VOLVO Instructieboekje WEB EDITION S60 & S60 R 2006
Beste Volvo-bezitter, Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw medepassagiers voorop gestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen. Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan om vertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de onderhoudsinformatie in dit instructieboekje.
Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen, bij voorkeur voordat u uw eerste rit maakt. Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt u tips hoe u het beste in verschillende situaties met de auto kunt omgaan en leert u hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle mogelijkheden die uw auto biedt.
Volvo Car Corporation en het milieu Milieubeleid van Volvo Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijn de drie kernwaarden van Volvo Car Corporation die van invloed zijn op alle activiteiten. We zijn ervan overtuigd dat onze klanten onze zorg voor het milieu delen. Uw Volvo voldoet aan strenge internationale milieueisen en is bovendien geproduceerd in een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met hulpbronnen omgaat.
Volvo Car Corporation en het milieu Schone lucht in passagiersruimte Erkende Volvo-werkplaatsen en het milieu Een geavanceerd luchtreinigingssysteem, IAQS1 (Interior Air Quality System), zorgt ervoor dat de lucht in de passagiersruimte schoner is dan de lucht buiten in het verkeer. Met regelmatig onderhoud kunt u de voorwaarden scheppen voor een laag brandstofverbruik en op die manier bijdragen aan een schoner milieu.
Volvo Car Corporation en het milieu • Rijd rustig. Vermijd onnodig snel optrekken en krachtig remmen. • Rijd in de hoogst mogelijke versnelling. Een lager toerental zorgt voor een lager verbruik. • Laat het gaspedaal los wanneer u van een helling afrijdt. • Rem op de motor. Laat het gaspedaal los en schakel terug. • Voorkom stationair draaien. Zet de motor af wanneer u lang stilstaat in een file.
6
Veiligheid Instrumenten, schakelaars en bediening Klimaatregeling Interieur Sloten en alarm Starten en rijden Wielen en banden Verzorging Onderhoud en service Audiosysteem (optie) Telefoon (optie) Technische gegevens 9 33 63 75 89 101 137 147 153 181 203 219 7
8
Veiligheid Veiligheidsgordels AIRBAG-systeem Airbags (SRS) Airbag (SRS) activeren/deactiveren SIPS-airbags (zij-airbags) Opblaasgordijn (IC-systeem) WHIPS-systeem Activering van de veiligheidssystemen Inspectie van airbags en opblaasgordijnen Kinderen en veiligheid 10 13 14 17 19 21 22 24 25 26 9
Veiligheid Veiligheidsgordels Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag gedragen worden. Draag altijd een veiligheidsgordel Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let er daarom op dat alle passagiers hun veiligheidsgordel omhebben. Zo wordt voorkomen dat bij een aanrijding de passagiers op de achterbank tegen de rugleuning van de voorstoelen worden geslingerd.
Veiligheid Veiligheidsgordels wordt vervolgens uitgeschakeld, wanneer de snelheid tot onder 5 km/h daalt. Als de bestuurder of voorpassagier de gordel tijdens het rijden losmaakt, wordt de waarschuwingsfunctie opnieuw geactiveerd bij snelheden hoger dan 10 km/h. N.B. De gordelwaarschuwing is bestemd voor volwassenen voor in de auto. Als u een kinderzitje op de passagiersstoel hebt aangebracht en het met de veiligheidsgordel hebt vastgezet, wordt er geen gordelwaarschuwing gegeven.
Veiligheid Veiligheidsgordels Keurmerk op veiligheidsgordels met gordelspanner. Gordelspanners Alle veiligheidsgordels hebben gordelspanners. Dit is een mechanisme dat bij een aanrijding de veiligheidsgordel rond het lichaam spant. De gordel kan de passagier daarmee beter in de stoel gedrukt houden.
Veiligheid AIRBAG-systeem Behalve het waarschuwingslampje verschijnt er, in die gevallen waarin dat nodig is, een melding op het informatiedisplay. Als het waarschuwingslampje niet werkt, gaat het waarschuwingsdriehoekje branden en verschijnt er SRSAIRBAG/SERVICE SPOED op het display. Neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Volvowerkplaats. WAARSCHUWING! Waarschuwingslampje op instrumentenpaneel Het airbagsysteem1 wordt continu gecontroleerd door de regeleenheid.
Veiligheid Airbags (SRS) WAARSCHUWING! Airbag (SRS) aan de bestuurderszijde Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels ook een airbag (SRS - Supplementary Restraint System) in het stuurwiel. De airbag zit opgevouwen in het midden van het stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van het opschrift SRS AIRBAG. WAARSCHUWING! De veiligheidsgordel en de airbag werken samen.
Veiligheid Airbags (SRS) WAARSCHUWING! Reparaties mogen alleen door een erkende Volvo-werkplaats worden uitgevoerd. Ingrepen in het SRS-systeem kunnen storingen in de werking veroorzaken en leiden tot ernstige letsels. SRS-systeem, auto met het stuur links SRS-systeem, auto met het stuur rechts SRS-systeem N.B. De reactie van de sensoren hangt af van de ernst van de aanrijding en van het feit of de veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde of de passagierszijde vooraan wordt gedragen of niet.
Veiligheid Airbags (SRS) Positie van de airbag aan de passagierszijde in een auto met het stuur links of rechts. WAARSCHUWING! Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de onderdelen van het SRS-systeem in het stuurwiel of op het paneel boven het dashboardkastje. Plaats geen voorwerpen of accessoires op of in de buurt van het paneel met het opschrift SRS Airbag (boven het dashboardkastje) of binnen de actieradius van de airbag.
Veiligheid Airbag (SRS) activeren/deactiveren WAARSCHUWING! Als de auto is uitgerust met een airbag (SRS) aan de passagierszijde maar geen PACOS heeft, is de airbag altijd geactiveerd. WAARSCHUWING! Hiermee wordt aangeduid dat de airbag (SRS) aan de passagierszijde gedeactiveerd is. Schakelaar voor PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch).
Veiligheid Airbag (SRS) activeren/deactiveren WAARSCHUWING! Laat geen passagier op de passagiersstoel plaatsnemen, als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem op het instrumentenpaneel oplicht terwijl de tekst op het plafondpaneel aangeeft dat de airbag (SRS) aan die kant gedeactiveerd is. Het duidt op een ernstige storing. Bezoek onmiddellijk een erkende Volvo-werkplaats. SRS-schakelaar in stand ON. SRS-schakelaar in stand OFF. Stand van de schakelaar OFF = De airbag (SRS) is gedeactiveerd.
Veiligheid SIPS-airbags, (zij-airbags) WAARSCHUWING! Leg geen voorwerpen tussen de stoelen en de portierpanelen, omdat dit gebied binnen de actieradius van de SIPS-airbag ligt. WAARSCHUWING! Gebruik alleen stoelhoezen van Volvo of stoelhoezen die door Volvo goedgekeurd zijn. Andere stoelhoezen kunnen de werking van de SIPS-airbags hinderen. Positie van de SIPS-airbags. Opgeblazen SIPS-airbag.
Veiligheid SIPS-airbags, (zij-airbags) Auto met het stuur links. SIPS-airbag De SIPS-airbag is voorzien van een gasgenerator. Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbags worden vervolgens opgeblazen tussen de inzittende en het portierpaneel. Daarmee wordt de klap van de aanrijding opgevangen, waarna de airbags weer leeglopen. De SIPSairbags worden normaal gesproken alleen opgeblazen aan de kant van de aanrijding.
Veiligheid Opblaasgordijn (IC-systeem) Eigenschappen Het opblaasgordijn van het IC-systeem (Inflatable Curtain) vormt een aanvulling op het SIPS-systeem. Het zit verborgen achter de plafondbekleding langs beide zijden van de auto. Het beschermt inzittenden zowel voor- als achterin. Het opblaasgordijn wordt geactiveerd door de aanrijdingssensoren van het SIPS-systeem bij een voldoende krachtige aanrijding. Bij activering wordt het opblaasgordijn opgeblazen.
Veiligheid WHIPS-systeem Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection System) bestaat uit energieabsorberende rugleuningen en speciaal voor het systeem ontwikkelde hoofdsteunen op de beide voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren, afhankelijk van de hoek waaronder en de snelheid waarmee het achteropkomende voertuig de auto raakt en de materiaaleigenschappen van dat voertuig.
Veiligheid WHIPS-systeem WAARSCHUWING! Als de stoel heeft blootgestaan aan grote krachten zoals bij een aanrijding van achteren, moet u het WHIPS-systeem laten controleren bij een erkende Volvowerkplaats. Het WHIPS-systeem kan een deel van de beschermende eigenschappen hebben verloren, ook al ziet de stoel er intact uit. Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats om het systeem te laten controleren, ook na een lichte aanrijding van achteren.
Veiligheid Activering van de veiligheidssystemen Systeem Gordelspanners Airbags (SRS) SIPS-airbags Opblaasgordijn (IC-systeem) WHIPS-systeem Activering Bij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij. Bij een frontale botsing1. Bij een aanrijding in de zij1. Bij een aanrijding in de zij1. Bij aanrijdingen van achteren. 1. Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt.
Veiligheid Inspectie van airbags en opblaasgordijnen Controle-intervallen De stickers op de portierstijl(en) geven het jaar en de maand aan waarin u contact moet opnemen met een erkende Volvo-werkplaats om de airbags, gordelspanners en opblaasgordijnen te laten controleren en eventueel te laten vervangen. Als u vragen hebt over de systemen, kunt ook contact opnemen met een erkende Volvo-werkplaats. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Veiligheid Kinderen en veiligheid Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen altijd met de gordel goed om in de auto zitten. Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot zitten. De veiligheidsuitrusting voor kinderen die Volvo biedt, is afgestemd op het gebruik in uw auto. Door het gebruik van originele Volvo-onderdelen bent u er zeker van dat de bevestigingspunten en bevestigingsonderdelen op de juiste wijze zijn aangebracht en sterk genoeg zijn.
Veiligheid Kinderen en veiligheid Positie van airbagsticker in voorportieropening aan de passagierszijde. Sticker op zijwand dashboard. Sticker op zijwand dashboard (alleen Australië). WAARSCHUWING! Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een verhogingskussen op de passagiersstoel, als de airbag (SRS) geactiveerd1 is. Het niet opvolgen van de deze aanbeveling kan levensgevaarlijke situaties opleveren voor het kind. 1.
Veiligheid Kinderen en veiligheid Plaats van kinderen in de auto Gewicht (leeftijd) <10 kg (tot 9 maanden) 9–18 kg (9–36 maanden) 28 Voorstoel Buitenste zitplaats achterbank Mogelijkheden: Mogelijkheden: • Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, • Achterstevoren gemonteerd kinderte bevestigen met veiligheidsgordel. zitje, te bevestigen met veiligheidsL1: Typegoedk.: E5 03160 gordel en steun. L1: Typegoedk.
Veiligheid Kinderen en veiligheid Gewicht (leeftijd) 15–36 kg (3–12 jaar) Voorstoel Gordelkussen met of zonder rugleuning. L1: Typegoedkeuringsnr. E5 03139 Buitenste zitplaats achterbank Gordelkussen met of zonder rugleuning. L1: Typegoedkeuringsnr. E5 03139 Middelste zitplaats achterbank Mogelijkheden: • Gordelkussen met of zonder rugleuning. L1: Typegoedkeuringsnr. E5 03139 • Geïntegreerd kinderzitje. B2: Typegoedk.: E5 03140 1.
Veiligheid Kinderen en veiligheid WAARSCHUWING! Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een verhogingskussen op de passagiersstoel als de airbag (SRS) geactiveerd is. Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel plaatsnemen, als de airbag (SRS) geactiveerd1 is. Het niet opvolgen van de bovenstaande aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleveren voor het kind. 1.
Veiligheid Kinderen en veiligheid • de veiligheidsgordel niet tegen de nek van het kind aankomt of onder de schouder langs loopt. – Stel de stand van de hoofdsteun zorgvuldig af op de lengte van het kind. WAARSCHUWING! Geïntegreerd kinderzitje uitklappen – Klap het geïntegreerde kinderzitje omlaag. – Haal de klittenband los. – Klap het bovenste gedeelte weer op.
Veiligheid Kinderen en veiligheid Kinderzitje monteren Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor kinderen die afgestemd is op uw Volvo en uitvoerig door Volvo getest is. Bij het gebruik van andere op de markt verkrijgbare producten is het belangrijk dat u de bijgeleverde montagevoorschriften zorgvuldig doorleest en nauwkeurig opvolgt. • Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitje nooit vast aan de hendel waarmee u de voorstoel in de lengterichting verstelt of aan veren, rails of balken onder de stoel.
Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur links Overzicht auto’s met het stuur rechts Instrumentenpaneel Controle- en waarschuwingslampjes Informatiedisplay Schakelaars op middenconsole Verlichtingspaneel Linker stuurhendel Rechter stuurhendel Boordcomputer Cruise control (optie) Handrem, elektrische aansluiting/aansteker Stuurwielafstelling Elektrisch bedienbare ruiten Spiegels en zijruiten Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie) 34 36 38 39 42 44 48 49 50 52 53 54 55 56 58 60
Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur links 34
Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur links Bedieningspaneel op bestuurdersportier. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Mistlampen ............................................................................ pagina 48 Koplampen, stadslichten/parkeerlichten vóór en achterlichten ........................................................... pagina 48 Mistachterlicht.......................................................................
Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur rechts 36
Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur rechts 15. 16. 17. 18. 19. 20. Bedieningspaneel op bestuurdersportier. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Mistachterlicht....................................................................... pagina 48 Koplampen, stadslichten/parkeerlichten vóór en achterlichten ........................................................... pagina 48 Mistlampen ............................................................................
Instrumenten, schakelaars en bediening Instrumentenpaneel 1. Temperatuurmeter De temperatuurmeter geeft de temperatuur in het koelsysteem van de motor aan. Op het display verschijnt een bericht, als de temperatuur abnormaal hoog is en de naald tot in het rode gebied uitslaat. Let erop dat verstralers voor de radiateurgrille het koelvermogen verminderen bij een hoge buitentemperatuur en een zware belasting van de motor. 2.
Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes Functietest, lampjes Wanneer de tekst “TIJD VOOR REG. SERVICE” verschijnt, doet u het waarschuwingslampje uit en verwijdert u de tekst met behulp van de knop READ. Dit gebeurt automatisch na 2 minuten. 1 Alle controle- en waarschuwingslampjes gaan branden wanneer u de contactsleutel voor het starten in stand II draait. De werking van de lampjes wordt dan gecontroleerd.
Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes • Als het peil lager is dan het MIN-merkje van het reservoir, kunt u beter niet verder rijden met de auto. Laat de auto naar een erkende Volvo-werkplaats slepen om het remsysteem te controleren. Als de waarschuwingslampjes voor het remsysteem en het ABSsysteem tegelijkertijd branden, kan er een storing in de remkrachtverdeling zijn opgetreden. Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en zet de motor af.
Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes Mistachterlicht Het lampje brandt, wanneer u het mistachterlicht hebt ingeschakeld. Controlelampje aanhanger Het controlelampje knippert, wanneer u de richtingaanwijzers op de auto en op de aanhanger gebruikt. Als het lampje niet knippert, is een van de richtingaanwijzers op de auto of de aanhanger defect.
Instrumenten, schakelaars en bediening Informatiedisplay Meldingen die in het geheugen liggen opgeslagen kunt u op een later tijdstip nogmaals doorlezen. Druk op de knop READ (A), als u de opgeslagen meldingen wilt bekijken. U kunt de meldingen doorbladeren door op de knop READ (A) te drukken. Druk nogmaals op de knop READ om de berichten weer in het geheugen op te slaan. N.B.
Instrumenten, schakelaars en bediening Informatiedisplay Melding STOP AUTO Z.S.M. ZET DE MOTOR AF SERVICE SPOED ZIE HANDLEIDING SERVICE VEREIST BIJ ONDERHOUD TIJD VOOR REG. SERVICE OLIEPEIL LAAG1 – BIJVULLEN3 OLIEPEIL LAAG2 – STOP AUTO Z.S.M.3 OLIEPEIL LAAG2 – ZET MOTOR UIT3 OLIEPEIL LAAG2 – ZIE HANDLEIDING3 ROETFILTER VOL – ZIE HANDLEIDING1 Betekenis Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole N.B. De onderlinge positie van de knoppen kan variëren. STC/DSTC-systeem1 Actief chassis, FOUR-C (optie) Druk op de knop om een van de chassistanden Comfort of Sport te kiezen (zie pagina 113). Op het informatiedisplay verschijnt 10 seconden lang de actuele stand. BLIS (Blind Spot Information System) (optie) Druk op de knop om het systeem te deactiveren of opnieuw te activeren Zie pagina 133 voor meer informatie.
Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole De contactsleutel moet ten minste in stand I staan, anders geeft de aansluiting geen stroom. U activeert de aansteker door de knop in de drukken. Wanneer de aansteker heet genoeg is, veert de knop automatisch uit. Haal de aansteker uit de opening en gebruik het roodgloeiende deel om een sigaar of sigaret aan te steken. Om veiligheidsredenen moet u het deksel altijd op de aansluiting laten zitten, wanneer deze niet in gebruik is.
Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole Verstralers (accessoires) Druk op deze knop als u de verstralers van de auto’s tegelijk met het groot licht wilt voeren of als u de verstralers uit wilt schakelen. De LED in de knop brandt om aan te geven dat de functie actief is. Actief chassis, FOUR-C (S60R) Alarmlichten Selecteer een van de chassistanden Comfort, Sport of Advanced met behulp van de knoppen. Zie pagina 113 voor meer informatie.
Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole Elektrisch verwarmde buitenspiegels en achterruit Schakel de elektrische verwarming in om ijs en wasem van de achterruit en de buitenspiegels te verwijderen. Wanneer u op de schakelaar drukt, wordt de verwarming van de achterruit en de buitenspiegels geactiveerd. De LED in de schakelaar gaat daarbij branden. De verwarming wordt na ca. 12 minuten automatisch uitgeschakeld.
Instrumenten, schakelaars en bediening Verlichtingspaneel Stadslichten/parkeerlichten vóór en achterlichten U kunt de stadslichten/parkeerlichten vóór en de achterlichten altijd inschakelen ongeacht de stand van de contactsleutel. – Draai de verlichtingsdraaiknop (1) naar de middelste stand. Met de contactsleutel in stand II staan de stadslichten/parkeerlichten vóór en de achterlichten altijd aan.
Instrumenten, schakelaars en bediening Linker stuurhendel worden of veert automatisch terug bij het terugdraaien van het stuurwiel. Korte serie knippersignalen – Haal de stuurhendel omhoog of omlaag tot in stand (1) en laat de hendel vervolgens los. Wanneer u de stuurhendel loslaat veert deze terug naar de uitgangspositie, zodat de richtingaanwijzers worden uitgeschakeld. inschakelduur bedraagt 30 seconden1, maar is in een erkende Volvo-werkplaats te wijzigen in 60 of 90 seconden.
Instrumenten, schakelaars en bediening Rechter stuurhendel De wissers bewegen op hoge snelheid. BELANGRIJK! Sproei een royale hoeveelheid ruitensproeiervloeistof op de voorruit wanneer de ruitenwissers werken. De voorruit moet nat zijn bij gebruik van de ruitenwissers. Ruitenwissers De ruitenwissers zijn uitgeschakeld, wanneer de hendel in stand 0 staat. Wanneer u de hendel omhoogduwt, maken de wissers slagen zolang u de hendel in deze stand vasthoudt.
Instrumenten, schakelaars en bediening Rechter stuurhendel Koplampsproeiers (optie in bepaalde landen) De koplampsproeiers worden automatisch geactiveerd bij het gebruik van de ruitensproeiers. De hogedruksproeiers van de koplampen verbruiken grote hoeveelheden ruitensproeiervloeistof. Om vloeistof te besparen worden de koplampen alleen iedere vijfde keer dat u de voorruitsproeiers activeert gesproeid (gerekend over een periode van tien minuten).
Instrumenten, schakelaars en bediening Boordcomputer Functies Op de boordcomputer staat de volgende informatie: Bediening Om toegang te krijgen tot de informatie van de boordcomputer moet u de ring (B) op de hendel stapsgewijs linksom of rechtsom draaien. Wanneer u na het laatste menu nogmaals aan de ring draait, keert u terug in de uitgangspositie. N.B.
Instrumenten, schakelaars en bediening Cruise control (optie) Inschakelen Snelheid hervatten De bedieningsorganen voor de Cruise control vindt u links op het stuurwiel. Druk op de knop om de eerder ingestelde snelheid te hervatten. Op het instrumentenpaneel verschijnt CRUISE-ON. Gewenste snelheid instellen: – Druk op de knop CRUISE. Op het instrumentenpaneel verschijnt de tekst CRUISE. – Druk lichtjes op + of – om de snelheid van de auto vast te zetten. Op het instrumentenpaneel verschijnt CRUISE-ON.
Instrumenten, schakelaars en bediening Handrem, elektrische aansluiting/aansteker Op een helling parkeren • Draai de wielen van de trottoirband af bij het parkeren op een oplopende helling. • Draai de wielen naar de trottoirband toe bij het parkeren op een aflopende helling. Handrem lossen: – Trap het rempedaal stevig in. – Haal de handremhendel iets omhoog en druk op de knop. Duw de hendel volledig omlaag en laat de knop los. Handrem (parkeerrem) De handremhendel zit tussen de beide voorstoelen.
Instrumenten, schakelaars en bediening Stuurwielafstelling U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in de lengte verstellen. Duw de hendel aan de linkerzijde van de stuurkolom omlaag. Zet het stuurwiel vervolgens in de gewenste stand. Duw de hendel weer in positie terug om het stuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren. Als dit veel moeite kost, kunt u lichte druk op het stuurwiel aanbrengen terwijl u de blokkeerhendel terugduwt.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbare ruiten Met de schakelaars op de armleuning van de portieren kunt u de ruiten elektrisch bedienen. U kunt de ruiten alleen bedienen, wanneer de contactsleutel in stand I of II staat. Ook wanneer de auto stilstaat en u de contactsleutel hebt uitgenomen, kunt u de ruiten nog steeds openen en sluiten zolang u geen van de voorportieren hebt geopend. N.B. Alleen op bepaalde markten werkt de automatische sluitingsfunctie ook aan de passagierszijde.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbare ruiten Elektrisch bedienbare ruiten in achterportieren blokkeren Elektrisch bedienbare ruit in voorportier, passagierszijde Elektrisch bedienbare ruiten in achterportieren U kunt de elektrische bediening van de ruiten in de achterportieren blokkeren met de schakelaar op het bedieningspaneel op het bestuurdersportier.
Instrumenten, schakelaars en bediening Spiegels en zijruiten BELANGRIJK! Gebruik de spiegelverwarming (zie pagina 47) om de buitenspiegels van ijs te ontdoen en geen ijskrabber. Een krabber kan krassen op het spiegelglas veroorzaken. Buitenspiegels met geheugen (optie) A B Achteruitkijkspiegel A: Normale stand. B: Anti-verblindingsstand. Gebruik deze stand, als u de koplampen van het achteropkomende verkeer als hinderlijk ervaart.
Instrumenten, schakelaars en bediening Spiegels en zijruiten Water- en vuilafstotende laag op voorste zijruiten en/of buitenspiegels (optie) De voorste zijruiten en/of de buitenspiegels zijn voorzien van een speciale laag die bij regen voor een beter zicht zorgt. Zie pagina 149 voor informatie over het onderhoud van dergelijk glaswerk. BELANGRIJK! Gebruik geen metalen ijskrabber om de ruiten van ijs te ontdoen. De water- en vuilafstotende laag kan beschadigd raken.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie) WAARSCHUWING! Als er kinderen in de auto zitten: Verbreek bij het verlaten van de auto de stroomtoevoer naar het schuifdak door de contactsleutel uit te nemen. 3 1 4 2 5 6 Openingsstanden De bedieningsknop voor het schuifdak zit aan het plafond.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie) Automatische bediening Duw de schakelaar door het drukpunt (3) in de achterste eindstand (4) of via het drukpunt (2) in de voorste eindstand (1) en laat de schakelaar vervolgens los. Het schuifdak schuift dan tot in de comfortstand open of helemaal dicht. WAARSCHUWING! De beveiliging tegen overbelasting werkt alleen wanneer het schuifdak op de normale manier openstaat – niet in de ventilatiestand.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie) 62
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C Elektronische klimaatregeling, ECC Luchtverdeling Standverwarming op brandstof (optie) 64 66 68 71 72 63
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Beslagen ruiten Werking interieurventilator Poets de binnenzijde van de ruiten schoon om te voorkomen dat ze beslaan. Gebruik een normaal poetsmiddel voor glaswerk. Wanneer de motor is afgezet (ook al staat de contactsleutel in stand I of II), zal de interieurventilator automatisch worden uitgeschakeld. Dit gebeurt om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt. Interieurfilter Zorg dat u het interieurfilter op gezette tijden vervangt.
