Operation Manual
94
Q400 M/F/R Rev.B
NEDERLANDS
5.8 Duwen van de rolstoel
De rolstoel kan verplaatst worden door deze te duwen. Hiertoe
moeten de motoren via een vrijloophendel ontkoppeld zijn. Deze
funce is ontwikkeld voor begeleiders van rolstoelgebruikers en
funconeert tevens als vrijloop in geval van nood.
De vrijloophendel kent 2 posies
1. Om met de rolstoel te rijden. (Fig. 5.6).
Posie 'Rijden': Draai de hendel zodanig dat deze aan de kant van het
aandrijfwiel naar boven wijst.
2. Om de motoren te ontkoppelen: (Fig. 5.7 - Fig. 5.8).
Posie 'Duwen': Draai de hendel zodanig dat deze aan de kant van het
aandrijfwiel naar beneden wijst.
GEVAAR!
• De vrijloophendel mag uitsluitend door de begeleider worden
bediend en nooit door de gebruiker.
• Een gebruiker mag nooit zonder toezicht worden achtergelaten als
de rolstoel in de stand 'Duwen' staat.
• Zet de hendel nooit op een helling in de posie 'Duwen'. Als
de vrijloophendel is ingesteld op 'Duwen', is de automasche
parkeerrem gedeacveerd. Hierdoor kan de rolstoel van een
helling afrijden.
• De automasche parkeerrem funconeert alleen als de hendel in
de posie 'Rijden' staat.
• Wanneer de rolstoel niet meer wordt geduwd, moet de
vrijloophendel direct in de posie 'Rijden' worden gezet.
• Om het systeem handmag voort te duwen, moeten de
motorremmen worden ontkoppeld.
• De motorremmen mogen uitsluitend worden geacveerd of
gedeacveerd als de stroom naar het systeem is uitgeschakeld.
• Verzeker u ervan dat u het systeem volledig onder controle
hebt wanneer u de motorremmen ontkoppelt. Nadat u de
motorremmen hebt ontkoppeld, hee het systeem geen remmen.
• Verzeker u ervan dat de rolstoel op een vlakke ondergrond staat
voordat u de motorremmen ontkoppelt.
• Duw de rolstoel uitsluitend voorwaarts door middel van de
duwhandvaen. Ze bieden u veilige punten om de achterkant van
de rolstoel vast te houden en een val of achterwaartse kanteling te
voorkomen.
• Controleer of de grepen van de duwhandvaen niet draaien of van
de buizen afglijden.
Fig. 5.6
Fig. 5.7
Fig. 5.8