User Manual

Table Of Contents
0478 111 9941 B - NL
64
Vóór het gebruik van het apparaat moeten
alle defecte, versleten en beschadigde
onderdelen worden vervangen.
Onleesbare of beschadigde
waarschuwingsaanwijzingen op het
apparaat moeten worden vervangen.
Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw STIHL vakhandelaar.
Voor het gebruik van het apparaat dient
men te controleren of de bougiestekker
goed vastzit op de bougie.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt
als het in goede staat verkeert. Controleer
vóór elk gebruik:
of het apparaat volgens de
voorschriften is gemonteerd.
of het snijgereedschap en de complete
snij-eenheid (maaimes,
bevestigingselementen,
maaiwerkbehuizing) in onberispelijke
staat verkeren. Er moet vooral worden
gecontroleerd op veilige montage,
beschadigingen (kerven of scheuren)
alsook slijtage.(Ö 12.4)
of de tankdop goed is vastgeschroefd.
of de tank en de brandstofbevattende
delen en de tankdop in onberispelijke
staat verkeren.
of de veiligheidsvoorzieningen
(bijvoorbeeld motorstopbeugel,
uitwerpklep, behuizing, duwstang,
beschermrooster) in onberispelijke
staat verkeren en naar behoren
functioneren.
of de grasopvangbox onbeschadigd en
volledig gemonteerd is; een
beschadigde grasopvangbox mag niet
worden gebruikt.
of de olieafsluitschroef er goed op is
geschroefd.
Voer indien nodig alle noodzakelijke
werkzaamheden uit of vertrouw deze toe
aan de vakhandelaar. STIHL beveelt
hiervoor de STIHL vakhandelaar aan.
4.6 Tijdens het werken
Werk nooit als er zich dieren of
personen, in het bijzonder
kinderen, binnen het gevaarlijke
gebied bevinden.
De op het apparaat geïnstalleerde
schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen
niet worden verwijderd of overbrugd. Zet in
het bijzonder de motorstopbeugel nooit
aan de duwstang vast (bijvoorbeeld door
vastbinden).
Opgelet - kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende mes nooit aan. Blijf altijd uit
de buurt van de uitwerpopening.
Neem steeds de door de duwstang
bepaalde veiligheidsafstand in acht. De
duwstang moet steeds goed gemonteerd
zijn en mag niet veranderd worden.
Gebruik het apparaat nooit met
neergeklapte duwstang.
Bevestig nooit voorwerpen aan de
duwstang (bijv. werkkleding).
Werk alleen bij daglicht of bij goede
kunstverlichting.
Werk niet met het apparaat bij regen,
onweer en met name niet bij
blikseminslaggevaar.
Bij een vochtige ondergrond is er meer
gevaar voor letsel, omdat de gebruiker
minder stabiel staat.
Om uitglijden te voorkomen moet er
bijzonder voorzichtig worden gewerkt.
Indien mogelijk het apparaat niet op een
vochtige ondergrond gebruiken.
Uitlaatgassen:
Het apparaat genereert giftige
uitlaatgassen zodra de
verbrandingsmotor is
ingeschakeld. Deze gassen
bevatten giftig koolmonoxide, een kleur-
en reukloos gas, en andere schadelijke
stoffen. De verbrandingsmotor mag nooit
in afgesloten of slecht geventileerde
ruimtes in werking worden gezet.
Starten:
start het apparaat voorzichtig - de
aanwijzingen in het hoofdstuk "Apparaat in
gebruik nemen" (Ö 11.) opvolgen. Bij het
starten volgens deze instructies is er
minder kans op letsel.
Kans op letsel!
Wanneer de startkabel snel terugspringt,
worden hand en arm sneller naar de
verbrandingsmotor getrokken, dan dat de
startkabel kan worden losgelaten. Deze
kickback kan botbreuken, kneuzingen en
verstuikingen veroorzaken.
Houd uw voeten bij het starten steeds op
voldoende afstand van het
snijgereedschap.
Bij het starten mag het apparaat niet
worden gekanteld.
Levensgevaar door vergiftiging!
Stop onmiddellijk met werken bij
misselijkheid, hoofdpijn,
zichtstoornissen (bijv.
blikvernauwing), slecht horen,
duizeligheid of een verminderd
concentratievermogen. Deze
symptomen kunnen onder andere
door een te hoge concentratie
uitlaatgassen worden veroorzaakt.