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Luchtverdeling Blaasmonden in dashboard Blaasmonden in portierstijlen De binnenkomende lucht wordt verdeeld over meerdere blaasmonden die op verschillende punten in de auto zijn aangebracht. A. Open B. Dicht C. Luchtstroom naar links of rechts D. Luchtstroom omhoog of omlaag. – Richt de buitenste blaasmonden op de voorste zijruiten om ze te ontwasemen. A. Open B. Dicht C. Luchtstroom naar links of rechts D. Luchtstroom omhoog of omlaag.
Klimaatregeling Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C 1 2 8 1. 2. 3. 4. A/C, Aan/Uit Recirculatie Luchtverdeling Elektrisch verwarmde achterruit en buitenspiegels 5. Elektrisch verwarmde voorstoelen 6. Temperatuur, rechterzijde 7. Temperatuur, linkerzijde 8. Ventilator Als u het A/C-systeem wilt inschakelen, moet u de ventilatorknop (9) uit stand 0 draaien. Gebruik het A/C-systeem ook bij lage temperaturen (0–15 °C) om de inkomende lucht van vocht te ontdoen.
Klimaatregeling Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C Ventilator U kunt de snelheid waarmee de ventilator draait verhogen of verlagen door aan de knop te draaien. Als de draaiknop in stand 0 staat, is de airconditioning niet ingeschakeld. Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming Met deze knop kunt u de achterruit en de buitenspiegels snel ontdoen van condens of ijs (zie pagina 47 voor meer informatie over deze functie).
Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC 2 3 4 5 6 7 8 1 9 10 11 13 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC N.B. Als u de knop voor de ventilatorsnelheid zo ver linksom draait dat alleen de oranje LED links boven de knop oplicht, zijn de ventilator en het A/C-systeem uitgeschakeld. Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming Met deze knop kunt u de achterruit en de buitenspiegels snel ontdoen van condens of ijs (zie pagina 47 voor meer informatie over deze functie).
Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan er met name in de winter wasem en ijs op de binnenkant van de ruiten ontstaan. Met de timerfunctie (op modellen met een combifilter en “Air Quality Sensor” ontbreekt de timerfunctie) beperkt u de kans op ijs, wasem en een slechte lucht. Ga als volgt te werk om deze te activeren: – Druk de knop langer dan 3 seconden in. De LED knippert 5 seconden.
Klimaatregeling Luchtverdeling Luchtverdeling Luchtverdeling Toepassing Lucht via de blaasmonden voor- en achterin. Lucht naar de ruiten. In deze stand vindt er geen luchtrecirculatie plaats. Het A/Csysteem is altijd ingeschakeld. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmonden. Lucht naar de vloer en de ruiten. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmonden. Voor een goede koeling bij warm weer. Voor het verwijderen van ijs en wasem. Laat de ventilator op hoge snelheid draaien.
Klimaatregeling Standverwarming op brandstof (optie) De elektronica van de auto rekent aan de hand van de buitentemperatuur zelf uit, wanneer de standverwarming moet worden ingeschakeld om de ingestelde uitschakeltijd te kunnen halen. Bij een buitentemperatuur hoger dan 25 °C vindt er geen activering van de standverwarming plaats. Bij temperaturen van –10 °C en lager is de maximale bedrijfstijd van de standverwarming 60 minuten.
Klimaatregeling Standverwarming op brandstof (optie) Waarschuwingssticker op de tankvulklep. Op een helling parkeren Wanneer u de auto op een steile helling parkeert, moet u ervoor zorgen dat de voorkant naar de top van de helling wijst. De standverwarming krijgt dan voldoende brandstof. Klokje en gebruik van de timer(s) Als u na het instellen van de timer(s) het klokje bijstelt, worden alle timerinstellingen om veiligheidsredenen geannuleerd.
Klimaatregeling Standverwarming op brandstof (optie) BELANGRIJK! Herhaaldelijk gebruik van de standverwarming bij korte ritten kan ertoe leiden dat de accu uitgeput raakt en startproblemen opleveren. Om er zeker van te zijn dat de dynamo evenveel energie produceert als de verwarming afneemt, moet u bij regelmatig gebruik van de verwarming minstens even lang met de auto rijden als de inschakelduur van de verwarming.
Interieur Voorstoelen Interieurverlichting Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Achterbank Bagageruimte 76 79 81 86 87 75
Interieur Voorstoelen 4. 5. 6. Lendensteun wijzigen – aan de knop draaien. Hellingshoek rugleuning wijzigen – aan de knop draaien. Bedieningspaneel voor elektrisch bedienbare stoel. WAARSCHUWING! • Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat u gaat rijden en nooit tijdens het rijden. • Controleer of de stoel in zijn stand vergrendeld staat. Zithouding De bestuurders- en passagiersstoel kunnen worden ingesteld voor een optimale zit- en rijhouding. 1.
Interieur Voorstoelen Elektrisch bedienbare voorstoel (optie) Voorbereidingen U kunt de stoel normaal gesproken alleen verstellen, wanneer de contactsleutel in stand I of II staat. De stoel kan ook binnen 4,5 minuten na ontgrendeling van het portier met de sleutel of afstandbediening worden versteld. Als het portier gesloten is en de contactsleutel nog niet in het contactslot steekt of in stand 0 staat, hebt u na sluiting van het portier nog 40 seconden de tijd om instellingen te verrichten.
Interieur Voorstoelen Stoel in opgeslagen stand zetten Houd geheugenknop (5), (6) of (7) ingedrukt, totdat de stoel tot stilstand komt. Om veiligheidsredenen zal de instelling van de stoel onmiddellijk worden beëindigd bij het loslaten van de knop. Noodstop Als de stoel per ongeluk in beweging komt, kunt u op een van de knoppen drukken om de stoel tot stilstand te brengen. WAARSCHUWING! Zorg dat er geen voorwerpen voor, achter of onder de stoel liggen tijdens het instellen.
Interieur Interieurverlichting De algemene verlichting wordt na 10 minuten automatisch uitgeschakeld, wanneer: • een van de portieren openstaat; • de algemene verlichting niet eerder wordt uitgeschakeld. De algemene verlichting gaat uit, wanneer: • u de motor start; • u de auto vanaf de buitenzijde vergrendelt met de sleutel of de afstandsbediening. De algemene verlichting gaat 10 minuten na het afzetten van de motor automatisch uit, voor zover u de verlichting niet eerder handmatig hebt uitgeschakeld.
Interieur Interieurverlichting Make-upspiegel1 Het lampje gaat automatisch aan, wanneer u het klepje optilt. 1. 80 Optie op bepaalde markten.
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte 81
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Opbergmogelijkheden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Zonnebrilvak, bestuurderszijde (optie) Opbergvak Parkeerkaarthouder Bekerhouder (optie) Dashboardkastje Opbergvak in middenconsole Vak in portierpaneel Bekerhouder in armsteun, achterbank Opbergvak WAARSCHUWING! Zorg dat er geen harde, scherpe of zware voorwerpen in de weg liggen of uitsteken om te voorkomen dat ze verwondingen veroorzaken bij een krachtige remmanoeuvre.
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Bekerhouder in voorste opbergvak (optie) De bekerhouder is eenvoudig te verwijderen: 1. Duw de bekerhouder naar voren (1), terwijl u deze aan de achterkant (2) optilt. 2. Duw de bekerhouder achteruit (3), in de uitsparing, onder het schuifklepje. 3. Kantel de voorkant van de bekerhouder (4) omhoog en verwijder de houder. Breng de bekerhouder in omgekeerde volgorde weer aan.
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Bekerhouder in dashboard (optie) • Druk op de houder om de bekerhouder uit te doen schuiven. • Duw de bekerhouder na gebruik weer in het dashboard. N.B. Gebruik nooit glazen flessen. Let er tevens op dat warme dranken gevaar voor brandwonden opleveren. 84 Dashboardkastje Kledinghaak In het dashboardkastje kunt u bijvoorbeeld het instructieboekje, wegenkaarten, pennen en tankpassen bewaren.
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Bekerhouder in armsteun, achterbank. Flessenhouder achterin (optie) Doe het volgende om de flessenhouder te gebruiken: – Klap de houder uit. – Zet de fles erin. De flessenhouder is tevens te gebruiken als afvalbak. Breng van onderaf een afvalzak in de houder aan en vouw de randen van de zak om. N.B. Er bestaan geen speciale afvalzakken voor de houder. U kunt gebruik maken van – gewone plastic zakken.
Interieur Achterbank Hoogte van hoofdsteun instellen. Hoofdsteunen achterbank De middelste hoofdsteun van de achterbank kunt u in de hoogte afstellen op de lengte van de passagier. Trek de hoofdsteun zo ver omhoog als nodig is. Als u de hoofdsteun lager wilt zetten, moet u tegelijkertijd de pal achter de ene poot indrukken (zie afbeelding). Ruggedeelte achterbank omklappen U kunt de beide ruggedeelten van de achterbank tegelijk of elk apart omklappen. Dit maakt het vervoer van lange bagage eenvoudiger.
Interieur Bagageruimte N.B. Als de auto is uitgerust met een geïntegreerd kinderzitje, moet u dat eerst uitklappen. Het deksel op de armsteun/het geïntegreerde kinderzitje van de achterbank is niet voorzien van scharnieren. U moet het deksel dan ook verwijderen voordat u gebruik maakt van het doorsteekluik. Bij verwijderen: – Verdraai het deksel 30°. – Trek het recht omhoog.
Interieur Bagageruimte WAARSCHUWING! Afhankelijk van de belading van de auto en het zwaartepunt van de lading treden er wijzigingen in de rijeigenschappen op. Houder voor boodschappentassen (optie) Open het luik in de bagageruimte. Hang of bind de boodschappentassen vast met de bagageband. Algemene informatie Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar gewicht van de auto verminderd met dat van de gemonteerde accessoires.
Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening Vergrendelen en ontgrendelen Kinderslot Alarm (optie) 90 93 96 97 89
Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening 1. Hoofdsleutel De hoofdsleutel past op alle sloten. Servicesleutel1 De servicesleutel past alleen op het bestuurdersportier en op het contactslot/stuurslot. 2. Sleutels, elektronische startblokkering 1 2 Bij de auto worden twee hoofdsleutels en een servicesleutel geleverd1. Eén hoofdsleutel is inklapbaar en voorzien van een ingebouwde afstandsbediening.
Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening 6 1 2 5 4 1. 2. 3. 4. 5. 6. 3 Ontgrendelen Kofferdeksel openen Paniekfunctie “Approach”-verlichting Vergrendelen Sleutel in-/uitklappen Functies afstandsbediening Ontgrendelen – Druk eenmaal op de knop (1) om alle portieren, het kofferdeksel en de tankvulklep te ontgrendelen. Kofferdeksel – Druk tweemaal op de knop (2) om alleen het kofferdeksel te ontgrendelen en te openen. N.B. Deze functie is niet bedoeld om het kofferdeksel geheel te openen.
Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening – Plaats de afdekking terug. Zorg dat het afdichtrubber goed zit en intact is, zodat er geen vocht kan binnendringen. Geef de lege batterij af bij de Volvo-dealer, zodat de batterij op milieuvriendelijke wijze wordt verwerkt. Batterij in afstandsbediening vervangen Als de sloten niet meer bij de gebruikelijke afstand reageren op signalen van de afstandsbediening, moet u de batterij bij de eerstvolgende servicebeurt vervangen.
Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen Automatische hervergrendeling Als u geen van de portieren noch het kofferdeksel binnen twee minuten na ontgrendeling van de buitenzijde met de afstandsbediening opent, worden alle sloten automatisch weer vergrendeld. Deze functie voorkomt dat u de auto per ongeluk onvergrendeld kunt laten staan. Zie pagina 97 voor auto’s met alarm.
Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen Kofferdeksel met afstandsbediening ontgrendelen/vergrendelen Ga als volgt te werk om alleen het kofferdeksel te ontgrendelen: – Druk tweemaal op de knop voor het kofferdeksel op de afstandsbediening. Het kofferdeksel wordt daarbij ontgrendeld en gaat een stukje open. – Als alle portieren zijn vergrendeld wanneer u het kofferdeksel weer sluit, wordt ook het kofferdeksel automatisch vergrendeld.
Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen De LED in de knop licht op en blijft branden, totdat u de auto met de sleutel of de afstandsbediening vergrendelt. Er verschijnt een bericht op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. De volgende keer dat u het contact aanzet, worden de sensoren weer geactiveerd. “Private locking” deactiveren: – Draai de hoofdsleutel naar stand II en druk nogmaals op de knop.
Sloten en alarm Kinderslot Bedieningscilinder kinderslot, linker achterportier. Handmatig kinderslot, achterportieren De bedieningscilinders van de kindersloten vindt u achter op de korte kant van de achterportieren, zodat ze alleen bereikbaar zijn wanneer de portieren openstaan. Gebruik een plat metalen voorwerp zoals een schroevendraaier om de bedieningscilinders te verdraaien en zo de kindersloten in of uit te schakelen. A.
Sloten en alarm Alarm (optie) Alarmsysteem Alarm uitschakelen Geluidssignalen, alarm Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden alle beveiligde onderdelen continu gecontroleerd. Het alarm gaat af, als: Druk op de knop UNLOCK van de afstandsbediening. De richtingaanwijzers van de auto geven twee korte lichtsignalen af ter bevestiging dat het alarm is uitgeschakeld. In bepaalde landen kunt u het alarm ook met de sleutel uitschakelen.
Sloten en alarm Alarm (optie) Er verschijnt een bericht op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. De volgende keer dat u het contact aanzet, worden de sensoren weer geactiveerd. Als uw auto is uitgerust met de zogeheten Safelock-functie, wordt ook deze functie tegelijkertijd geactiveerd (zie pagina pagina 95).
Sloten en alarm Alarm (optie) Alarmsysteem testen Test van de bewegingsmelder – Open alle ruiten. – Activeer het alarm. De LED knippert langzaam om aan te geven dat het alarm op scherp staat. – Wacht 30 seconden. – Test de bewegingsmelder in het passagierscompartiment door bijvoorbeeld een tas van de stoelzitting te nemen. Het alarmsysteem moet dan geluids- en knippersignalen afgeven. – Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te ontgrendelen. Portieren testen – Activeer het alarm.
Sloten en alarm 100
Starten en rijden Algemene informatie Brandstof tanken Motor starten Handgeschakelde versnellingsbak Automatische versnellingsbak Remsysteem Stabiliteitssysteem FOUR-C (Actief chassis) Parkeerhulp (optie) Slepen en bergen Starten met hulpaccu Rijden met een aanhanger Trekhaak Afneembare trekhaak Lading op het dak Lichtbundel aanpassen BLIS (Blind Spot Information System) (optie) 102 104 105 107 108 111 113 114 115 117 119 120 122 124 126 128 133 101
Starten en rijden Algemene informatie Zuinig rijden Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op de heersende verkeerssituatie. Let op het volgende: • Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijfstemperatuur komen! D.w.z. dat u de motor niet stationair moet laten lopen, maar zo snel mogelijk moet wegrijden en de motor licht moet belasten. • Een koude motor verbruikt meer brandstof dan een warme.
Starten en rijden Algemene informatie Voorkom oververhitting van de motor en het koelsysteem In speciale omstandigheden, bijvoorbeeld op steile hellingen en bij het vervoer van een zware lading, bestaat het gevaar dat de motor en het koelsysteem oververhit raken. Dit geldt in het bijzonder bij warm weer. Tips om oververhitting in het koelsysteem te voorkomen • Houd een lage snelheid aan, wanneer u met een aanhanger achter de auto een lange, steile helling oprijdt.
Starten en rijden Brandstof tanken de tank bij hoge buitentemperaturen overloopt! Breng na het tanken de tankvuldop weer aan en draai deze zo ver dicht dat u een of meer klikken hoort. WAARSCHUWING! Schakel voordat u gaat tanken uw mobiele telefoon uit. Het belsignaal kan aanleiding geven tot vonkvorming en daarbij de brandstofdampen ontsteken met gevaar voor brand en verwondingen. De tankvuldop vindt u achter de tankvulklep in het spatbord rechtsachter.
Starten en rijden Motor starten U start de motor als volgt (benzine) – Trek de handrem (parkeerrem) aan. – Automatische versnellingsbak Zet de keuzehendel in stand P of N. Handgeschakelde versnellingsbak Zet de versnellingspook in de vrijstand en trap het koppelingspedaal volledig in. Dit is vooral van belang bij strenge vorst. N.B. Het sleutelblad van de hoofdsleutel moet volledig zijn uitgeklapt (zoals afgebeeld op pagina 90) bij het starten van de auto.
Starten en rijden Motor starten • Wanneer u bij koud weer de standverwarming (optie) inschakelt, bereikt de motor sneller de normale bedrijfstemperatuur. BELANGRIJK! Als het filter helemaal volzit met roetdeeltjes kan de motor startproblemen vertonen en heeft het filter geen functie meer. U moet het filter dan vervangen. Contactsleutels en elektronische startblokkering Laat de contactsleutel nooit samen met andere sleutels of metalen voorwerpen aan dezelfde sleutelbos hangen.
Starten en rijden Handgeschakelde versnellingsbak Schakelstanden, vijfversnellingsbak Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na het schakelen weer van het koppelingspedaal af! Houd u aan het aangegeven schakelpatroon. Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden, moet u zoveel mogelijk gebruik maken van hoge versnellingen. Blokkering achteruitversnelling Schakel de achteruitversnelling alleen in, wanneer de auto volledig stilstaat.
Starten en rijden Automatische versnellingsbak Koude start Beveiligingssystemen Als u bij koud weer wegrijdt, is het mogelijk dat het schakelen ietwat stug gaat. Dit komt omdat de versnellingsbakolie bij lagere temperaturen stroperiger wordt. Om de uitstoot van uitlaatgassen te beperken schakelt de versnellingsbak later op dan normaal, wanneer u bij lage temperaturen wegrijdt.
Starten en rijden Automatische versnellingsbak Geartronic1 Op de S60 R met Geartronic zit een knop met het opschrift S bij de keuzehendel in plaats van de knop W. Met deze knop S schakelt u het sportprogramma van de versnellingsbak in of uit. Een brandende LED in de knop geeft aan dat het programma actief is. Het sportprogramma levert een sportiever rijgedrag op en maakt het mogelijk om hogere toeren te maken in de versnellingen.
Starten en rijden Automatische versnellingsbak D – Rijstand Stand D is de normale rijstand. De versnellingsbak schakelt automatisch op en terug, afhankelijk van de stand van het gaspedaal en de snelheid. Zorg dat de auto stilstaat, voordat u de keuzehendel vanuit stand R in stand D zet. 4 – Versnellingsstand Er wordt automatisch op- en teruggeschakeld tussen de 1ste, 2de, 3de en 4de versnelling. Er wordt niet opgeschakeld naar de 5de versnelling.
Starten en rijden Remsysteem Rembekrachtiging Als de auto rolt of wordt gesleept met een uitgeschakelde motor, moet u ongeveer vijfmaal zoveel druk uitoefenen op het rempedaal als wanneer de motor loopt. Als u bij het starten van de motor op het rempedaal trapt, kan het rempedaal iets omlaagkomen. Dit is volkomen normaal omdat de rembekrachtiging geactiveerd wordt. Bij een auto met EBA (Emergency Brake Assistance) kan dit nog duidelijker te merken zijn. N.B.
Starten en rijden Remsysteem groot mogelijke respons van het stuurwiel worden verkregen. Het ABS-systeem zorgt ervoor dat de auto beter bestuurbaar blijft om bijvoorbeeld obstakels te kunnen ontwijken. Het ABS-systeem verbetert de totale remcapaciteit niet. Als bestuurder hebt u echter wel meer controle over de besturing van de auto, wat voor meer veiligheid zorgt. Wanneer u na het starten van de motor met de auto wegrijdt en een snelheid van ca.
Starten en rijden Stabiliteitssysteem Wanneer het stabiliteitssysteem1 actief is, kan het lijken alsof de auto niet normaal reageert op de stand van het gaspedaal. Dit komt doordat het systeem de grip op het wegdek registreert en de verschillende deelsystemen van het stabiliteitssysteem inschakelt. De auto is uitgerust met STC (Stability and Traction Control), stabiliteits- en tractieregelsysteem of met DSTC (Dynamic Stability and Traction Control), dynamisch stabiliteits- en tractieregelsysteem.
Starten en rijden FOUR-C (Actief chassis) Schakelaar voor FOUR-C op middenconsole (geldt niet voor de S60 R). Actief chassis, FOUR-C1 De auto is uitgerust met een zeer geavanceerd actief chassissysteem – FOUR C (Continuously Controlled Chassis Concept) – dat elektronisch gestuurd is. Het systeem werkt op basis van enkele sensoren die continu de bewegingen en reacties van de auto in de gaten houden, zoals de verticale en zijdelingse versnelling, de rijsnelheid en de wielbewegingen.
Starten en rijden Parkeerhulp (optie) geluidssignalen beurtelings uit de luidsprekers voor- en achterin. Wanneer u ondertussen naar een andere geluidsbron van het audiosysteem luistert, wordt het volume daarvan tijdelijk verlaagd. Het systeem is altijd actief bij het starten van de motor. WAARSCHUWING! Parkeerhulp aan de voor- en achterzijde. Algemene informatie De parkeerhulp is bedoeld als hulpmiddel tijdens het parkeren. Geluidssignalen geven de afstand tot een waargenomen obstakel aan.
Starten en rijden Parkeerhulp (optie) Parkeerhulp achterzijde De parkeerhulpsensoren aan de achterzijde worden geactiveerd bij het inschakelen van de achteruitversnelling. De geluidssignalen komen uit de luidspreker achterin. Aanduiding voor systeemstoringen Het informatielampje brandt continu PARK.HULP SERVICE VEREIST verschijnt op het informatiedisplay in het midden van het instrumentenpaneel.
Starten en rijden Slepen en bergen Motor niet op gang slepen Als u de motor van een auto met een handgeschakelde versnellingsbak op gang probeert te slepen, kan de katalysator beschadigd raken. Auto’s met een automatische versnellingsbak kunt u niet op gang slepen. Als de accu leeg is, moet u een opgeladen hulpaccu gebruiken. Als de auto gesleept moet worden • Zorg ervoor dat de contactsleutel in stand I staat, zodat het stuurslot niet werkt en de auto bestuurbaar is.
Starten en rijden Slepen en bergen verwijderen. Gebruik de wielmoersleutel uit de gereedschapsset om de kunststof schroef los te halen. Draai de kunststof schroef na gebruik van het sleepoog weer vast. Bergen Het sleepoog is alleen te gebruiken voor het slepen over de weg en niet geschikt voor berging, wanneer de auto bijvoorbeeld in een sloot is gereden. Voor bergingswerkzaamheden moet u professionele hulp inroepen. Sleepoog, achter. Sleepoog monteren A.
Starten en rijden Starten met hulpaccu Starten met een hulpaccu Als de accu om wat voor reden dan ook ontladen is, kunt u stroom “ lenen” van een losse reserveaccu of van een accu in een andere auto om op die manier de motor te starten. Controleer altijd of de accuklemmen goed vastzitten, zodat ze geen vonken trekken tijdens de startpogingen. Om explosiegevaar te voorkomen adviseren wij u de volgende aanwijzingen nauwkeurig op te volgen: – Draai de contactsleutel naar stand 0.
Starten en rijden Rijden met een aanhanger De trekhaak van de auto moet van een goedgekeurd type zijn. De Volvo-dealer kan u informeren over de mogelijke trekhaken. • Verdeel de lading in de aanhanger dusdanig dat de druk op de trekhaak de maximale kogeldruk niet overschrijdt. • Verhoog de bandenspanning tot de druk die geldt voor maximale belasting. Raadpleeg de bandenspanningstabel. • Maak de trekhaak regelmatig schoon en vet de kogel1 en alle bewegende delen in om onnodige slijtage te voorkomen.
Starten en rijden Rijden met een aanhanger Rijden met een aanhanger, automatische versnellingsbak • Trek bij het parkeren op hellingen eerst de handrem aan, voordat u de keuzehendel in stand P zet. Zet bij het wegrijden op een helling eerst de keuzehendel in de rijstand en haal de auto vervolgens van de handrem. • Kies bij het omhoogrijden op steile hellingen of in langzaam rijdend verkeer de juiste lage versnellingsstand. Zo voorkomt u dat de automatische versnellingsbak opschakelt.
