VOLVO XC90 Instructieboekje WEB EDITION
BESTE VOLVO-BEZITTER, DANK U DAT U GEKOZEN HEBT VOOR VOLVO! Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers vooropgestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.
Inhoud 00 01 02 00 Inleiding 01 Veiligheid Belangrijke informatie................................. 8 Volvo en het milieu.................................... 11 Veiligheidsgordels..................................... Airbagsysteem.......................................... Airbags (SRS)............................................ Airbag (SRS) activeren/deactiveren*......... SIPS-airbags (zij-airbags)......................... Opblaasgordijn (IC-systeem).................... WHIPS-systeem...................
Inhoud 03 04 05 03 Klimaatregeling 04 Interieur 05 Sloten en alarm Algemene informatie over de klimaatregeling............................................................ 82 Elektronische klimaatregeling, ECC.......... 86 Standverwarming op brandstof*............... 90 Voorstoelen............................................... 96 Voorstoelen (Executive) ........................... 99 Interieurverlichting................................... 100 Opbergmogelijkheden in passagiersruimte....................
Inhoud 06 07 08 06 Starten en rijden Algemene informatie............................... Brandstof tanken.................................... Motor starten.......................................... Handgeschakelde versnellingsbak......... Automatische versnellingsbak................ Vierwielaandrijving*................................. Remsysteem........................................... Stabiliteits- en tractieregelsysteem*....... Park Assist*.............................................
Inhoud 09 10 11 09 Onderhoud en service Volvo Service.......................................... Onderhoud.............................................. Motorkap en motorruimte....................... Dieselolie................................................. Oliën en vloeistoffen............................... Wisserbladen.......................................... Accu........................................................ Gloeilampen vervangen.......................... Zekeringen.......................
Inhoud 12 12 Alfabetisch register Alfabetisch register.................................
Inhoud 7
Inleiding Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt. Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt u tips hoe u het beste in verschillende situaties met de auto kunt omgaan en leert u hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle mogelijkheden die uw auto biedt. Besteed ook aandacht aan de veiligheidsinstructies in het boekje.
Inleiding Belangrijke informatie Informatie G031593 Gevaar voor materiële schade. G031592 Gevaar voor lichamelijk letsel G031590 Zwarte ISO-symbolen in een oranje waarschuwingsveld, witte tekst/afbeelding in een zwart tekstveld. Gevaarlijke situatie die, als de situatie niet vermeden wordt, zal resulteren in ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop. Witte ISO-symbolen in een zwart symboolveld, witte tekst/afbeelding in een zwart tekstveld. Zo nodig dient de sticker blauw van kleur te zijn.
Inleiding Belangrijke informatie Wanneer er een reeks afbeeldingen bij een stapsgewijze instructie bestaat, zijn de verschillende stappen van de instructie op dezelfde manier genummerd als de bijbehorende afbeeldingen. • • Zie ommezijde `` Dit symbool staat rechts onderaan wanneer kan echter op last van de nationale wetgeving gedwongen worden om bepaalde informatie te verstrekken. Voor het overige geldt dat alleen Volvo Car Corporation de informatie kan uitlezen en gebruiken.
Inleiding Volvo en het milieu G000000 Milieubeleid van Volvo Car Corporation Zorg voor het milieu is een van de kernwaarden van Volvo Car Corporation die van invloed zijn op alle activiteiten. We zijn ervan overtuigd dat onze klanten onze zorg voor het milieu delen. Uw Volvo voldoet aan strenge internationale milieueisen en is bovendien geproduceerd in een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met hulpbronnen omgaat.
Inleiding Volvo en het milieu Schone lucht in passagiersruimte Het interieurfilter zorgt dat stofdeeltjes en pollen niet via de luchtinlaatopening in de passagiersruimte kunnen dringen. Een geavanceerd luchtreinigingssysteem, IAQS* (Interior Air Quality System), zorgt ervoor dat de lucht die de passagiersruimte binnenkomt schoner is dan de lucht buiten in het verkeer. Het systeem bestaat uit een elektronische sensor en een koolstoffilter.
Inleiding Volvo en het milieu milieuvriendelijke manier. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats, als u niet zeker weet hoe u dergelijk afval moet verwerken. • • Onderhoud uw auto regelmatig. Bij hoge snelheden neemt het verbruik aanzienlijk toe vanwege de grotere luchtweerstand. Bij een verdubbeling van de snelheid neemt de luchtweerstand met een factor vier toe.
14 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 16 18 19 22 24 26 27 29 30 31 G020871 Veiligheidsgordels................................................................................... Airbagsysteem........................................................................................ Airbags (SRS).......................................................................................... Airbag (SRS) activeren/deactiveren*.......................................................
VEILIGHEID 01
01 Veiligheid Veiligheidsgordels 01 Draag altijd een veiligheidsgordel ting te steken. Een duidelijke “klik” geeft aan dat de veiligheidsgordel vastzit. Veiligheidsgordel losmaken ± Druk op de rode knop van de sluiting en laat het oprolmechanisme de veiligheidsgordel naar binnen trekken. Als de veiligheidsgordel niet volledig wordt opgerold, moet u de gordel handmatig zo ver terugrollen dat deze niet langer slap hangt.
01 Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordel en zwangerschap Naarmate de zwangerschap vordert moeten zwangere bestuurders de stoel en het stuur dusdanig verstellen dat ze de auto volledig onder controle hebben (wat inhoudt dat ze met gemak bij het stuur en de pedalen moeten kunnen komen). Streef ernaar de afstand tussen de buik en het stuur zo groot mogelijk te maken. Gordelwaarschuwing 01 schuwingslampjes zitten in de plafondconsole en op het instrumentenpaneel. N.B.
