Instructions

95
8. Aanduidingen en symbolen op het display
De volgende symbolen en aanduidingen zijn zichtbaar op het apparaat of op het display.
1 Automatische uitschakeling is actief
2 Automatische meetbereikkeuze is actief
3 Symbool voor diodentest
4 Symbool voor continuïteitsmeting
5 Symbool voor actieve data hold-functie
6 Symbool voor frequentiemeting en
pulsduurratio in %
7 Actieve meting van relatieve waarden
8 Indicatie voor het vervangen van de batterij
9 Eenheid van temperatuur (°Celsius = Europees, °Fahrenheit = empirisch)
10 V = Volt (eenheid van de elektrische spanning), mV = millivolt (macht -3)
A = Ampère (eenheid van de elektrische stroomsterkte)
11 Meetwaardeweergave
12 Symbool voor het gebruik met wisselstroom
13 Teken bij negatieve meetwaarden
14 Symbool voor het gebruik met gelijkstroom
15 nF = Nanofarad (macht -9; eenheid van elektrische capaciteit)
µF = Micro-Farad (macht -6)
16 Ω=Ohm(eenheidvanelektrischeweerstand),
kΩ=Kilo-Ohm(macht3),
MΩ=Mega-Ohm(macht6)
OFF Schakelaarstand “uit”
NCV Contactloze wisselspanningsdetectie (alleen V-AC)
True RMS Echte effectieve-waardemeting
HOLD Data-hold functie bekijken/uitschakelen
REL Oproep relatieve waardemeting en referentiewaarde instellen (niet mogelijk voor continuïteitstest,
diodetest, frequentie en NCV)
RANGE Knop voor handmatige instelling voor het meetbereik
MODE Knop voor het omschakelen van de functie bij meervoudige bezette meetfuncties
OL Overloop-weergave; het meetbereik is overschreden
Symbool voor de gebruikte batterijgegevens
Meetfunctie diodetest
Meetfunctie akoestische continuïteitstester
AC Symbool voor wisselstroom