Starten en rijden Trekhaak Trekhaken U moet de kogel regelmatig schoonmaken en met vet insmeren. Wanneer u een trekhaak met trillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel niet te worden ingevet. Als de auto is uitgerust met een afneembare trekhaak, moeten de montagevoorschriften voor het monteren van het kogelsegment zorgvuldig worden opgevolgd (zie pagina 124). N.B. Neem na gebruik altijd het kogelsegment los. Bewaar het in de bagageruimte.
Starten en rijden Trekhaak A B Specificaties Afstand A Afstand B Vaste trekhaak: 1057 mm Vaste trekhaak: 73 mm Afneembare trekhaak: 1068 mm Afneembare trekhaak: 84 mm Maximale kogeldruk: 75 kg 123
Starten en rijden Afneembare trekhaak 1. Verwijder de beschermkap. 2.Controleerofhetmechanismeinde ontgrendelde stand staat door de sleutel rechtsom te draaien. 3. Controleer of het controlevenster (3) rood van kleur is. Als het venster niet rood van kleur is, moet u (1) indrukken en de borgknop rechtsom (2) draaien totdat u een klik hoort. 4. Breng het kogelsegment aan en duw het naar binnen totdat u een klik hoort. 5. Draai de sleutel linksom in de vergrendelde stand. Neem de sleutel uit het slot.
Starten en rijden Afneembare trekhaak 7. N.B. Controleer of het kogelsegment vastzit door het omhoog, omlaag en naar achteren te trekken. Als het kogelsegment niet goed zit, moet u het verwijderen en het opnieuw monteren zoals eerder werd beschreven. 8. N.B. De veiligheidskabel van de aanhanger moet aan de bevestiging van de trekhaak worden vastgemaakt. Kogelsegment verwijderen 2. Druk de vergrendelingsknop in en draai deze linksom totdat u een klik hoort. 3.
Starten en rijden Lading op het dak Algemene informatie Het laadvermogen is afhankelijk van de extra accessoires die op de auto gemonteerd zijn, zoals een trekhaak (een kogeldruk van 75 kg bij een aangekoppelde aanhanger), lastdragers, skibox e.d. en het totaalgewicht van de inzittenden. Het laadvermogen van de auto moet worden verminderd met het gewicht van het aantal inzittenden.
Starten en rijden Lading op het dak – Zorg dat de paspennen van de overige bevestigingen eveneens goed in de geleidegaten vallen. – Draai de lastdrager vast. – Controleer of de haak goed vastgrijpt in de dakbevestiging. – Draai de draaiknoppen beurtelings enkele slagen rechtsom, totdat ze allemaal stevig vastzitten. – Klap de dekkap omlaag. – Controleer of de dakreling stevig vastzit. – Controleer regelmatig of de draaiknoppen nog stevig vastzitten.
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen te herleiden vanaf de stip (5) tot aan de hoek van de afplaktape die aangegeven is met een pijl. Meet de mallen die op de volgende pagina staan na het overtrekken ter controle nog eens op om te zorgen dat de lichtbundel voldoende wordt afgedekt. A. Lichtbundel voor linksrijdend verkeer . B. Lichtbundel voor rechtsrijdend verkeer.
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen Positie van afplaktape op de halogeenkoplampen (1 en 2 op modellen met het stuur links/3 en 4 op modellen het stuur rechts). Halogeenkoplampen, model met het stuur links Halogeenkoplampen, model met het stuur rechts Trek mal 1 en 2 over en meet ze ter controle nog eens op. Breng de mallen over op een stuk zelfklevend en watervast materiaal en knip uit. Trek mal 3 en 4 over en meet ze ter controle nog eens op.
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met het stuur links. Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met het stuur rechts.
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen Positie van afplaktape op de Bi-Xenonkoplampen (1 en 2 op modellen met het stuur links/3 en 4 op modellen het stuur rechts). Koplampen afplakken Trek de mallen op de volgende pagina over en knip een stuk zelfklevend en watervast materiaal zoals ondoorzichtige tape langs de randen van de mallen uit. Breng de afplaktape in positie aan ten opzichte van de stip (5) in het koplampglas.
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met het stuur links. Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met het stuur rechts.
Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System) (optie) B A 1 – BLIS-camera, 2 – Controlelampje, 3 – BLIS-symbool “Dode hoeken” die BLIS in de gaten houdt (afstand A = ca. 9,5 m; afstand B = ca. 3 m) BLIS Het systeem werkt het best in druk verkeer op meerbaanswegen. BLIS is een informatiesysteem dat de bestuurder waarschuwt, wanneer er zich een voertuig in de zogeheten dode hoek bevindt en in dezelfde richting rijdt.
Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System) (optie) WAARSCHUWING! • BLIS werkt niet in scherpe bochten. • BLIS werkt niet wanneer u achteruitrijdt. • Een brede aanhanger achter de auto kan het zicht ontnemen op andere voertuigen op aangrenzende rijstroken. Dit kan ertoe leiden dat BLIS geen voertuigen in dit afgeschermde gebied kan waarnemen. Systeemfunctie bij daglicht en bij donker Daglicht Bij daglicht reageert het systeem op de contouren van omringende voertuigen.
Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System) (optie) knop licht vervolgens op, er verschijnt een nieuwe tekst op het display en de controlelampjes op de portierpanelen lichten driemaal op. Druk op de knop READ (zie pagina 42) om de melding te laten verdwijnen. BLIS deactiveren en heractiveren • BLIS wordt automatisch geactiveerd, wanneer u het contact aanzet. De controlelampjes op de portierpanelen lichten driemaal op bij het aanzetten van het contact.
Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System) (optie) 136
Wielen en banden Algemene informatie Bandenspanning Gevarendriehoek en reservewiel Wielen verwisselen 138 141 142 144 137
Wielen en banden Algemene informatie Rijeigenschappen en banden Snelheidsaanduidingen Nieuwe banden De banden zijn van grote invloed op de rijeigenschappen van de auto. Zowel het type, de maat, de bandenspanning als de snelheidsaanduiding zijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto. Uw auto is voorzien van een typegoedkeuring voor de uitvoering waarin deze werd aangeleverd.
Wielen en banden Algemene informatie Scheurvorming of verkleuring zijn de zichtbare kenmerken van een band die ongeschikt is voor gebruik. N.B. Neem contact op met een Volvo-dealer voor advies over de beste soort velgen en banden. De leeftijd van een band valt af te lezen uit de DOT-code (zie bovenstaande afbeelding). Banden met “spikes” Winterbanden met “spikes” moeten de eerste 500–1000 km voorzichtig worden ingereden, zodat de “spikes” zich kunnen zetten.
Wielen en banden Algemene informatie goed afvoeren. Monteer de banden met het diepste profiel altijd op de achteras (om het gevaar voor slippen te verminderen). Bewaar de wielen hangend of liggend. Laat ze nooit rechtop staan. Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats als u niet zeker bent van de profieldiepte. De pijl geeft de draairichting van de band aan.
Wielen en banden Bandenspanning Aanbevolen bandenspanning Bandenspanning controleren Op de sticker aan de binnenzijde van de tankvulklep staat de juiste bandenspanning voor uw auto aangegeven bij verschillende belading en snelheid. Controleer de bandenspanning regelmatig. De juiste bandenspanning staat in de bandenspanningstabel aangegeven. De aangegeven bandenspanning geldt bij koude banden (kan verschillen naargelang de buitentemperatuur). 1. 2.
Wielen en banden Gevarendriehoek en reservewiel – Klap de beide rode zijden van de driehoek uit. Plaats de gevarendriehoek op een geschikt punt, rekening houdend met de verkeerssituatie. Doe het volgende na gebruik: Berg de onderdelen in de omgekeerde volgorde weer op. Zorg dat de houder met de gevarendriehoek stevig op het kofferdeksel vastzit. Gevarendriehoek (bepaalde landen) Houd u aan de bepalingen die gelden voor het gebruik van gevarendriehoeken in uw land.
Wielen en banden Gevarendriehoek en reservewiel Draai de bevestiging van het reservewiel los en til het reservewiel uit de bagageruimte. Doe het volgende als uw auto is uitgerust met een houder voor boodschappentassen: – Verdraai de twee klemmen aan de achterzijde van de vloermat 90°. – Klap de voorzijde van de vloermat naar achteren toe op, in de richting van de opening voor het kofferdeksel. – Til de mat iets op en verdraai deze 90° zodat u deze kunt verwijderen. – Til de vloermat uit de bagageruimte.
Wielen en banden Wielen verwisselen Wielen demonteren Let erop dat u de gevarendriehoek opzet, wanneer u de band moet verwisselen aan de kant van de weg. Het reservewiel zit onder de kunststof bak in de bagageruimte. – Trek de handrem aan en schakel de 1ste versnelling in op auto’s met een handgeschakelde versnellingsbak (stand P op auto’s met een automatische versnellingsbak). Breng houten wielblokken of grote stenen aan voor en achter de wielen die op de grond blijven staan.
Wielen en banden Wielen verwisselen Bepaalde varianten. Wielen monteren – Reinig de contactvlakken op het wiel en de naaf. – Breng het wiel aan. Draai de wielbouten vast. – Breng de auto zo ver omlaag dat de wielen niet meer ongehinderd kunnen draaien. – Draai de wielmoeren kruiselings iets strakker vast. Het is belangrijk dat u de wielmoeren stevig aanhaalt. Haal ze aan met 140 Nm. Controleer het aanhaalmoment met een momentsleutel. – Breng de wieldop (stalen velgen) aan.
Wielen en banden 146
Verzorging Schoonmaken Lakschade herstellen Roestwering 148 150 152 147
Verzorging Schoonmaken Auto wassen Was de auto zodra deze vuil geworden is. Dit is met name’s winters van belang, omdat strooizout en vocht al snel aanleiding kunnen geven tot corrosie. Was de auto als volgt: • Was de auto niet in direct zonlicht, omdat de lak daarbij blijvende schade kan oplopen. Zorg dat de auto op een spoelvloer met afvoerscheiding staat. • Spoel zorgvuldig het vuil van het onderstel van de auto. • Spoel de auto in zijn geheel af om het vuil los te weken.
Verzorging Schoonmaken Kunststof exterieuronderdelen Voor het schoonmaken van kunststof exterieuronderdelen wordt een speciaal reinigingsmiddel geadviseerd dat verkrijgbaar is bij de Volvo-dealer. Gebruik nooit sterke vlekkenmiddelen. Interieur reinigen Behandeling van vlekken op stoffen bekleding De Volvo-dealer heeft een speciaal reinigingsmiddel voor stoffen bekleding. Andere reinigingsmiddelen kunnen de brandvertragende eigenschappen van de bekleding aantasten.
Verzorging Lakschade herstellen Lak De lak vormt een belangrijk onderdeel van de roestwering van de auto en moet daarom regelmatig worden gecontroleerd. Lakschade moet u meteen herstellen om roestvorming te voorkomen. De meest voorkomende soorten lakschade die u zelf kunt herstellen zijn: • minder grote steenslagplekken en krassen, • schade aan de spatbordranden en de portieren. Voor het herstel van lakschade moet u de auto eerst schoonwassen en zorgvuldig laten drogen.
Verzorging Lakschade herstellen Als de sleenslagplek echter wel tot het blanke plaatwerk is doorgedrongen, moet u als volgt te werk gaan: – Plak een stuk afplaktape over het beschadigd gebied heen. Trek de tape weer van de lak af om zoveel mogelijk lakresten te verwijderen (figuur 1). – Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om en breng met een fijn kwastje of een lucifer (figuur 2) aan. – Wanneer de grondlak droog is, brengt u de lak aan met een kwastje.
Verzorging Roestwering Roestwering, controleren en bijwerken Uw auto heeft in de fabriek een uiterst grondige en complete roestwerende behandeling ondergaan. De carrosserie bestaat gedeeltelijk uit gegalvaniseerd plaatwerk. Het onderstel is voorzien van een slijtvaste bodembescherming (“undercoating”). In de langsdragers, de holle ruimten en de gesloten profielen werd een dunne, penetrerende roestwerende vloeistof gespoten.