01 Veiligheid Airbagsysteem 01 Waarschuwingslampje op instrumentenpaneel Behalve het brandende waarschuwingslampje verschijnt er, in die gevallen waarin dat nodig is, een melding op het display. Als het waarschuwingslampje niet werkt, gaat het waarschuwingsdriehoekje branden en verschijnt er SRS-AIRBAG SERVICE of SPOED op het informatiedisplay. Neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Volvo-werkplaats. G027953 WAARSCHUWING Het airbagsysteem 1 wordt continu gecontroleerd door de regelmodule.
01 Veiligheid Airbags (SRS) Airbag (SRS) aan de bestuurderszijde WAARSCHUWING De veiligheidsgordel en de airbag werken samen. Als de veiligheidsgordel niet of onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming die de airbag bij een aanrijding biedt afnemen waardoor u als klant ernstig letsel kunt oplopen. Airbag (SRS) aan de passagierszijde 01 boven het dashboardkastje. Het paneel is voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.
01 Veiligheid 01 Airbags (SRS) SRS-systeem N.B. SRS-systeem, auto met het stuur links Het SRS-systeem bestaat uit airbags en sensoren. Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren de sensoren, waarna één of meer airbags worden opgeblazen. Daarbij worden de airbags warm. Om de klap op te vangen loopt de airbag leeg wanneer de inzittende de airbag raakt. Daarbij treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volkomen normaal.
01 Veiligheid G020113 Positie van de airbag aan de passagierszijde in een auto met het stuur links of rechts 01 G032243 Airbags (SRS) Positie van sticker voor airbag aan passagierzijde, auto met stuur links WAARSCHUWING Plaats geen voorwerpen voor of boven op het dashboard in het gebied waar de passagiersairbag is aangebracht.
01 Veiligheid Airbag (SRS) activeren/deactiveren* PACOS deactiveren met sleutel Algemene informatie De passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeactiveerd worden met een schakelaar als de auto is uitgerust met PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch). Zie de tekst onder het kopje Activeren/deactiveren voor informatie over activering/deactivering.
01 Veiligheid Airbag (SRS) activeren/deactiveren* WAARSCHUWING 01 Melding Geactiveerde airbag (passagiersstoel): Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een comfortkussen op de passagiersstoel als de airbag geactiveerd is. Laat evenmin personen die kleiner zijn dan 1,40 m op deze stoel plaatsnemen. Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel): Het niet opvolgen van de bovenstaande aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleveren.
01 Veiligheid SIPS-airbags (zij-airbags) 01 SIPS-airbags (zijairbags) WAARSCHUWING Reparaties mogen alleen door een erkende Volvo-werkplaats worden uitgevoerd. Ingrepen in de SIPS-airbags kunnen storingen in de werking veroorzaken en leiden tot ernstig letsel. Het is mogelijk een kinderzitje/comfortkussen op de voorstoel te plaatsen, als de auto aan de passagierszijde niet is uitgerust met een geactiveerde 1 airbag.
01 Veiligheid Passagiersplaats, auto met het stuur links De SIPS-airbags worden vervolgens opgeblazen tussen de inzittende en het portierpaneel. Daarmee vangen de SIPS-airbags de klap van de aanrijding op voor de inzittende, waarna de airbags weer leeglopen. De SIPS-airbag wordt normaal gesproken alleen opgeblazen aan de kant van de aanrijding.
01 Veiligheid 01 Opblaasgordijn (IC-systeem) Eigenschappen WAARSCHUWING Hang of bevestig nooit iets aan de handgrepen aan het plafond. De haak is alleen bedoeld voor niet al te zware kledingstukken (en niet voor harde voorwerpen zoals paraplu’s). G027047 Schroef of bevestig geen onderdelen op de plafondbekleding, de portierstijlen of de zijpanelen van de auto. Ze kunnen daarbij hun beschermende werking verliezen.
01 Veiligheid WHIPS-systeem 01 G020347 Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection System) bestaat uit energieabsorberende rugleuningen en speciaal voor het systeem ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren, afhankelijk van de hoek waaronder en de snelheid waarmee het achteropkomende voertuig de auto raakt en de materiaaleigenschappen van dat voertuig.
01 Veiligheid 01 WHIPS-systeem Zorg dat u de werking van het WHIPSsysteem niet nadelig beïnvloedt WAARSCHUWING Als de stoel heeft blootgestaan aan grote krachten zoals bij een aanrijding van achteren, moet u het WHIPS-systeem laten controleren bij een erkende Volvo-werkplaats. G020125 G020126 Het WHIPS-systeem kan een deel van zijn beschermende eigenschappen hebben verloren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intact is.
01 Veiligheid Rolbeugels (ROPS) Functie Het Roll-Over Protection System (ROPS) van Volvo is ontwikkeld om het gevaar te beperken dat de auto over de kop slaat en maximale bescherming te bieden als een ongeluk onvermijdelijk blijkt. 01 WAARSCHUWING Onder normale omstandigheden zorgt het RSC-systeem voor een betere wegligging. Dit mag echter voor u geen reden zijn om sneller te gaan rijden. Neem altijd de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen bij het rijden.
