Form No. 3352–602 Middelgrote maaimachine Proline T-Bar Hydro 15 PK met 112 cm maaidek met zijafvoer Modelnr. 30299TE – Serienr. 250000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Onderhoud van het brandstoffilter . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van het hydraulische systeem . . . . . . . Omloopklep-afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de maaimessen . . . . . . . . . . . . . . . De maaikwaliteit verbeteren . . . . . . . . . . . . . . . . . Horizontale stand van het maaidek controleren . . . Tractieriem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructie U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder: • Lees de bedieningshandleiding en raadpleeg ander instructiemateriaal. Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat zij de inhoud van het materiaal begrijpen. Modelnr.: Serienr.: • Maak u vertrouwd met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen en de manier waarop u de machine veilig kunt gebruiken.
Gebruiksaanwijzing • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte draaien. • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Zet de maaimessen stil als u niet maait. • Werk uitsluitend bij goed licht en blijf uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren. • Let op de richting van de afvoer van de machine en laat deze naar niemand wijzen.
Veilige bediening van de Toro Maaimachine Werken op hellingen Hellingen en heuvels zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Alle hellingen en heuvels vereisen extra voorzichtigheid. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt, maai die dan liever niet.
Onderhoud • Sla de maaimachine of een brandstofvat nooit op in een ruimte waarin zich een open vuur bevindt, zoals een waakvlam van een boiler of een fornuis. • Zorg ervoor dat moeren en bouten goed zijn vastgedraaid, in het bijzonder de bevestigingsbouten van het mes. Houd de machine in goede conditie. • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer of de veiligheidssystemen goed werken, telkens voordat u de machine in gebruik neemt.
Hellingsdiagram Langs de daartoe bestemde lijn vouwen Voorbeeld: vergelijk helling met omgevouwen rand. Breng deze rand in lijn met een verticaal oppervlak (boom, gebouw, paal, enz.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-9353 1. Sluit de brandstoftoevoer af door de brandstofklep rechtsom te draaien, voordat u de machine transporteert. 93-7824 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand. 2.
95-5851 1. Om de drukklep af stellen, moet u de contramoer losdraaien, de klep naar rechts draaien om deze te sluiten, de klep een 1/2 slag naar links draaien en vervolgens contramoer stevig vastdraaien. 2. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 93-7316 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden. 4. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 5. Draag oogbescherming 6. Lees de Gebruikershandleiding. 7. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
Benzine en olie Waarschuwing Aanbevolen benzine Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Gebruik loodvrije, normale benzine voor auto’s (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
1 2 Stap Stap De aandrijfwielen monteren Bovenste deel van de handgreep monteren 1. Monteer de wielen aan de wielnaven met 8 wielmoeren (Fig. 2). Draai de bouten vast met een torsie van 75 Nm. 1. Houd het bovenste deel van de handgreep recht voor de montagegaten in het achterframe (Fig. 3). Kies een hoge, midden- of lage stand voor het laagste montagegat. 2. Zet elke kant vast met de 2 flensbouten (3/8 x 1 inch) en 2 flensmoeren (Fig. 3). Draai de bouten vast met een torsie van 34 Nm.
De rechter bedieningsstang monteren 3 Stap 1. Schuif de stang in de bedieningsbeugel en zet deze vast met de R-pen (Fig. 5). 2. Verwijder de R-pen en de stang uit de bovenste duwbomen. 3. Houd de bovenste duwbomen tegen de vaste duwboom gedrukt, zodat ze de aanslag raken. De bedieningsstangen monteren 4. Duw de stang helemaal naar voren totdat het lager tegen de aanslag van de bedieningsbeugel zit.
3. Laat de afdekplaten van de accu en bevestig een accu-oplader van 3–4 A op de accuklemmen (Fig. 7). Laad de accu gedurende 4 uur op met 4 A of minder (12 V). 4 Stap 4 De accu in gebruik nemen 2 Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1.260 moet u kopen bij een plaatselijke accuhandelaar. 3 1 1. Verwijder de accu uit de machine. Belangrijk Zorg ervoor dat u de lange ontluchtingsslang niet beschadigt bij de verwijdering van de accu.
