Operation Manual

152
7.HET SCANNEN VAN ORIGINELEN
3.SCANNEN NAAR FILE (vervolg)
7
4
Druk op de [FILE NAME] toets om de
bestandsnaam van de gescande
gegevens in te voeren.
- Het menu voor het invoeren van tekens wordt weergegeven. Een
bestandsnaam mag maximaal 64 tekens bevatten.
- Druk op de [ENTER] toets na het invoeren van de tekens.
5
Selecteer de gewenste locatie.
- [MFP LOCAL]: selecteer deze locatie als de originelen moeten
worden opgeslagen op de harde schijf van het hoofdapparaat. De
gegevens van de originelen worden opgeslagen in een map. Het
pad naar deze map wordt in het scherm weergegeven.
- [REMOTE 1], [REMOTE 2]: selecteer deze locatie wanneer de
originelen via de server moeten worden opgeslagen op de harde
schijf van een cliëntcomputer.
De beheerder moet instellingen maken om [REMOTE 1] of
[REMOTE 2] te selecteren met TopAccess.
Raadpleeg voor meer bijzonderheden de [Handleiding
netwerkbeheerder].
U mag twee locaties tegelijk selecteren voor het opslaan van
gegevens [MFP LOCAL], [REMOTE 1] en [REMOTE 2].
6
Selecteer het bestandsformaat.
- De map SCAN wordt automatisch gemaakt en de gegevens van
de originelen worden in deze map opgeslagen. Als u “TIFF
(SINGLE)” selecteert, wordt er nog een map gemaakt met de
naam die u in stap 4 heeft ingevoerd. Elke pagina wordt in deze
map opgeslagen. U krijgt met de cliëntcomputer via het netwerk
toegang tot de gegevens van de originelen door de map
FILE_SHARE op de harde schijf van het apparaat te openen.
7
Druk op de [EDIT] toets en stel vervolgens
het type origineel en de scanvoorwaarden
in.