01 Veiligheid Activering van de veiligheidssystemen 01 Systeem Activering Gordelspanners Bij een frontale botsing en/of kantelen. Airbags (SRS) Bij een frontale botsing. A SIPS-airbags Bij een aanrijding in de zij.A Opblaasgordijn (IC-systeem) Bij een aanrijding in de zij en/of kantelenA. WHIPS-systeem Bij aanrijdingen van achteren. RSC-systeem Wanneer de auto bijvoorbeeld krachtig afremt of in de slip raakt.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Kinderen moeten comfortabel en veilig kunnen zitten Het gewicht en de lengte van het kind zijn bepalend voor de plaats van het kind in de auto en de vereiste uitrusting. Voor meer informatie (zie pagina 32). N.B. 01 N.B. Neem voor duidelijker instructies voor de bevestiging van kinderveiligheidsproducten contact op met de producent.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 Als de airbag wordt geactiveerd, kan een kind aan de passagierszijde ernstig letsel oplopen. WAARSCHUWING Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een comfortkussen op de passagiersstoel als de airbag (SRS) geactiveerd is. 2 Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel plaatsnemen als de airbag (SRS) geactiveerd is.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Gewicht (leeftijd) Passagiersstoel met geactiveerde A airbag (SRS) Passagiersstoel zonder (of met gedeactiveerdeA) airbag (SRS)* Groep 1 Ongeschikte plaats voor deze leeftijdscategorie. Volvo kinderzitje – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel en bevestigingsband. 9–18 kg 01 Typegoedkeuring: E5 03135 (9–36 maanden) Britax Fixway – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem en bevestigingsband.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 Gewicht (leeftijd) Tweede zitrij, buitenste zitplaatsen A Tweede zitrij, middelste zitplaatsA Derde zitrij bij zevenzitter. Groep 1 Volvo kinderzitje – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel en bevestigingsband. Volvo kinderzitje – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel, bevestigingsband en steun. Ongeschikte plaats voor deze leeftijdscategorie.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Geïntegreerd kinderzitje* Trek aan de handgreep zodat het kinderzitje omhoogkomt. WAARSCHUWING Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een comfortkussen op de passagiersstoel als de airbag (SRS) geactiveerd is. Pak het zitje met beide handen vast en duw het naar achteren. Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel plaatsnemen als de airbag (SRS) geactiveerd is. 4 Druk het zitje zo ver achteruit dat het vergrendelt.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid Trek aan de handgreep. WAARSCHUWING Reparatie of vervanging dient alleen te worden uitgevoerd door een erkende Volvowerkplaats. Verricht zelf geen wijzigingen in of aanpassingen aan het geïntegreerde kinderzitje. Duw het zitje zo ver omlaag dat het vastklikt. Als een geïntegreerd kinderzitje aan grote krachten heeft blootgestaan zoals tijdens een aanrijding, moet u het geïntegreerde kinderzitje in zijn geheel vervangen.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid De auto is uitgerust met bevestigingspunten voor kinderzitjes. Deze bevestigingspunten zitten achter op de zitgedeelten van de achterbank. N.B. Bij een zevenzitter zitten deze bevestigingspunten alleen op de tweede zitrij. Klap het ruggedeelte naar voren om bij de bevestigingspunten te komen. Zie de aanwijzingen van de fabrikant van het kinderzitje voor gedetailleerde informatie over de manier waarop u het zitje aan de bovenste bevestigingspunten vastzet.
40 42 44 45 47 51 52 55 57 58 60 62 64 66 69 74 HomeLink EU*....................................................................................... 76 38 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. G020901 Overzicht auto’s met het stuur links....................................................... Overzicht auto’s met het stuur rechts..................................................... Bedieningspaneel op bestuurdersportier................................................
INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING 02
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur links G000000 02 40
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur links Verlichtingspaneel Claxon Blaasmond Cruisecontrol Display Richtingaanwijzers, wisselen groot lichtdimlicht, knop READ Temperatuurmeter Kilometerteller, dagteller, cruisecontrol Snelheidsmeter Richtingaanwijzers Toerenteller 02 Parkeerrem Handgreep voor lossen parkeerrem Schakelaars leeslampjes Interieurverlichting Knop, elektrisch bedienbaar schuifdak Buitentemperatuurmeter, klok, schakelstandindicatie Gordelwaarschuwin
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur rechts G027038 02 42
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Overzicht auto’s met het stuur rechts Verlichtingspaneel Claxon Blaasmond Instrumentenpaneel Controle- en waarschuwingslampjes Toetsenset telefoon-/audiosysteem Brandstofmeter Ruitenwissers Buitentemperatuurmeter, klok, schakelstandindicatie Handgreep voor lossen parkeerrem Toerenteller Richtingaanwijzers Snelheidsmeter Kilometerteller, dagteller, cruisecontrol Temperatuurmeter 02 Schakelaars leeslampjes Interieurverlichting Knop, elektrisch bedienbaar s
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Bedieningspaneel op bestuurdersportier Bedieningspaneel G029570 02 Vergrendelingsknop, simultaanvergrendeling alle portieren Blokkeerknop ruitbediening achterportieren Knop, elektrisch bedienbare ruiten Knop, buitenspiegels 44
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Instrumentenpaneel G026973 02 Temperatuurmeter – Geeft de temperatuur in het koelsysteem van de motor aan. Op het display verschijnt een melding, als de temperatuur abnormaal hoog is en de naald tot in het rode gebied uitslaat. Let erop dat verstralers voor de luchtinlaat het koelvermogen verminderen. Display – Op het display worden informatieve meldingen en waarschuwingsmeldingen weergegeven. Snelheidsmeter – Geeft de snelheid van de auto aan.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Instrumentenpaneel 02 Wanneer het lampje op het hoofdinstrument gaat branden is het brandstofpeil te laag. Tank dan zo spoedig mogelijk. Zie ook de boordcomputer (pagina 58).