Gebruiksaanwijzing Aftakasschakelaar (PTO) – Deze trekschakelaar wordt gebruikt in combinatie met de bedieningsstang om de mesrem te ontkoppelen en de koppeling in te schakelen om de maaimessen aan te drijven. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Bovenste duwboom – Beweeg de duwboom naar voren om vooruit te rijden en naar achteren om te remmen. Trek de duwboom naar achteren om achteruit te rijden.
Starten en stoppen van de motor 3. Alvorens de maaimachine te transporteren of te stallen, moet u de bougiekabel losmaken van de bougie(s) om te voorkomen dat de machine per ongeluk wordt gestart. Motor starten 4. Sluit de brandstofkraan onder de brandstoftank voordat u de machine transporteert of stalt. 1. Monteer de bougiekabel(s) op de bougie(s) en zorg ervoor dat de brandstofklep open staat.
Het Veiligheidssysteem 4. Start de motor, zie Starten en stoppen van de motor, blz. 18. Laat de motor lopen, zet de duwboom in de neutraalstand en druk de bedieningsstang van de messen tegen de duwboom (niet op de aftakasschakelaar drukken); hierbij mag de koppeling niet worden ingeschakeld en mogen de messen niet draaien. Voorzichtig Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. 5.
Rijsnelheid kiezen Achteruitrijden 1. Zet de snelkoppelhendels in de ontgrendelde stand (Fig. 12). 1. Om achteruit te rijden, trekt u de duwboom langzaam naar achteren (Fig. 12). 2. Beweeg de vaste duwboom naar voren of naar achteren om de gewenste voorwaartse snelheid in te stellen. De wijzer geeft aan wat ongeveer de rijsnelheid is (Fig. 12). Als de vaste duwboom helemaal naar voren is gezet, bedraagt de rijsnelheid ongeveer 10 km per uur.
Transport van de machine Gebruik van de machine Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen.
De maaihoogte instellen 3. Plaats de boutmoer en de ring terug (Fig. 15). 4. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af. De maaihoogte kan worden afgesteld van 51 tot 127 mm in stappen van 13 mm door de gaffelpennen in andere openingen in de beugels op elke hoek van het maaidek te plaatsen (Fig. 14). Zet de motor af voordat u de maaihoogte afstelt. Opmerking: Alle vier pennen moeten in dezelfde gaten zitten om te voorkomen zodat het gras gelijk wordt gemaaid.
Maaitips Maaisnelheid SNEL-stand gashendel Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval/Specificatie Opmerking: Overtollige olie in het schuimelement belemmert de luchtstroom door het element en kan in het papierfilter terechtkomen waardoor dit verstopt raakt. Schuimelement: Reinigen en om de 25 bedrijfsuren met olie bestrijken. Belangrijk Vervang het schuimelement als het gescheurd of versleten is. Papierelement: Om de 100 bedrijfsuren vervangen.
Motorolie controleren 2 Motorolie verversen: ÓÓÓÓÓ ÓÓÓÓÓ ÓÓÓÓÓ • Na de eerste 8 bedrijfsuren. • Om de 100 bedrijfsuren. Opmerking: De motorolie moet vaker worden ververst als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SF, SG of SH) m–2615 3 Carterinhoud: met filter, 1,9 liter 1. Oliepeilstok 2. Metalen deel GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE SAE-VISCOSITEIT 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen.
Motoroliefilter vervangen 3. Verwijder de bougie(s) en de metalen ring. 2 Vervang het oliefilter om de 200 bedrijfsuren of om de andere olieverversingsbeurt. Opmerking: Vervang het oliefilter vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Tap de motorolie af; zie Olie verversen, blz. 26. 1 2. Verwijder het oude filter en veeg de pakking van de filtertussenstuk (Fig. 22) schoon. 3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig.
