Operation Manual

Hulp bij storingen
– 37
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing
Aandrijving stopt bij deur OPEN Aanspreken van de krachtuitschakeling
door een hindernis.
Hindernis verwijderen. Met het volgende commando sluit de
aandrijving de deur.
Verkeerde krachtwaarden
geprogrammeerd of krachttolerantie
te gering.
Krachtwaarden wissen en opnieuw programmeren. Zie hoofdstuk
"Ingebruikneming - aandrijving programmeren".
Pas als deze maatregel niet helpt, de krachttolerantie verhogen.
Zie hoofdstuk "Ingebruikneming - maximale kracht uitlijnen".
Schakelschuif verkeerd ingesteld. Schakelschuif bijstellen, zie hoofdstuk "Ingebruikneming -
eindstanden deur dicht + open uitlijnen".
Aangesloten fotocel onderbroken en
DIP-schakelaar 1 op ON.
Onderbreking verhelpen of DIP-schakelaar 1 op OFF.
Aandrijving sluit de deur niet Voeding fotocel onderbroken. Aansluiting controleren.
Zekering verwisselen.
Aandrijving was van het stroomnet
gescheiden.
Bij het eerste bevel nadat de stroomtoevoer tot stand gebracht is,
opent de aandrijving de deur altijd volledig.
Permanent signaal aan de
drukknopingang 1/2 of radiokanaal 1/2.
LED start brandt.
Aangesloten drukknop defect - verwisselen.
Handzender defect of stoorzender.
Tijdschakelklok aangesloten.
De aandrijving opent de deur, daarna
geen reactie meer op een bevel met
drukknop of handzender
Veiligheidsingang uitgevallen
(bijv. fotocel defect).
De LED Safety brandt.
Hindernis uit fotocel verwijderen.
Fotocel repareren.
Besturing niet juist aangebracht.
Volledig normaal.
Aandrijving sluit de deur automatisch na het verstrijken van de tijden
(openings-, ontruim- en waarschuwingstijd).
Eindschakelaar "Deur DICHT" in de
loopwagen defect.
Eindschakelaar verwisselen.
De aandrijving sluit de deur, daarna
geen reactie meer op een bevel met
drukknop of handzender
Eindschakelaar "Deur OPEN" in de
loopwagen defect.
Eindschakelaar verwisselen.
Snelheid bij het openen of sluiten
verandert
Aandrijving start langzaam en wordt
dan sneller.
Softloop, volledig normaal.
Kettingrail slecht gericht. Rail reinigen en opnieuw smeren, zie hoofdstuk "Onderhoud -
ketting en aandrijfrail reinigen".
Kettingrail met verkeerde olie
gesmeerd.
Rail reinigen en opnieuw smeren, zie hoofdstuk "Onderhoud -
ketting en aandrijfrail reinigen".
Ketting verkeerd gespannen. Ketting spannen, zie hoofdstuk "Montage - voormonteren".
Aandrijving beëindigt
programmeerloop niet
Eindstanden verkeerd ingesteld. Eindstanden uitlijnen, zie hoofdstuk "Ingebruikneming -
eindstanden deur dicht + open uitlijnen".
LED “Start” brand permanent Permanent signaal aan de
drukknopaansluiting 1 of 2.
Permanent signaal van radio-ontvanger.
LED 3.1 of 3.2 aan de radio-ontvanger
branden. Radiosignaal wordt ontvangen,
evt. knop van een handzender defect of
vreemd signaal.
Batterij uit handzender nemen.
Wachten tot het vreemde signaal wegvalt.
Alleen radio-ontvanger!
Alle LED's knipperen
Alle geheugenplaatsen bezet, max. 448.
Niet meer benodigde handzenders wissen.
Bijkomende radio-ontvanger installeren.
LED 3.1 of 3.2 brandt permanent Radiosignaal wordt ontvangen, evt.
knop van een handzender defect of
vreemd signaal.
Batterij uit handzender nemen.
Wachten tot het vreemde signaal wegvalt.
LED 3.1 of 3.2 brandt Radio-ontvanger in de
programmeermodus, wacht op een
radiocode van een handzender.
Gewenste handzenderknop indrukken.
Verkeerslichten functioneren niet Verkeerslichtbesturing zonder
netspanning (AC 230 V).
Netspanning aansluiten.
Zekering op verkeerslichtbesturing
defect.
Zekering verwisselen.
Verkeerde aandrijvingsbesturing. De verkeerslichtbesturing functioneert alleen met de tiga-besturing.
Verkeerslichten gedragen zich niet juist 4-aderige stuurleiding verkeerd
aangesloten, aders niet of verkeerd
aangesloten.
Aansluitingen controleren.