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes Functietest, lampjes Als de motor niet binnen 5 seconden aanslaat, gaan alle lampjes uit behalve de lampjes voor storingen in het uitlaatgasreinigingssysteem van de auto en een te lage oliedruk. Afhankelijk van de uitrusting van de auto is het mogelijk dat bepaalde lampjes geen functie hebben. Het waarschuwingslampje licht rood of oranje op afhankelijk van de ernst van de geregistreerde storing. 02 Rood lampje 1.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes Storing in remsysteem N.B. 02 Wanneer de melding TIJD VOOR REG. SERVICE verschijnt, kunt u het waarschuwingslampje laten doven en de melding verwijderen met de knop READ. De melding verdwijnt automatisch als u 2 minuten niets doet. Controlelampjes Storing in ABS Als het lampje brandt, is het systeem defect. Het normale remsysteem van de auto werkt dan nog wel, zij het zonder ABS-regeling. 1.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes Te lage oliedruk 2 Als het lampje tijdens het rijden oplicht, is de druk van de motorolie te laag. Zet de motor onmiddellijk af en controleer het motoroliepeil. Vul zo nodig olie bij. Als het lampje oplicht terwijl het oliepeil in orde is, moet u contact opnemen met een erkende Volvowerkplaats. Uitlaatgasreinigingssysteem Bij een storing in het uitlaatgasreinigingssysteem kan het lampje gaan branden.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes 02 OPEN, PASSAGIERSPORTIER OPEN, ACHTERPORTIER LINKS OPEN of ACHTERPORTIER RECHTS OPEN. Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand en sluit het portier dat of de motorkap die openstaat. Hoge snelheid Als de auto sneller rijdt dan 7 km/h, gaat het lampje branden en wordt tegelijkertijd een van de meldingen uit de vorige alinea op het display weergegeven.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Informatiedisplay Berichten N.B. Betekenis SERVICE VEREIST Laat de auto zo spoedig mogelijk nakijken door een erkende Volvowerkplaats. Melding Betekenis TIJD VOOR REG. SERVICE STOP AUTO Z.S.M. Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade. ZET DE MOTOR AF Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade. Het is tijd voor een servicebeurt bij een erkende Volvowerkplaats.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole Knop G026944 02 N.B. De onderlinge positie van de knoppen kan variëren. Airconditioning achter in passagiersruimte* Druk op de knop om de airconditioning achter in de passagiersruimte in te schakelen. De airconditioning achter in de passagiersruimte wordt uitgeschakeld, wanneer u het contact uitschakelt. 52 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole 3. Klap de buitenspiegel met behulp van de knop eerst in en vervolgens opnieuw uit. De buitenspiegels staan daarna weer in hun oorspronkelijke stand. Park Assist* Het systeem is bij het starten van de motor altijd geactiveerd. Druk op de knop om Park Assist uit te schakelen of opnieuw in te schakelen. Zie ook pagina 149.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole BLIS (Blind Spot Information System)* Druk op de knop om het systeem te deactiveren of te heractiveren (zie pagina 151 voor meer informatie). 02 N.B. De regels voor het gebruik van de alarmlichten verschillen van land tot land. Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming Gebruik de elektrische verwarming om de achterruit en de buitenspiegels te ontwasemen en te ontdooien.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Verlichtingspaneel Koplampen Stand Betekenis Automatisch/uitgeschakeld dimlicht. Alleen grootlichtsignalen. Parkeerlicht achter en achterlicht G027100 Automatisch dimlicht. In deze stand werken het groot licht en de grootlichtsignalen.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Verlichtingspaneel 02 Auto’s met Bi-Xenonkoplampen* zijn uitgerust met automatische koplamphoogteregeling, zodat het duimwiel (3) ontbreekt. Mistachterlicht Instrumentenverlichting ± De instrumentenverlichting brandt, wanneer de contactsleutel in stand II staat en de verlichtingsdraaiknop (1) in een van de eindstanden. De verlichting wordt bij daglicht automatisch gedimd en valt bij donker handmatig te regelen.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Linker stuurhendel Standen stuurhendel Richtingaanwijzers Wisselen tussen groot licht en dimlicht Onafgebroken serie knippersignalen De contactsleutel moet in stand II staan om het groot licht te kunnen inschakelen. ± Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar de eindstand (2). De hendel blijft in de eindstand staan en kan handmatig in de uitgangspositie teruggezet worden of veert automatisch terug bij het terugdraaien van het stuurwiel.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Boordcomputer* Algemene informatie N.B. Als er een waarschuwingsmelding verschijnt terwijl de boordcomputer in gebruik is, moet u de melding bevestigen. Doe dat door op de knop READ te drukken waarna u naar de boordcomputerfunctie terugkeert. 02 Functies Op de boordcomputer staat de volgende informatie: 58 Het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laatste maal dat u de waarde op nul hebt gesteld. U stelt de waarde op nul met RESET.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Boordcomputer* Wanneer “ --- kilometer tot lege tank” op het display staat, zijn geen garanties meer te geven voor de resterende actieradius. Tank dan zo spoedig mogelijk. 02 N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen, als u een standverwarming* op brandstof hebt gebruikt of van rijstijl bent veranderd. Op nul stellen 1. Selecteer GEMIDDELDE SNELHEID of GEMIDDELD. 2.