Onderhoud en service Volvo Service Onderhoud Motorkap en motorruimte Dieselolie Oliën en vloeistoffen Wisserbladen Accu Gloeilampen vervangen Zekeringen 154 155 157 158 159 163 164 166 174 153
Onderhoud en service Volvo Service Serviceprogramma van Volvo Voordat de auto de fabriek verliet, werd deze uitvoerig getest. De auto werd nogmaals gecontroleerd naar de normen van Volvo Car Corporation, net voordat de auto aan u werd geleverd. Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van uw Volvo op een hoog peil te houden, moet u de voorschriften van het Serviceprogramma van Volvo opvolgen zoals die omschreven staan in het Service- en garantieboekje van Volvo.
Onderhoud en service Onderhoud Let op het volgende, voordat u met de werkzaamheden begint: WAARSCHUWING! Accu Zorg dat de accukabels op de juiste manier zijn aangesloten en stevig vastzitten. Koppel de accu nooit los, wanneer de motor draait (bij het vervangen van de accu). Gebruik nooit een snellader voor het opladen van de accu. Zorg dat de accukabels zijn losgekoppeld tijdens het opladen. De accu bevat een zuur dat zowel giftig als corrosief is.
Onderhoud en service Onderhoud Regelmatig controleren Controleer regelmatig het volgende, bijvoorbeeld bij het tanken: • Koelvloeistof – Het peil moet tussen het MIN- en MAX-streepje op het expansiereservoir staan. • Motorolie – Het peil moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan. • Stuurbekrachtigingsvloeistof – Het peil moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan. • Ruitensproeiervloeistof – Het reservoir moet goed gevuld zijn. Vul bij met antivries bij temperaturen rond het vriespunt.
Onderhoud en service Motorkap en motorruimte Auto met het stuur links of rechts. Motorkap openen Motorruimte Motorkap openen: Afhankelijk van het motortype kan de motorruimte er iets anders uitzien. De onderdelen op de lijst zitten echter altijd op de aangegeven positie. – Trek aan de ontgrendelingshandgreep onder het dashboard. U hoort dat de slotpal losschiet. – Steek uw hand in het midden onder de voorkant van de motorkap en duw de slotpal omhoog. – Open de motorkap.
Onderhoud en service Dieselolie Brandstofsysteem Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreinigingen. Maak daarom alleen gebruik van dieselolie van gerenommeerde oliemaatschappijen, die aan de kwaliteitseisen voor brandstof voldoet zoals aangegeven op pagina 230. Giet nooit dieselolie van twijfelachtige kwaliteit in de tank. De grote oliemaatschappijen produceren ook speciale dieselolie bestemd voor gebruik bij buitentemperaturen rond het vriespunt.
Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen Volvo adviseert olieproducten van . Het is toegestaan een oliesoort te gebruiken met een hogere kwaliteit dan aangegeven. Voor ritten onder ongunstige omstandigheden adviseert Volvo u een oliesoort te gebruiken met een hogere kwaliteit dan de sticker in de motorruimte vermeldt (zie pagina 227). Ongunstige rijomstandigheden Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten: Sticker voor oliekwaliteit in motorruimte.
Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen De olie moet binnen het gemarkeerde gebied op de peilstok staan. Oliepeil controleren bij een koude motor: – Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat meten. – Controleer het oliepeil met de peilstok. De olie moet tussen het MIN- en MAXstreepje staan. – Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt, kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij totdat de olie dichter bij het MAXstreepje dan bij het MIN-streepje op de peilstok ligt.
Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen BELANGRIJK! Het is uitermate belangrijk dat u een koelvloeistof met roestwerende eigenschappen gebruikt volgens de aanbevelingen van Volvo. Een nieuwe auto is voorzien van koelvloeistof die bestand is tegen temperaturen tot ca. –35 °C. BELANGRIJK! Koelvloeistofreservoir. Koelvloeistof Reservoir voor ruitensproeiervloeistof. Reservoir voor ruitensproeiervloeistof De ruitensproeiers en koplampsproeiers maken gebruik van hetzelfde vloeistofreservoir.
Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen N.B. Wanneer u vaak met uw auto in de bergen of in landen met een tropisch klimaat en een hoge relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt, moet u de remvloeistof ieder jaar verversen. WAARSCHUWING! Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof. Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof De rem- en koppelingsvloeistof zitten in hetzelfde reservoir1. De vloeistof moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan. Controleer het peil regelmatig.
Onderhoud en service Wisserbladen Wisserbladen voorruit vervangen Wisserbladen koplampen vervangen1 – Klap de wisserarm naar buiten en houd het wisserblad vast. – Duw de geribde borgveren van het wisserblad in, terwijl u het blad bij de verlenging van de arm lostrekt. – Breng het nieuwe wisserblad in omgekeerde volgorde aan en controleer of het goed vastzit. N.B. Let erop dat het wisserblad aan de bestuurderszijde langer is dan dat aan de passagierszijde. – Klap de wisserarm naar voren toe.
Onderhoud en service Accu N.B. Vul nooit meer vloeistof bij dan tot aan het MAX-streepje (A). De accu bevat een bijtend zuur. BELANGRIJK! Gebruik altijd gedestilleerd of gedeïoniseerd water (accuwater). • Draai de celdoppen stevig vast. N.B. Hoe vaker de accu ontladen raakt, des te minder lang gaat de accu mee. Symbolen op de accu De onderstaande symbolen zitten op de accu. Onderhoud van de accu De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal startpogingen, de weersomstandigheden e.d.
Onderhoud en service Accu 1 2 1. Accu zonder afdekking 2. Accu met afdekking Accu vervangen Accu verwijderen: – Zet het contact uit en neem de sleutel uit. – Wacht ten minste 5 minuten, voordat u een van de elektrische aansluitingen aanraakt (zo kan de informatie in het elektrisch systeem van de auto worden opgeslagen in de verschillende regeleenheden). – Draai de bouten uit de borgklem die over de accu heen zit en verwijder de klem.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Algemene informatie Op pagina 233 staan alle gloeilampen van de auto vermeld. Gloeilampen en puntverlichting van een bijzonder type of lampen die alleen in een werkplaats te vervangen zijn: • • • • • • • Interieurverlichting aan het plafond Leeslampjes Verlichting dashboardkastje Richtingaanwijzer, buitenspiegels “Approach”-verlichting, buitenspiegels Derde remlicht LED’s in achterlamphuis. BELANGRIJK! Raak het glas van gloeilampen nooit met blote vingers aan.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Gloeilamp dimlicht. Gloeilamp dimlicht aanbrengen. Gloeilamp groot licht. Dimlicht Aanbrengen: – Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp kan slechts op een manier worden aangebracht. – Druk de veerklem omhoog en iets naar links, zodat deze in de pal vast komt te zitten. – Sluit de connector aan. – Plaats de afdekking terug. Groot licht Gloeilamp verwijderen: – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel naar stand 0. – Verwijder de afdekking.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Aanbrengen: – Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp kan slechts op een manier worden aangebracht. – Sluit de connector aan. – Plaats de lamp terug en draai deze dusdanig in positie dat de connector omlaagwijst. – Plaats de afdekking terug. Gloeilamp stadslicht/parkeerlicht vóór. Gloeilamp richtingaanwijzer, linksvoor.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen – Duw de ontluchtingsslang (4) van de vulbuis in positie terug. – Draai het boutje (2) van de vulbuis weer vast en sluit de koelbuis weer op de koudebox (1) aan. Gloeilamp richtingaanwijzer, rechtsvoor Gloeilamp zijmarkeringslicht Richtingaanwijzer, rechtsvoor Zijmarkeringslicht – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel naar stand 0. – Neem de koelbuis (1) van de koudebox los. – Draai het boutje (2) van de vulbuis los.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Aanbrengen: – Sluit de nieuwe gloeilamp op de connector aan en plaats de lamp in het lamphuis door deze een kwartslag rechtsom te draaien. – Plaats de lamp met de bijbehorende lens in het voorspatbord terug. Duw recht naar binnen toe. Mistlichten. Gloeilamp zijrichtingaanwijzers. Mistlampen (optie) Zijrichtingaanwijzers Gloeilamp verwijderen: – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel naar stand 0. – Draai de lamphouder iets naar links.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Positie van lamphouder achterlichten. Gloeilampen achterlichten vervangen Algemene informatie De gloeilampen van de achterlichten zijn allemaal vanuit de bagageruimte te bereiken. Op pagina 233 staan alle gloeilampen van de auto vermeld. Positie van gloeilampen 1. Remlicht 2. Parkeerlicht achter en achterlicht 3. Mistachterlicht (een zijde) 4. Zijmarkeringslicht 5. Richtingaanwijzers 6.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Gloeilamp kentekenplaatverlichting. Instapverlichting. Bagageruimte. Kentekenplaatverlichting Instapverlichting Bagageruimte – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel naar stand 0. – Draai het boutje los met een schroevendraaier. – Verwijder voorzichtig het complete lamphuis en trek het naar buiten. Draai de connector linksom en trek de gloeilamp naar buiten. – Breng de nieuwe gloeilamp aan.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Gloeilamp make-upspiegel, verschillende versies. Verlichting make-upspiegel – Steek een schroevendraaier achter het lamphuis en verdraai deze iets, zodat het lampglas loskomt. – Verwijder de gloeilamp. – Breng een nieuwe gloeilamp aan. – Druk eerst de onderkant van het lampglas boven de vier haken terug en druk vervolgens de bovenkant van het lampglas vast.
Onderhoud en service Zekeringen Hoewel de kabelloop per motortype ietwat kan verschillen, zitten de onderdelen op de lijst echter altijd op de aangegeven positie. Om te voorkomen dat het elektrisch systeem van de auto beschadigd raakt door kortsluiting of overbelasting, zijn alle verschillende elektrische functies en onderdelen door een aantal zekeringen beschermd. De zekeringen zitten op vier verschillende plaatsen in de auto: 1. 2. 3. 4. 174 Relais- en zekeringenkastje in de motorruimte.
Onderhoud en service Zekeringen Duw de kunststof borgnokken aan de zijkanten van het kastje in en trek het deksel omhoog. Relais- en zekeringenkastje in motorruimte 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. ABS.......................................................................................................30 A ABS...................................................................................................... 30 A Hogedruksproeiers koplampen ....................................................
Onderhoud en service Zekeringen Een sticker in het deksel van het relais- en zekeringkastje dat aan de zijkant van het dashboard zit, geeft de positie en het amperage van de verschillende zekeringen aan. Zekeringen in passagiersruimte (aan de bestuurderszijde in zijkant dashboard) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 176 Elektrisch bedienbare bestuurdersstoel.................................. 25 A Elektrisch bedienbare passagiersstoel.................................... 25 A Ventilator klimaatregeling.................
Onderhoud en service Zekeringen Zekeringen in passagiersruimte (aan de bestuurderszijde achter de geluidsisolatie) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Stoelverwarming, rechterzijde ................................................... 15 A Stoelverwarming, linkerzijde....................................................... 15 A Claxon............................................................................................. 15 A - ................................................................................
Onderhoud en service Zekeringen 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 178 Reservepositie ...................................................................................... Elektrisch bedienbare passagiersstoel, audiosysteem ...........5 A Reservepositie ...................................................................................... BLIS ...................................................................................................5 A Reservepositie .......................................
Onderhoud en service Zekeringen Zekeringen in bagageruimte 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. Achteruitrijlichten ............................................................................... 10 A Achterlichten, mistachterlicht, bagageruimteverlichting, kentekenplaatverlichting, LED’s in remlichten............................ 15 A Accessoires (AEM) ........................................................................... 20 A Reservepositie..........
Onderhoud en service Zekeringen 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 180 -.......................................................................................................................Parkeerhulp............................................................................................ 5 A Hoofdzekering: trekhaak, FOUR-C, parkeerhulp, AWD ..........30 A Centrale vergrendeling (PCL).........................................................