Lagers en lagerbussen smeren 3. Reinig de luchtinlaat van de motor (Fig. 26). 4. Monteer de oliekoeler op de motor met de bevestigingselementen die u eerder hebt verwijderd (Fig. 26). Het maaidek moet regelmatig worden gesmeerd. Zie Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 24. Gebruik Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. 1 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). 2.
Onderhoud van de zekeringen De brandstoftank aftappen Onderhoudsinterval/Specificatie 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak zodat alle benzine uit de tank kan lopen. Schakel vervolgens de aftakas uit en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. De elektrische installatie is beveiligd door middel van een zekering. Dit behoeft geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting.
3. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe en schuif ze weg van het filter (Fig. 30). 4. Als het peil te laag is, vult u vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering bereikt. 4. Trek het filter uit de brandstofslangen. 5. Plaats de dop/peilstok op de vulbuis. 5. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter. 1 6. Open de brandstofafsluitklep op de benzinetank (Fig. 29). 1 2 3 2 m–2613 Figuur 31 1. Dop van hydraulische tank. 2.
3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 33). Hydraulische leidingen controleren 4. Monteer een nieuw hydraulisch filter op het filtertussenstuk. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens 1/2 slag (Fig. 33).
8. Herhaal de testprocedure om te controleren of de omloopklep correct werkt. Stel de omloopklep net zolang af totdat de machine correct werkt. 5. Druk de bovenste duwboom snel tegen de vaste duwboom. De zwenkwielen op de voorkant moeten bijna van de grond komen. Als de zwenkwielen van de grond komen, is de machine te fel en moet de omloopklep worden afgesteld. 6. Zet de gashendel op SNEL. 7. Druk de bovenste duwboom snel tegen de vaste duwboom. De zwenkwielen moeten ongeveer 2,5 cm van de grond komen.
De messen controleren 2. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren. 1. Controleer de snijranden (Fig.35). Als de snijranden niet scherp zijn of inkepingen vertonen, moet u de messen verwijderen en deze slijpen. Zie De maaimessen slijpen, blz. 34. 3. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde plaats als bij bovengenoemde stap 1. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stappen 1 en 2, mag niet meer zijn dan 3 mm.
De maaimessen slijpen 4. Draai de messen totdat de randen van de messen op een lijn staan ten opzichte van elkaar. De afstand tussen de randen van de messen mag niet meer dan 3 mm zijn. Als de afstand tussen de randen van de messen meer is dan 3 mm, moet u afstandsringen (Onderdeelnr. 3256-24) tussen het desbetreffende spilhuis en de onderkant van de maai-eenheid plaatsen om de messen in een lijn te brengen. 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Fig. 39).
Horizontale stand van het maaidek controleren 6. Om de schuinstand van de machine te wijzigen, moet u een gelijk aantal drukringen verwijderen op beide zwenwielvorken. Om de voorkant van de maaimachine hoger te zetten, verplaatst u de drukringen van de onderkant naar de bovenkant van de bevestigingsbuis van het draagframe. Om de voorkant van het maaidek lager te zetten, verplaatst u de drukringen van de onderkant naar de bovenkant van de bevestigingsbuis van het draagframe (Fig. 43). 1.
Tractieriem vervangen Drijfriem van het maaidek vervangen Controleer de tractieriem om de 50 bedrijfsuren op slijtage. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. 1. Zet de voorkant van de machine omhoog en plaats deze op kriksteunen. 2. Maak de stekker los van de kabelboom naar de elektrische koppeling. 1.
Drijfriem vervangen 2 Tekenen dat de riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de drijfriem als u deze zaken constateert. 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). 2. Draai de schroeven los waarmee de riemkap is bevestigd aan de bovenkant van het maaidek, en verwijder de kap. 1 m–2541 Figuur 50 3.