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Rechter stuurhendel Ruitenwissers Intervalstand U kunt het interval tussen de wisslagen zelf instellen. Draai het duimwiel omhoog voor een korter wisinterval. Draai het omlaag om het interval te verlengen. 02 Ononderbroken wissen De wissers bewegen op normale snelheid. G026953 De wissers bewegen op hoge snelheid.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Rechter stuurhendel De regensensor wordt automatisch uitgeschakeld, wanneer u de sleutel uit het contactslot neemt of 5 minuten nadat u het contact hebt uitgezet. BELANGRIJK De ruitenwissers op de voorruit kunnen in een automatische wasstraat spontaan inschakelen en daarbij beschadigd raken. Schakel de regensensor met een druk op knop (2) uit, als het contactslot in stand I of II staat. het activeren van de ruitensproeiers.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Cruisecontrol* Inschakelen Snelheid verhogen of verlagen N.B. Een tijdelijke verhoging van de snelheid (korter dan een minuut) met het gaspedaal, zoals bij het inhalen, is niet van invloed op de instelling van de cruisecontrol. Als u het gaspedaal loslaat, neemt de auto automatisch de ingestelde snelheid weer aan. 02 Tijdelijk uitschakelen G027098 G026949 ± De bedieningsorganen voor de cruisecontrol vindt u links op het stuurwiel.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Cruisecontrol* Snelheid hervatten Druk op de knop om de eerder ingestelde snelheid te hervatten. Op het instrumentenpaneel verschijnt CRUISE ON. 02 Uitschakelen ± Druk op CRUISE om de cruisecontrol uit te schakelen. CRUISE ON verdwijnt van het instrumentenpaneel. * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Parkeerrem, elektrische aansluiting, e.d. Parkeerrem 2. Trap het parkeerrempedaal stevig en zo ver mogelijk in. 02 3. Haal uw voet van het rempedaal en controleer of de auto blijft stilstaan. 4. Als de auto rolt dient u het parkeerrempedaal nog verder in te trappen. Parkeerrem, auto met stuur links G026994 G026992 5. Zet de versnellingspook/keuzehendel bij het parkeren altijd in de 1e versnelling (handbak) of in stand P (automaat).
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Parkeerrem, elektrische aansluiting, e.d. Stuurwielafstelling Elektrische aansluiting achterin Achterklep openen U kunt de elektrische aansluiting voor verschillende accessoires gebruiken, zoals een mobiele telefoon of koelbox. De aansluiting is bedoeld voor accessoires die op 12 V werken. De maximale stroomsterkte is 10 A. Het contact moet ten minste in stand I staan, anders geeft de aansluiting geen stroom.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbare ruiten Bediening Zijruit openen: ± Druk het voorste deel van de knop omlaag. Zijruit sluiten: ± Trek het voorste deel van de knop omhoog. WAARSCHUWING Bestuurdersportier Als er kinderen in de auto zitten: • Let er bij het verlaten van de auto op dat u de stroomtoevoer naar de elektrisch bedienbare ruiten verbreekt door auto de contactsleutel uit te nemen.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbare ruiten deze vervolgens los. De zijruiten gaan dan automatisch open of dicht. Als een zijruit door iets worden geblokkeerd, wordt de op- of neergaande beweging van die zijruit afgebroken. N.B. Alleen op bepaalde markten werkt de automatische sluitingsfunctie ook aan de passagierszijde. U kunt de elektrische bediening van de ruiten in de achterportieren blokkeren met de knop op het bedieningspaneel op het bestuurdersportier.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbare ruiten WAARSCHUWING Wanneer u de achterste zijruiten vanaf het bestuurdersportier sluit, dient u erop te letten op dat achterpassagiers niet bekneld kunnen raken. G029574 02 Elektrisch bedienbare zijruiten in de achterportieren De zijruiten in de achterportieren zijn zowel met de knoppen op de beide portieren als met de knoppen op het bestuurdersportier te bedienen.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels Achteruitkijkspiegel met kompas* Achteruitkijkspiegel voorbeeld een rechtgebogen paperclip. Het knopje ligt ca. 2,5 cm diep in de spiegel. 02 Kompaszone instellen Z O N E Normale stand Dimstand. Fel licht van achteren kan hinderlijke reflecties in de achteruitkijkspiegel veroorzaken en u verblinden. Zet de spiegel in de autodimstand, wanneer u de verlichting van het achteropkomend verkeer als hinderlijk ervaart.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 02 70 verschijnt. Het cijfer van de huidige magnetische zone verschijnt. 3. Druk meerdere malen op het knopje totdat het nummer van het gewenste geografische gebied (1–15) verschijnt. Enkele seconden later staat de kompasrichting weer op het display, wat aangeeft dat er van zone is gewisseld.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels G026677 02 Magnetische zones voor kompas.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels Kalibreren 02 Buitenspiegels WAARSCHUWING Het kompas moet soms voor de nauwkeurigheid worden gekalibreerd. Schakel voor de beste resultaten alle grote stroomverbruikers uit zoals de interieurverlichting, de interieurventilator, de elektrische achterruitverwarming e.d. en zorg dat er geen metalen of magnetische voorwerpen in de buurt van de spiegel zijn.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels Gelaagde zijruiten* De ruiten van gelaagd glas in de voor- en achterportieren zorgen voor een verbeterde geluidsisolatie van de passagiersruimte en leveren een verhoogde bescherming tegen inbraak op. BELANGRIJK Gebruik geen metalen ijskrabber om de ruiten van ijs te ontdoen. Er kan daarbij schade aan de waterafstotende laag ontstaan.