User Manual

Table Of Contents
71
DEFRITESPTNOSVFIDAPLRU NL
0478 111 9941 B - NL
Stand 6 = 75 mm
Snijhoogte instellen:
handgreep (1) vastpakken, hendel (2)
naar boven trekken en vasthouden.
Gewenste snijhoogte instellen door het
apparaat omhoog en omlaag te
bewegen. De huidige snijhoogte kan
aan de aanduiding van de
snijhoogte (3) met behulp van de
markering (4) worden afgelezen.
Vergrendelhendel (2) loslaten en laten
vastklikken.
8.5 Inhoudsindicatie
De door het mes gecreëerde
luchtstroom tilt de
inhoudsindicatie (1) omhoog. Als de
grasopvangbox is gevuld, stopt de
luchtstroom. Als de luchtstroom te gering
is, zakt de inhoudsindicatie (1) naar de
rusttoestand terug. Dit is een indicatie dat
de grasopvangbox moet worden geledigd.
Van een onbeperkte werking van de
inhoudsindicatie is alleen bij een optimale
luchtstroom sprake. Invloeden van
buitenaf, zoals vochtig, dicht of hoog gras,
lage snijtanden, vuil en dergelijke kunnen
de luchtstroom en de werking van de
inhoudsindicatie negatief beïnvloeden.
A De grasopvangbox wordt gevuld
B De grasopvangbox is gevuld
Ledig de volle grasopvangbox (Ö 11.4).
Voor een veilige bediening en ter
voorkoming van onjuist gebruik is het
apparaat van verschillende
veiligheidsvoorzieningen voorzien.
9.1 Veiligheidsvoorzieningen
De grasmaaier is met
veiligheidsvoorzieningen uitgerust om een
onopzettelijk contact met de maaimessen
en het uitgeworpen maaigoed te
voorkomen.
Hiertoe behoren de behuizing, de
uitwerpklep, de grasopvangbox en de
correct gemonteerde duwstang.
9.2 Motorstopbeugel
De grasmaaier is voorzien van een
motorstopvoorziening.
Tijdens het gebruik wordt na het loslaten
van de motorstopbeugel de
verbrandingsmotor uitgeschakeld.
De verbrandingsmotor en het maaimes
komen binnen 3 seconden tot stilstand.
Meten van de nalooptijd
Na het starten van de verbrandingsmotor
draait het mes en is er windgeruis te
horen. De uitlooptijd duurt even lang als
het windgeruis na het uitschakelen van de
verbrandingsmotor. Dit kan met een
stopwatch worden gemeten.
Een fraai en vol gazon ontstaat,
wanneer met lage snelheid gemaaid
wordt.
wanneer het gazon vaak gemaaid en
kort gehouden wordt.
wanneer bij warm en droog weer het
gazon niet te kort gemaaid wordt,
omdat het anders verbrandt door de
zon en lelijk wordt.
wanneer met scherpe maaimessen
gewerkt wordt – daarom de
maaimessen regelmatig laten slijpen
(dealer).
wanneer de snijrichting regelmatig
wordt gewisseld.
10.1 Werkgebied van de
gebruiker
Bij het starten en bij draaiende
verbrandingsmotor moet de gebruiker
zich om veiligheidsredenen altijd in het
werkgebied bevinden achter de
duwstang. Neem steeds de door de
duwstang bepaalde veiligheidsafstand
in acht.
De grasmaaier mag uitsluitend door
één persoon bediend worden, derden
moeten zich buiten de gevarenzone
bevinden. (Ö 4.)
13
9. Veiligheidsvoorzieningen
Kans op letsel!
Bij een eventueel defect aan een
van de veiligheidsvoorzieningen
mag het apparaat niet in bedrijf
worden genomen. Neem contact op
met een vakhandelaar. STIHL
beveelt de STIHL vakhandelaar
aan.
Kans op letsel!
Als de uitlooptijd van het mes
langer is, mag u het apparaat niet
verder gebruiken en moet u het
naar de vakhandelaar brengen.
10. Aanwijzingen voor
werken
12