen en de gastoevoer blokkeren, ook bij een open kraantje.
8.2 Praktische wenken voor het gebruik van de branders van de kookplaat
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moet u recipiënten
gebruiken met een deksel en qua grootte aangepast aan de brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt (zie paragraaf “6.3 Diameter van de recipiënten”). Op het moment dat de vloeistof
aan de kook raakt moet u de vlam zover verminderen dat hij niet overkookt. Om brandwonden en
schade aan de kookplaat tijdens het koken te voorkomen, moeten alle recipiënten of bakijzers binnen de
buitenomtrek van de kookplaat blijven. Alle recipiënten moet een vlakke en regelmatige bodem hebben.
Wanneer u olies of vetten gebruikt moet u er bijzonder goed voor opletten dat ze bij het heet worden niet
gaan branden. Bij het onverwachte doven van de vlam moet u de bedieningsknop sluiten en tenminste 1
minuut wachten alvorens opnieuw te proberen om hem te ontsteken.
8.3 Diameter van de recipiënten
BRANDERS
1. Hulpbrander
2. Halfsnelle
brander
4. Ultransnelle
brander
Ø min. en max. (in cm)
12 - 14
16 - 24
18 - 26