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbaar schuifdak* Openingsstanden Ventilatiestand WAARSCHUWING Openen: Als er kinderen in de auto zitten: 02 ± Verbreek bij het verlaten van de auto de stroomtoevoer naar het schuifdak door de contactsleutel uit te nemen. Duw de achterkant van de knop (5) omhoog. Sluiten: ± Trek de achterkant van de knop (6) omlaag.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bedienbaar schuifdak* Sluiten: ± Duw de knop vooruit naar het weerstandspunt (2). Het schuifdak schuift steeds verder dicht zolang u de knop in deze stand vasthoudt. WAARSCHUWING De beveiliging tegen overbelasting van het schuifdak werkt alleen bij automatisch sluiten, niet bij handmatig sluiten. van het schuifdak. Pak de handgreep vast en schuif het scherm naar voren om het te sluiten.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening HomeLink EU* Algemene informatie N.B. HomeLink is dusdanig geconstrueerd dat het niet werkt als de auto van de buitenzijde vergrendeld is. 02 Let erop dat u de originele afstandsbedieningen wel goed bewaart voor eventuele programmering in een later stadium (zoals bij de aankoop van een nieuwe auto). G030070 Wis de programmering van de knoppen wanneer u de auto verkoopt.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening HomeLink EU* deur, het toegangshek e.d. moet vervolgens geactiveerd worden bij het indrukken van de bijbehorende HomeLink-knop. perende lampje geeft aan dat HomeLink in de “inleerstand” staat en klaar is voor programmering. 2. Leg de originele afstandsbediening op 2-8 cm afstand van HomeLink. Houd het controlelampje in de gaten. De juiste afstand tussen de originele afstandsbediening en HomeLink hangt af van de programmering van het te bedienen systeem.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening HomeLink EU* 02 3. Druk de te kopiëren knop op de originele afstandsbediening in. Het controlelampje begint te knipperen. Laat beide knoppen weer los, wanneer het lampje dat langzaam knipperde sneller gaat knipperen. Een snel knipperend lampje geeft aan dat de programmering gelukt is. 4.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening 02 79
80 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. G020906 Algemene informatie over de klimaatregeling......................................... 82 Elektronische klimaatregeling, ECC........................................................ 86 Standverwarming op brandstof*.............................................................
KLIMAATREGELING 03
03 Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling 03 Airconditioning Sneeuw en ijs De klimaatregeling zorgt ervoor dat de lucht in het interieur gekoeld, verwarmd of van vocht ontdaan wordt. De auto is voorzien van automatische klimaatregeling (ECC). Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de klimaatregeling (de opening tussen de motorkap en de voorruit). N.B. U kunt de airconditioning uitschakelen.
03 Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Condensatie Luchtverdeling Blaasmonden in dashboard In warme weersomstandigheden kan er ter hoogte van de airconditioning een plasje water onder de auto ontstaan. Dit is volkomen normaal. Om de klimaatregeling te ventileren kan de interieurventilator tot 50 minuten na het afzetten van de motor aanslaan. De ventilator slaat ca. 15 minuten later automatisch af.
03 Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Blaasmonden in portierstijlen Geventileerde voorstoelen (Executive) Voor maximale ventilatie: ± Houd ca. 2 seconden lang ingedrukt. Om de ventilatie in stapjes te verlagen: ± . Om de ventilatie uit te schakelen: 03 G030244 0 G027064 ± A: Open Bediening van ventilatie voorstoelen. B: Dicht Het ventilatiesysteem bestaat uit ventilatoren in de zittingen en de rugleuningen die lucht door de bekleding heen aanzuigen.
03 Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Achterbankverwarming buitenste zitplaatsen (Executive) G030976 03 Knop voor in-/uitschakeling achterbankverwarming. De achterbankverwarming is te bedienen met de knop op de bovenstaande afbeelding. Achter op de beide zijkanten van de middenconsole zit voor beide buitenste zitplaatsen een knop. Om de achterbankverwarming te starten: ± Druk op de knop. > Het lampje in de knop gaat branden.
03 Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC Bedieningspaneel G027046 03 AC – Aan/uit (ON/OFF) Elektrisch verwarmde voorstoelen Recirculatie/Combifilter met Air Quality Sensor* Temperatuur rechterzijde Recirculatie AUTO Luchtverdeling Interieurtemperatuursensor Ontdooien voorruit en zijruiten Elektrisch verwarmde achterruit en buitenspiegels 1 86 Optie op bepaalde markten. * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
03 Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC De Air Quality Sensor meet de concentratie van de verontreinigingen in de buitenlucht. Wanneer de sensor een verhoogde concentratie registreert, wordt de luchtinlaat afgesloten en recirculeert de lucht in de passagiersruimte. De lucht in de passagiersruimte wordt ook tijdens de recirculatie door het combifilter gereinigd. MAN AUT Wanneer de Interior Air Quality Sensor actief is, brandt het groene lampje bij AUT.
03 Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC handmatige instellingen worden uitgeschakeld, wanneer u op AUTO drukt. 5. Luchtverdeling 03 • Wanneer u de bovenste knop hebt ingedrukt, stroomt er lucht uit de openingen bij de ruiten. • Wanneer u de middelste knop hebt ingedrukt, stroomt er lucht uit de openingen ter hoogte van bovenlichaam en hoofd. • Wanneer u de onderste knop hebt ingedrukt, stroomt er lucht uit de openingen ter hoogte van benen en voeten.
03 Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC zen. De knop voor airconditioning achter in de passagiersruimte vindt u op de middenconsole (zie pagina 52).
