Operation Manual

13
Als je START weer wordt gestart nadat het in de slaapstand heeft gestaan en je een route hebt
gepland, wordt de reisbegeleidingsweergave getoond, inclusief je huidige locatie.
1. Weergaveknop. Tik op de weergaveknop om te schakelen tussen de kaartweergave en de
reisbegeleidingsweergave. Wanneer tijdens het rijden de reisbegeleidingsweergave actief is,
draait de kleine pijl om je reisrichting ten aanzien van het noorden aan te geven, met het
noorden boven.
2. Zoomknoppen. Selecteer de zoomknoppen als je wilt in- of uitzoomen.
Tip: op sommige systemen kun je ook een knijpbeweging maken om in en uit te zoomen.
3. Instructiekader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De richting van de volgende afslag.
De afstand tot de volgende afslag.
De naam van de volgende weg op je route.
Rijstrookadvies op sommige knooppunten.
Let op: selecteer het instructiekader om een lijst met stapsgewijze instructies voor je ge-
plande route weer te geven.
4. Routesymbolen. Op je route worden symbolen gebruikt om je beginlocatie, je tussenstops en je
bestemming te tonen.
5. Hoofdmenuknop. Selecteer deze knop om het hoofdmenu te tonen.
6. Snelheidskader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De maximumsnelheid op jouw locatie.
Je huidige snelheid. Als je meer dan 5 km/u harder rijdt dan de maximumsnelheid, wordt
het snelheidskader rood. Als je minder dan 5 km/u harder rijdt dan de maximumsnelheid,
wordt het snelheidskader oranje.