Operation Manual

5Installatiehandleiding atmoMAG BE nl
3.2 Voorschriften
De gasdoorstroomgeiser mag enkel door een erkende
technicus geïnstalleerd worden.
Die is ook verantwoordelijk voor de deskundige installa-
tie en de eerste ingebruikneming.
Voor het installeren van de gasdoorstroomgeiser moet
de stellingname van de gasmaatschappij gekend zijn.
De gasdoorstroomgeiser mag enkel in een voldoende
geventileerde ruimte opgesteld worden.
Voor de installatie moeten vooral de volgende wetten,
verordeningen, technische regels, normen en bepalingen
in de geldige versie in acht genomen worden:
Alle bestaande voorschriften van de plaatselijke water-
maatschappij en de NAVEWA-voorschriften (Aqua-
Belge/ Belgaqua).
Alle NBN-voorschriften in verband met drinkwater-
voorziening en reglementen waaronder de NBN E 29-
804.
De Belgische norm NBN D 51-003 voor brandstoffen
lichter dan lucht.
Alle NBN-voorschriften voor elektrohuishoudelijke toe-
stellen m.a.w. :
NBN C 73 - 335 - 30
NBN C 73 - 335 - 35
NBN 18 - 300
NBN 92 - 101 enz.
– De ARAB-voorschriften.
De toestellen mogen niet in ruimtes geïnstalleerd wor-
den, van waaruit ventilatie-installaties of warmeluchtver-
warmingsinstallaties lucht met behulp van ventilatoren
afzuigen (b.v. wasemkappen, droogtrommels).
Bij de eerste in bedrijfstelling moet de installateur zowel
de gas- als de wateraansluitingen van de installatie en
het toestel op dichtheid te controleren.
4 Montage
4.1 Omvang van de levering
– Aansluitset bestaande uit:
– Aansluitstuk aardgas
– Aansluitstuk vloeibaar gas
Aansluitstuk koud water met afsluitventiel
Aansluitstuk warm water
Afdichtingen, pluggen, schroeven
4.2 Vereisten aan de plaats van opstelling
Gelieve bij de keuze van de opstellingsplaats de volgen-
de aanwijzingen in acht te nemen:
De gasdoorstroomgeiser mag enkel in een voldoende
geventileerde ruimte opgesteld worden.
De wand, waaraan de gasdoorstroomgeiser gemon-
teerd wordt, moet voldoende stevig zijn om het
gewicht van de bedrijfsklare gasdoorstroomgeiser te
kunnen dragen.
De bijgeleverde bevestigingselementen voldoen soms
niet aan de vereisten van de opstellingswand. Voor de
in dit geval vereiste bevestigingselementen moet zelf
gezorgd worden.
De opstellingsplaats moet permanent vorstvrij zijn.
Als u dit niet kunt garanderen, neem dan de vermelde
vorstbeveiligingsmaatregelen in acht.
De opstellingsplaats moet zodanig gekozen worden,
dat de leidingen (gastoevoer, watertoe- en afvoer)
goed geplaatst kunnen worden.
Attentie!
Monteer de gasdoorstromingsgeiser niet boven
een toestel waarvan het gebruik de geiser zou
kunnen beschadigen (b.v. boven een fornuis, waar
vetdampen kunnen opstijgen) of in een ruimte
met agressieve of sterk stoffige atmosfeer.
De gasdoorstroomgeiser moet met een rookgasbuis
met de voorgeschreven diameter (zie hoofdstuk 10
Technische gegevens) aan een rookgassysteem met
natuurlijke luchtafvoer (haard) aangesloten worden.
Aanwijzing!
Een afstand van het toestel tot componenten
van brandbaar materiaal resp. te brandbare
onderdelen is niet vereist, omdat bij het nomi-
nale warmtevermogen van het toestel aan het
behuizingsoppervlak een lagere temperatuur
voorhanden is dan de max. toegestane tempera-
tuur van 85 °C.
Leg deze vereisten aan de klant uit.
Veiligheidsvoorschriften en voorschriften 3
Montage 4