03 Klimaatregeling Standverwarming op brandstof* U kunt de standverwarming meteen inschakelen of twee verschillende uitschakeltijden instellen met TIMER 1 en TIMER 2. Onder de uitschakeltijd wordt het tijdstip verstaan waarop de auto de gewenste temperatuur bereikt heeft. De elektronica van de auto rekent aan de hand van de buitentemperatuur zelf uit wanneer de verwarming moet worden ingeschakeld. Bij een buitentemperatuur hoger dan 25 °C wordt de verwarming niet geactiveerd.
03 Klimaatregeling Standverwarming op brandstof* activeert, brandt het oranje waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel. 3. Gebruik het duimwiel om het gewenste tijdstip in uren aan te geven. Wanneer u de auto verlaat, ontvangt u een melding met de status van de standverwarming. De melding verdwijnt wanneer u de auto vanaf de buitenzijde vergrendelt met de afstandsbediening. 4. Druk kort op de knop RESET, zodat de minuutaanduiding gaat knipperen.
03 Klimaatregeling Standverwarming op brandstof* Accu en brandstof 03 Als de accu onvoldoende opgeladen is of als het brandstofpeil te laag is, wordt de standverwarming automatisch uitgeschakeld. Er verschijnt een melding op het display. Er verschijnt dan een melding op het display. Bevestig deze melding door op de knop READ te drukken. BELANGRIJK Herhaaldelijk gebruik van de standverwarming bij korte ritten kan ertoe leiden dat de accu uitgeput raakt en startproblemen opleveren.
03 Klimaatregeling 03 93
94 G020908 Voorstoelen............................................................................................. 96 Voorstoelen (Executive) .......................................................................... 99 Interieurverlichting................................................................................. 100 Opbergmogelijkheden in passagiersruimte.......................................... 102 Opbergmogelijkheden in passagiersruimte (Executive) ....................... 107 Achterbank.......
INTERIEUR 04
04 Interieur Voorstoelen Zithouding Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/ omlaagpompen (bestuurders- en passagierszijde*). Rugleuning voorstoelen omklappen Lendensteun wijzigen 1, aan de knop draaien. Hellingshoek rugleuning wijzigen – aan de knop draaien. Bedieningspaneel voor elektrisch bedienbare stoel*. 04 De bestuurders- en passagiersstoel kunnen worden ingesteld voor een optimale zit- en rijhouding.
04 Interieur Voorstoelen Vloermatten* Volvo biedt vloermatten die speciaal voor de auto vervaardigd zijn. geen sleutel in het contactslot. Het is altijd mogelijk de stoel te verstellen, wanneer de contactsleutel in stand I of II staat. Geheugenfunctie* Voorkant zitting omhoog/omlaag Zorg dat de vloermat voor de bestuurdersstoel goed in de bevestigingsklemmen op de vloer vastzit om te voorkomen dat deze kan gaan glijden en achter of onder de pedalen blijft haken.
04 Interieur Voorstoelen dersleutel vergrendelt. Een volgende keer dat de auto met dezelfde transpondersleutel wordt ontgrendeld en het bestuurdersportier wordt geopend, nemen de bestuurdersstoel en de buitenspiegels de vastgelegde standen in. N.B. Het sleutelgeheugen werkt onafhankelijk van de geheugenfunctie van de stoel. 04 Noodstop Als de stoel per ongeluk in beweging komt, kunt u op een willekeurige knop drukken om de stoel tot stilstand te brengen.
04 Interieur Voorstoelen (Executive) Voorstoelen type Comfort Massage Lendensteun instellen Massage Lendensteun Knop voor activering massagefunctie. Harde massage Zachte massage Elk van beide voorstoelen is voorzien van een rugleuning met massagefunctie. De massagefunctie maakt gebruik van luchtkussens die u een harde of zachte massage geven. Na selectie van de gewenste massagefunctie wordt er als volgt gemasseerd: 6 minuten massage – 4 minuten pauze – 6 minuten massage enz.
04 Interieur Interieurverlichting Leeslampjes voorin en interieurverlichting II en ook wanneer de motor loopt. De verlichting kan ook worden ingeschakeld binnen 10 minuten nadat: • de motor afgezet is en het contact in stand 0 is gezet; • de auto ontgrendeld is zonder dat de motor is gestart. Plafondverlichting achterin De verlichting dooft daarna automatisch.
04 Interieur Interieurverlichting Kofferbakverlichting Een lampje aan de binnenkant van de achterklep dient als kofferbakverlichting. Het achterste plafondlampje en het lampje in de achterklep worden bij het openen en sluiten van de achterklep automatisch in- en uitgeschakeld. Het lampje gaat automatisch aan, wanneer u het klepje optilt.
04 Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Opbergmogelijkheden 04 ATTENTION Pakjdskdl ioiuip kjöpp opoodidåuswi AIRBAG MY KEY L E CTOR SE SOUND ENTER EXIT MENU 80 G027041 8504251r 102
04 Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Opbergvak op derde zitrij Pennenvak Dashboardkastje Opbergvakken en bekerhouders Parkeerkaarthouder Dashboardkastje Aflegvlak in middenconsole Bekerhouders voor achterpassagiers ATTENTION Pakjdskdl ioiuip kjöpp opoodidåuswi Opbergvak (ook aan de voorkant van de voorstoelzitting) AIRBAG MY KEY L E CTOR SE SOUND ENTER 04 EXIT MENU Zorg dat er geen harde, scherpe of zware voorwerpen in de weg liggen of uitsteken om te voorkomen dat ze verwondinge
04 Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Kledinghaak Asbak voor achterpassagiers* Bekerhouder/flessenhouder voor achterpassagiers De kledinghaak is alleen bestemd voor niet al te zware kledingsstukken. U opent de asbak door de bovenkant van het klepje naar buiten toe te klappen. Leeg de asbak als volgt: * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Trek het insteekelement aan de onderkant openen. 1. Open de asbak. U kunt het insteekelement voor bekers als volgt verwijderen: 2.