Neutraalstand van machine afstellen 5. Druk de pomparm naar beneden totdat de huls contact maakt met de onderste contramoer (Fig. 52). Het wiel moet nu langzaam achteruit draaien. Als de wielen draaien terwijl de duwboom in de neutraalstand staat, moet deze worden afgesteld. 6. Draai de onderste contramoer langzaam omhoog en beweeg de huls en de pomparm naar boven totdat het wiel ophoudt met draaien (Fig. 52). 1.
Onderhoud van de accu Accu opladen Controleer het zuurpeil van de accu voor elk gebruik. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. Belangrijk Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1.260).
De lagerbussen van de zwenkwielvork vervangen 1. Schakel de aftakas uit, blokkeer de wielen en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 2. Nadat de motor is afgezet, gaat u naar de accu. De zwenkwielvorken zijn gemonteerd in lagerbussen die zijn gedrukt in de boven- en onderkant van de bevestigingsbuizen van het draagframe. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvorken naar voren en naar achteren en naar links en rechts bewegen.
4. Steek een drevel in de bevestigingsbuis en druk de lagerbussen er voorzichtig uit (Fig. 56). Reinig de binnenkant van de bevestigingsbuis. Onderhoud van zwenkwielen en lagers 5. Smeer de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat. De zwenkwielen draaien op een rollager die wordt ondersteund door een holle asje. Als het lager steeds goed gesmeerd is, zal de slijtage zeer gering zijn.
Grasgeleider vervangen 4 2 8 Waarschuwing Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het maaidek voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Gebruik de maaimachine nooit zonder afdekplaat, mulchplaat of een grasafvoer en een grasvanger. 6 3 1 1. Verwijder de borgmoer, bout veer en ofstandsstuk waarmee de bevestigingen van de grasgeleider vastzitten op de draaibeugels (Fig. 58).
Elektrisch schema KEY SWITCH P/N 23–0660 G+M B+L B+S OFF ON START WIRE COLOR CODES M S1 IGNITION G L M BK B S B BN BU GN GY OR S G L KEY SW. F2 PK W BU R 7.5A BK PK BLACK BROWN BLUE GREEN GREY ORANGE R F1 30A R R + – PK GND R HOUR METER BK – + SOLENOID STARTER SOLENOID S2 NEUTRAL SW. (CLOSED WHEN IN NEUTRAL) PK BU S3 NEUTRAL SW. (CLOSED WHEN IN NEUTRAL) GY R OR OR BK GND KOHLER ENGINE S5 S4 BAIL SW. CLUTCH SW.
Hydraulisch schema Motor Right Side Pump Right Side B A Filter Expansion Tank Pump Left side B A Cooler Motor Left side Charge Pump Inlet Case Drain 44
Reiniging en stalling 10. Laat de motor 5 minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. 1. Schakel de aftakas uit en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 11. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen; zie De brandstoftank aftappen, blz. 29. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
Storingen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor start niet, start moeilijk j off blijft blijf niet i lopen. l Motor levert te weinig g vermogen. Motor raakt oververhit. Abnormale trillingen. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Brandstoftank leeg. 1. Tank met benzine vullen. 2. Choke staat niet op AAN. 2. Chokehendel op AAN zetten. 3. Luchtfilter vuil. 3. Luchtfilterelement reinigen of vervangen. 4. Bougiekabel los of niet op bougie aangesloten. 4. Kabel op bougie aansluiten. 5.
PROBLEEM Machine rijdt niet. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Peil van hydrostatische vloeistof te laag. 1. Tank voor hydrostatische vloeistof bijvullen. 2. Tractieriem versleten, los of gebroken. 2. Riem vervangen. 3. Tractiefriem van poelie af. 3. Riem vervangen. Machine kan niet tegen heuvels of hellingen op rijden. 1. De omloopklep te ver open afgesteld. 1. Omloopklep afstellen. Machine beweegt langzaam in neutraalstand. 1. Neutraalstand is verkeerd afgesteld. 1.