Audiosysteem (optie) Audiosysteem HU-450 Audiosysteem HU-650 Audiosysteem HU-850 Audiofuncties HU-450/650/850 Audiofuncties HU-450 Audiofuncties HU-650/850 Radiofuncties HU-450/650/850 Radiofuncties HU-450 Radiofuncties HU-650/850 Radiofuncties HU-450/650/850 Cassettedeck HU-450 Cd-speler HU-650 Interne cd-wisselaar HU-850 Externe cd-wisselaar HU-450/650/850 Dolby Surround Pro Logic II HU-850 Technische gegevens 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 196 197 198 199 200 201 181
Audiosysteem (optie) Audiosysteem HU-450 1. 2. 3. 4. 5. 182 POWER (aan/uit) – Indrukken VOLUME – Omdraaien PRESET/CD PUSH MENU – Opgeslagen radiozenders Cd-wisselaar (optie) SOURCE PUSH MENU – Hoofdmenu openen – Indrukken Omdraaien voor selectie van: Radio – FM, AM Cassettedeck Cd-wisselaar (optie) FADER – Indrukken en omdraaien BAL – Indrukken, uittrekken en omdraaien SCAN – Automatisch zenders zoeken 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Audiosysteem (optie) Audiosysteem HU-650 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. POWER (aan/uit) – Indrukken VOLUME – Omdraaien Voorkeurtoetsen radiozenders/positie kiezen in cd-wisselaar (1–6) BASS – Indrukken en omdraaien TREBLE – Indrukken en omdraaien BALANCE – Indrukken en omdraaien FADER – Indrukken en omdraaien SOURCE PUSH MENU – Hoofdmenu openen – Indrukken Omdraaien voor selectie van: Radio – FM, AM Cd Cd-wisselaar (optie) SCAN – Automatisch zenders zoeken EXIT – Terugbladeren in menu’s 10.
Audiosysteem (optie) Audiosysteem HU-850 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 184 POWER (aan/uit) – Indrukken VOLUME – Omdraaien Voorkeurtoetsen radiozenders/positie kiezen in cd-wisselaar (1–6) BASS – Indrukken en omdraaien TREBLE – Indrukken en omdraaien BALANCE – Indrukken en omdraaien FADER – Indrukken en omdraaien SOURCE PUSH MENU – Hoofdmenu openen – Indrukken Omdraaien voor selectie van: Radio – FM, AM Cd Cd-wisselaar (optie) SCAN – Automatisch zenders zoeken EXIT – Terugbladeren in menu’s 10.
Audiosysteem (optie) Audiofuncties HU-450/650/850 Knop aan/uit Druk op de draaiknop om de radio aan of uit te zetten. Volumeregeling Draai de knop naar rechts om het volume te verhogen. De volumeregeling verloopt elektronisch en heeft geen eindstand. Als uw stuurwiel is uitgerust met een toetsenset, kunt u het volume verhogen of verlagen met de toetsen (+) of (–). Lage accuspanning Als de accuspanning laag is, verschijnt er een tekst op het display van het instrumentenpaneel.
Audiosysteem (optie) Audiofuncties HU-450 BASS, lage tonen Stel de weergave van de lage tonen bij door de knop in te drukken en vervolgens naar links of naar rechts te draaien. In de middelste stand is de weergave van de lage tonen normaal. Druk na het afstellen de knop weer in de uitgangspositie terug. TREBLE, hoge tonen Stel de weergave van de lage tonen bij door de knop in te drukken, deze nog verder uit te trekken en vervolgens naar links of naar rechts te draaien.
Audiosysteem (optie) Audiofuncties HU-650/850 BALANCE, balans links/rechts Stel de juiste balans in door op de knop te drukken en deze vervolgens naar links of naar rechts te draaien. In de middelste stand is de balans normaal. Druk na het afstellen de knop weer in de uitgangspositie terug. FADER, balans voor/achter BASS, lage tonen Stel de weergave van de lage tonen bij door de knop in te drukken en vervolgens naar links of naar rechts te draaien.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-450/650/850 Scannen, SCAN Druk op de toets SCAN om het scannen te starten. Wanneer de radio een zender heeft gevonden, wordt het scannen ca. 10 seconden stopgezet. De radio gaat daarna verder met zoeken. Wanneer de radio een zender heeft gevonden die u wilt beluisteren, moet u op de toets SCAN of EXIT drukken. Zenders zoeken Druk op voor een lagere frequentie en op voor een hogere frequentie. De radio zoekt de eerstvolgende goed doorkomende zender op en stelt deze in.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-450 Zenders instellen – Stel de gewenste frequentie in. – Druk kort op de knop PRESET/CD. Kies een nummer waaronder u de zender wilt opslaan door de knop naar links of naar rechts te draaien. Druk nogmaals op de knop om de gewenste frequentie en zender op te slaan. Voorkeurzenders Om een van de voorgeprogrammeerde radiozenders te selecteren moet u aan de knop PRESET/CD draaien, totdat het nummer van de zender op het display staat.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-650/850 Automatisch zenders opslaan Met behulp van de functie Auto kunt tot tien goed te ontvangen AM- of FMzenders opzoeken en in een apart geheugen opslaan. Als er meer dan tien zenders gevonden worden, worden alleen de tien best doorkomende zenders geselecteerd. Deze functie is met name handig in gebieden waar u de radiozenders en hun frequenties niet kent.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-450/650/850 Radio Data System, RDS Verkeersinformatie, TP-zender RDS is een systeem dat radiozenders binnen een netwerk met elkaar verbindt. Het systeem wordt onder meer gebruikt om op de beste frequentie van een bepaalde zender afgestemd te blijven ongeacht de beluisterde zender of geluidsbron (zoals een cd). Het systeem wordt tevens gebruikt om verkeersinformatie te ontvangen en radioprogramma’s van een bepaald type te vinden.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-450/650/850 Alarm Er verschijnt “ Alarm!” op het display, wanneer er een alarmmelding wordt verzonden. Deze functie wordt gebruikt om u attent te maken op ernstige ongelukken of calamiteiten, zoals ingestorte bruggen of ongelukken in kerncentrales. TP zoeken Met deze functie kunt u naar verkeersinformatie blijven luisteren tijdens langere ritten door verschillende gebieden en/of landen zonder dat u daarvoor zelf van zender hoeft te wisselen.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-450/650/850 Programmatype, PTY Met de functie PTY kunt u kiezen uit verschillende programmatypes. – Selecteer de radiostand met de toets FM en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer PTY en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer PTY in het menu en druk op SOURCE. – De radio begint te zoeken naar een zender met het geselecteerde programmatype. – Als de radio een zender heeft gevonden die ongeschikt is, kunt u verder zoeken met de linker- of rechterpijl.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-450/650/850 – Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCED MENU en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer RADIO SETTINGS en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer PTY LANGUAGE en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer een taal en druk op SOURCE. – Druk op EXIT. Automatische afstemfunctie activeren De functie AF is normaal gesproken actief en zorgt ervoor dat de radio afstemt op de zender met het sterkste signaal voor de gekozen zender.
Audiosysteem (optie) Radiofuncties HU-450/650/850 – Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCED MENU en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer RADIO SETTINGS MENU en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer EON (knipperende tekst) en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer Local of Distant en druk op SOURCE. – Druk op EXIT. – Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCED MENU en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer AUDIO SETTINGS MENU en druk op SOURCE.
Audiosysteem (optie) Cassettedeck HU-450 Cassette uitwerpen Als u op de uitwerptoets drukt, stopt de cassette waarna deze wordt uitgeworpen. Draai aan de knop SOURCE om een andere geluidsbron te kiezen. Ook als het systeem is uitgeschakeld, kunt u een cassette plaatsen of uitwerpen. Ruisonderdrukking Dolby B Cassetteopening Steek de cassette met de open kant naar rechts in de opening. Op het display verschijnt TAPE Side A.
Audiosysteem (optie) Cd-speler HU-650 Cd-speler Steek een cd in de opening. Als u al een cd hebt aangebracht, moet u voor weergave van de cd kiezen door aan de knop SOURCE te draaien of op de sneltoets CD te drukken. Cd uitwerpen Als u op de bovenstaande toets drukt, stopt de cdspeler waarna de cd wordt uitgeworpen. N.B. Om veiligheidsredenen hebt u twaalf seconden de tijd om de uitgeworpen cd uit te nemen.
Audiosysteem (optie) Interne cd-wisselaar HU-850 Interne cd-wisselaar Nummer cd selecteren Een interne cd-wisselaar met een magazijn voor 6 cd’s maakt deel uit van HU-850. Druk op de sneltoets CD of draai aan de knop SOURCE om de cd-wisselaar te activeren. De cd-wisselaar speelt het laatst gekozen nummer op de laatst gekozen cd af. U kunt 6 cd’s in de cd-wisselaar aanbrengen. Om een nieuwe cd te kunnen aanbrengen moet u een lege positie selecteren. Selecteer een lege positie met de cijfertoetsen 1–6.
Audiosysteem (optie) Externe cd-wisselaar HU-450/650/850 – duw het magazijn in de cd-wisselaar terug. Sleuf kiezen Selecteer de af te spelen cd door aan de knop PRESET/CD (HU-450) te draaien of druk op de cijfertoetsen 1–6 (HU-650/850). Het nummer van de geselecteerde cd en het af te spelen nummer op die cd verschijnen op het display. Vooruit-/achteruitspoelen en van nummer wisselen Cd-wisselaar De externe cd-wisselaar (optie) zit achter het paneel linksachter in de bagageruimte.
Audiosysteem (optie) Dolby Surround Pro Logic II HU-850 Dolby Surround Pro Logic II is gebaseerd op het voorgaande systeem en levert een duidelijke verbetering van de geluidsweergave op. De verbetering is met name duidelijk te merken voor de achterpassagiers. In combinatie met een middenluidspreker midden op het dashboard zorgt Dolby Surround Pro Logic II voor een zeer realistische geluidsweergave. De normale stereokanalen links en rechts worden dan opgedeeld in links, midden en rechts.
Audiosysteem (optie) Technische gegevens HU-850 HU-450 Vermogen Impedantie Bedrijfsspanning 4 x 25 W 4 Ohm 12 V, negatieve massa Radio Frequentiebereik U (FM) M (AM) L (AM) 87,5 – 108 MHz 522 – 1611 kHz 53 – 279 kHz HU-650 Vermogen Impedantie Bedrijfsspanning Externe versterker (optie) 4 x 25 W 4 Ohm 12 V, negatieve massa 4 x 50 W of 4 x 75 W Vermogen 1 x 25 W (centrale luidspreker) Impedantie 4 Ohm Bedrijfsspanning 12 V, negatieve massa Externe versterker 4 x 50 W of 4 x 75 W HU-850 moet worden aa
Audiosysteem (optie) 202
Telefoon (optie) Telefoonsysteem Beknopte bedieningsinstructies Bel-opties Geheugenfuncties Menu’s Overige informatie 204 206 207 211 212 217 203
Telefoon (optie) Telefoonsysteem Algemene voorschriften • Verkeersveiligheid staat voorop. Als u als bestuurder gebruik wilt maken van de handset in de armleuning, moet u de auto eerst op een veilige plaats parkeren. • Schakel de telefoon uit tijdens het tanken. • Schakel de telefoon uit in gebieden waar er met explosieven wordt gewerkt. • Laat reparatie van de telefoon aan erkend servicepersoneel over.
Telefoon (optie) Telefoonsysteem 205
Telefoon (optie) Beknopte bedieningsinstructies SIM-kaart Telefoon in- en uitschakelen Actieve stand Het telefoonsysteem is alleen te gebruiken in combinatie met een geldige SIM-kaart (Subscriber Identity Module). U hebt deze kaart van uw provider ontvangen. Telefoon inschakelen: Draai de contactsleutel naar stand I. Druk op de aangegeven knop op de bovenstaande afbeelding.
Telefoon (optie) Bel-opties Display Bellen en gesprekken aannemen Gesprekken beëindigen Op het display verschijnen de actuele functies zoals menu’s, berichten, telefoonnummers of instellingen. U kunt als volgt bellen: Kies het nummer en druk op op de toetsenset op het stuurwiel of op de middenconsole (of til de handset op). Om een gesprek te beëindigen drukt u op op de toetsenset van het stuurwiel of op de middenconsole of u legt de handset op. Het audiosysteem gaat weer in de voorgaande stand staan.
Telefoon (optie) Bel-opties Verkort kiezen Telefoonnummers onder een voorkeuzetoets opslaan De nummers die zijn opgeslagen in het telefoonboek van het systeem kunt u koppelen aan een bepaalde voorkeuzetoets (1–9). U doet dat als volgt: Laatst gekozen nummers Handset Het telefoonsysteem slaat automatisch de tien laatst gekozen telefoonnummers/namen op. Als u privégesprekken wilt kunnen voeren, moet u gebruik maken van de handset. – Druk op van de toetsenset op het stuurwiel of op de middenconsole.
Telefoon (optie) Bel-opties Functies tijdens lopende gesprekken Tijdens een lopend gesprek kunt u de volgende functies activeren (blader met de pijltoetsen en druk op YES om een keuze te maken): Ruggespraak/ Ruggespraak uit Wachten/ Wachten uit Handset/ Handsfree Geheugen Ruggespraakstand Om het lopende gesprek wel of niet te parkeren Om de handset of de handsfree te gebruiken Om de opgeslagen nummers te bekijken Wanneer u tijdens een lopend gesprek een tweede gesprek hebt geparkeerd, kunt u de volgende
Telefoon (optie) Bel-opties SMS Eén geluidssignaal geeft aan dat er een SMS-bericht is binnengekomen. Volume Verhoog het volume door op de (+) van de toetsenset op het stuurwiel te drukken. Verlaag het volume door op de (–) van de toetsenset op het stuurwiel te drukken. Wanneer de telefoon in de actieve stand staat, kunt u met de toetsenset op het stuurwiel alleen de telefoonfuncties regelen.
Telefoon (optie) Geheugenfuncties Telefoonnummers en namen kunt u in het geheugen van de telefoon zelf opslaan of in het geheugen op de SIM-kaart. teken van de toets in te voeren, tweemaal om het tweede teken in te voeren enz. Druk op de 1 om een spatie in te voegen. Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstig van een van de nummers die in het telefoonboek liggen opgeslagen, wordt de bijbehorende naam op het display weergegeven. spatie 1 - ? ! , .
Telefoon (optie) Menu’s Aan de hand van de menu’s kunt u bestaande instellingen controleren of wijzigen en nieuwe functies programmeren. De verschillende menu-opties worden op het display weergegeven. Verkeersveiligheid Menusysteem In het menu 5.7 kunt u deze snelheidsbegrenzing opheffen. Druk op activeren. Om veiligheidsredenen is het menusysteem niet toegankelijk bij snelheden hoger dan 8 km/h. U kunt de begonnen activiteit in het menusysteem echter nog wel beëindigen.
Telefoon (optie) Menu’s Hoofdmenu’s/Submenu’s 1. Oproepregister 1.1. Gem. oproep 1.2. Ontv. oproep 1.3. Gebeld. 1.4. Wis lijst 1.4.1. Alle 1.4.2. Gemist 1.4.3. Ontvangen 1.4.4. Gebeld 1.5. Duur oproep 1.5.1. Lste oproep 1.5.2. Tel oproepen 1.5.3. Totale tijd 1.5.4. Reset timer 2. Meldingen 2.1. Lezen 2.2. Invoeren 2.3. Voice mail 2.4. Instellingen 2.4.1. SMSC-nummer 2.4.2. Geldigheid 2.4.3. Soort 3. Geheugen bewerken 3.1. Toevoegen 3.2. Zoeken 3.2.1. Bewerken 3.2.2. Wissen 3.2.3. Kopiëren 3.2.4.
Telefoon (optie) Menu’s Menu-opties, beschrijving 1. Oproepregister 1.1. Gemiste oproepen In dit menu verschijnt een lijst met de tien laatst gemiste oproepen. U kunt de nummers bellen, wissen of toevoegen aan het geheugen van de telefoon of op de SIM-kaart om ze later te bewerken. 1.2. Ontvangen oproepen In dit menu verschijnt een lijst met de tien laatst ontvangen oproepen. U kunt de nummers bellen, wissen of toevoegen aan het geheugen van de telefoon of op de SIMkaart om ze later te bewerken. 1.3.
Telefoon (optie) Menu’s 3.3. Alles kopiëren: Telefoonnummers en namen op de SIM-kaart kopiëren naar het geheugen van de telefoon. 3.3.1. Van het geheugen op de SIM-kaart naar dat van de telefoon 3.3.2. Van het geheugen van de telefoon naar dat op de SIM-kaart 3.4. Verkort kiezen Een nummer dat in het telefoonboek ligt opgeslagen, kunt u aan een voorkeuzetoets met een bepaald nummer koppelen. 3.5. SIM-geheugen wissen In dit menu kunt u het complete geheugen op de SIM-kaart wissen. 3.6.
Telefoon (optie) Menu’s 5.4.1. Aan 5.4.2. Uit 5.4.3. Auto 5.5. Wijzig codes In dit menu kunt u uw PIN-code of uw telefooncode wijzigen. 5.5.1. 5.5.2. PIN-code Telefooncode (gebruik 1234, voordat u overgaat op uw eigen code). U gebruikt de telefooncode om de timer op nul te kunnen stellen. N.B. Noteer de code en bewaar deze op een veilige plaats. 5.6. Geluiden 5.6.1. Belvolume: In dit menu kunt u het volume van het belsignaal bij een binnenkomend gesprek instellen. 5.6.2.
Telefoon (optie) Overige informatie Specificaties Vermogen SIM-kaart Geheugenposities SMS (Short Message Service) Data/Fax Dualband 2W Klein 2551 Ja Nee Ja (900/ 1800) 1. 255 geheugenposities in het geheugen van de telefoon. Het aantal geheugenposities op de SIM-kaart verschilt afhankelijk van het abonnement. Radio/Telefoon Dubbele SIM-kaart Met de onderste vier toetsen van de toetsenset op het stuurwiel kunt u zowel de radio als de telefoon regelen.
Telefoon (optie) Overige informatie 218
Technische gegevens Type-aanduidingen Maten en gewichten Motorspecificaties Motorolie Overige vloeistoffen en oliën Brandstof Katalysator Elektrisch systeem 220 221 222 224 227 228 231 232 219
Technische gegevens Type-aanduidingen Wanneer u contact opneemt met de Volvodealer of vervangende onderdelen of accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn als u de type-aanduiding, het chassisnummer en het motornummer bij de hand hebt. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 1. 220 Bepaalde motortypes. Type- en modeljaaraanduiding alsmede chassisnummer. Sticker voor standverwarming. Type-aanduiding, chassisnummer, maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcodes voor lak en bekleding en typegoedkeuringsnummer.
Technische gegevens Maten en gewichten Maten Lengte: 460 cm (R:461 cm) Breedte: 180 cm Hoogte: 143 cm Wielbasis: 272 cm Spoorbreedte, vooras: 156 cm Spoorbreedte, achteras: 156 cm Type 1 Gewichten Bij het rijklaar gewicht is het gewicht van de bestuurder, dat van de brandstoftank die voor 90 % gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen e.d. inbegrepen.
Technische gegevens Motorspecificaties Type-aanduiding, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor (zie pagina 220). Specificaties Motoraanduiding 2.4 B5244S2 Bi-Fuel (CNG) B5244SG 2.
Technische gegevens Motorspecificaties Specificaties Motoraanduiding T5 B5244T5 D5 D5244T4 2.4D D5244T5 2.4D (7CV) D5244T61 136/67 120/92 90/67 92/67 185/4000 163/4000 122/4000 126/4000 400/33–46 340/29–46 300/29–38 300/29–38 2.
Technische gegevens Motorolie Ongunstige rijomstandigheden Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten: • met een caravan of aanhanger achter de auto • in bergachtig gebied • op hoge snelheden • in temperaturen lager dan –30 °C of hoger dan +40 °C • doe dat ook bij korte ritten (over afstanden kleiner dan 10 km) bij lage temperaturen (onder 5 °C). In dergelijke omstandigheden kunnen de olietemperatuur en het olieverbruik abnormaal toenemen.
Technische gegevens Motorolie Wanneer de nevenstaande oliesticker in de motorruimte zit (zie pagina 220 voor de positie), geldt het volgende: Oliekwaliteit: ACEA A1/B1 Viscositeit: SAE 5W-30 Bij ritten onder ongunstige omstandigheden ACEA A5/B5 SAE 0W-30 gebruiken.
Technische gegevens Motorolie Wanneer de nevenstaande oliesticker in de motorruimte zit (zie pagina 220 voor de positie), geldt het volgende: Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 Viscositeit: SAE 0W-30 Oliesticker Hoeveelheden Motortype 2.0T B5204T5 2.4 B5244S Hoeveelheid1 (liter) Bij te vullen hoeveelheid tussen MIN – MAX (liter) 1,2 5,5 2,0 6,2 B5244S2 2.4T B5244T42 T5 B5244T5 2.5T B5254T2 D5 D5244T4 2.4D D5244T5 2.4D 7CV D5244T63 2.4D D5244T7 1. Inclusief hoeveelheid in filter. 2.
Technische gegevens Overige vloeistoffen en oliën BELANGRIJK! Om schade aan de versnellingsbak te voorkomen moet u de aanbevolen kwaliteit versnellingsbakolie gebruiken en geen verschillende merken met elkaar mengen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats voor service, als er een andere oliesoort werd gebruikt.
Technische gegevens Brandstof Brandstofverbruik en emissie Motor 2.4 B5244S2 Bi-Fuel B5244SG 2.4 B5244S 2.0T B5204T5 2.5T B5254T2 AWD 2.
Technische gegevens Brandstof Motor D5 D5244T4 2.4D D5244T5 2.4D 7CV 2.
Technische gegevens Brandstof Brandstofverbruik en uitstoot van kooldioxide De officiële brandstofverbruikscijfers zijn gebaseerd op een gestandaardiseerde rijcyclus conform EU-richtlijn 80/1268 voor voertuigen met verbrandingsmotoren. Het gebruik van extra accessoires kan de verbruikscijfers beïnvloeden, omdat de accessoires het gewicht van de auto verhogen. Ook de rijstijl en andere niettechnische factoren kunnen van invloed zijn op het brandstofverbruik.
Technische gegevens Katalysator LambdasondeTM (zuurstofsensor) De lambdasonde maakt deel uit van het regelsysteem dat tot taak heeft de uitstoot te beperken en de energie-inhoud van de brandstof beter te benutten. Algemene informatie De katalysator heeft tot taak de uitlaatgassen te reinigen. De katalysator is dicht bij de motor in het uitlaatsysteem gemonteerd om snel op temperatuur te komen. Een zuurstofsensor registreert het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen die de motor verlaten.
Technische gegevens Elektrisch systeem Algemene informatie 12V-systeem met wisselstroomdynamo en spanningsregelaar. Enkelpolig systeem waarbij het chassis en het motorblok als geleiders worden gebruikt. De minpool is verbonden met het chassis. Om de magnetische velden te beperken is de auto uitgerust met een extra massakabel. Accuprestaties Let er bij het vervangen van de accu op, dat de nieuwe accu dezelfde koudestartcapaciteit en reservecapaciteit als de originele accu heeft (zie sticker op de accu).
Technische gegevens Elektrisch systeem Gloeilampen Verlichting 1. Groot licht 2. Dimlicht 3. Bi-Xenonsysteem 4. Mistlampen vóór 4. Mistlampen vóór (S60 R) 5. Stadslichten/parkeerlichten vóór, zijmarkeringslichten vóór, instapverlichting achter 6. Richtingaanwijzers voor/achter 7. Zijrichtingaanwijzers 8. Remlichten, achteruitrijlichten 9. Mistachterlicht 10. Achterlichten 10. Zijmarkeringslichten achter 11. Kentekenplaatverlichting, instapverlichting voor, bagageruimteverlichting 12.
Technische gegevens 234
Alfabetisch register A A/C ....................................................................66 A/C, temperatuur ............................................66 Aanbrengen en herstellen, roestwering .. 152 Aanhangergewicht ...................................... 221 Aanrijdingssensoren ......................................21 Aanstaande moeders ....................................11 Aansteker .........................................................44 Accu ..................................
Alfabetisch register Elektronische startblokkering .......................90 Extra verwarming ............................................74 F “Follow-Me-Home”-verlichting .....................49 G Geïntegreerd kinderzitje ...............................30 Gevarendriehoek ......................................... 142 Gewicht ......................................................... 221 Gloeilamp kentekenplaatverlichting ........ 172 Gloeilampen .................................................
Alfabetisch register O Oliefilter ......................................................... 159 Omklappen, hoofdsteunen ...........................45 Ontgrendelen ..................................................92 Opbergmogelijkheden in passagiersruimte ............................................81 Opblaasgordijn (IC-systeem) ......................21 P PACOS ............................................................17 Parkeerhulp .....................................................
Alfabetisch register Vlekken .......................................................... 149 Vloeistoffen ................................................... 227 Vloermatten ......................................................84 Voertuiggegevens ....................................... 154 Volvo Car Corporation en het milieu ............ 3 Voorstoel, rugleuning omklappen ...............76 Voorstoelen, elektrisch verwarmde .............47 W Waarschuwingskaders ...................................
TP 8151 (Dutch). AT 0540.