04 Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Aflegvlak in middenconsole Opbergvakken en bekerhouders (zevenzitter) Bekerhouders U kunt de opbergvakken gebruiken om bijvoorbeeld cd’s en boeken in te bewaren. In de middenconsole zit een aflegvak om bijvoorbeeld eten en drinken op weg te zetten. U moet daarvoor de middenarmsteun naar achteren toe wegklappen, zodat de achterpassagiers het onderliggende blad als “tafeltje” kunnen gebruiken.
04 Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Opbergvak op derde zitrij (zevenzitter) G027026 04 U kunt de opbergvakken gebruiken om bijvoorbeeld pennen en kleine voorwerpen in te bewaren.
04 Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte (Executive) Koelvak G027068 04 Onder de opklapbare armsteun is een koelvak weggewerkt. Het koelvak werkt wanneer de contactsleutel in stand II staat. Het koelvak heeft een inhoud van ca. 14 liter en kan tot een temperatuur van ca. 5 °C/41 °F koelen. WAARSCHUWING Draai de flessen goed dicht voordat u ze in het koelkast bewaart en zorg dat de koelkastdeurtje dicht blijft tijdens het rijden.
04 Interieur Achterbank Achterbank, tweede zitrij (zevenzitter) Verschuifbare stoel (zevenzitter) Achterkant middenconsole verwijderen Ruggedeelte vooroverklappen om in te stappen Til de handgreep (1) omhoog en duw de stoel tegelijkertijd naar voren. Doe dit in omgekeerde volgorde om de stoel in de oorspronkelijke stand terug te zetten. Stoel vooruit-/achteruitzetten Til de beugel (2) op om de stoel verder naar voren of achteren te zetten.
04 Interieur Achterbank Hoofdsteunen achterbank, middelste zitplaats WAARSCHUWING Zet de hoofdsteun alleen in de laagste positie, wanneer u het ruggedeelte van de stoel vooroverklapt of wanneer er niemand op de stoel zit. Nadat u de stoelen op de tweede en derde zitrij rechtop gezet hebt, moet u controleren of het ruggedeelte van de stoelen geblokkeerd staat. Als dat niet het geval is, kan het beveiligingssysteem zijn werk niet doen. 04 G027015 N.B. U kunt de hoofdsteun niet helemaal verwijderen.
04 Interieur Bagageruimte Bagageruimte vergroten, tweede zitrij Bagageruimte vergroten, derde zitrij (zevenzitter) Derde zitrij rechtop zetten 1. Zet het ruggedeelte van de stoelen weer rechtop. 2. Pak de lus beet en trek het zitgedeelte zo ver uit dat u een klik hoort. 3. Zet de hoofdsteun rechtop. > U kunt de stoel daarna weer gebruiken. Algemene informatie 2. Klap de hoofdsteunen omlaag. 3. Hef de blokkering (1) op en klap het ruggedeelte voorover.
04 Interieur Bagageruimte inbegrepen. De gemonteerde accessoires zoals een trekhaak, lastdragers, skibox e.d. zijn niet inbegrepen. Het laadvermogen van de auto moet tevens worden verminderd met het gewicht van het aantal inzittenden. Lading in de bagageruimte Veiligheidsgordels en airbags bieden de bestuurder en eventuele passagiers een goede bescherming, met name bij frontale botsingen. Zorg echter ook voor een goede afscherming in de rug.
04 Interieur Bagageruimte Bagagenet voorste plafondbevestigingen hebt vastgezet. Bagagenet aanbrengen Geldt alleen voor zevenzitter: 1. Zorg dat het net voor de armleuning van het zijpaneel komt te liggen bij aanspanning. 2. Trek het bagagenet strak met de trekbanden. Bagagenet opvouwen Het bagagenet voorkomt dat bagage of lading uit de bagageruimte de passagiersruimte kan binnendringen bij krachtige remmanoeuvres.
04 Interieur Bagageruimte U kunt het bagagenet opvouwen en opbergen onder de vloerplaat van de bagageruimte (geldt voor vijfzitters). Druk de knoppen (1) op de scharnieren van het bagagenet in om de scharnieren te ontgrendelen en het net op te vouwen. WAARSCHUWING U moet het veiligheidsrek voor de veiligheid altijd op de juiste manier bevestigen en verankeren.
04 Interieur Bagageruimte draaiknop, totdat de bevestigingsbeugel in het verankeringsoog vastgrijpt. Elektrische aansluiting in bagageruimte Bagagerolhoes* 8. Doe hetzelfde aan de andere kant van het rek. 9. Draai de beide bevestigingsbeugels beurtelings vast. 10. Breng de beschermdoppen aan op het blootliggende schroefdraadsegment boven de draaiknoppen. 04 G027099 Verwijder het kapje, wanneer u de aansluiting wilt gebruiken.
04 Interieur Bagageruimte Houder voor boodschappentassen* Vloervak bagageruimte, inhoud N.B. Bepaalde producten in de EHBO-kit zijn verzien van een uiterste houdbaarheidsdatum. U dient de producten te vervangen, voordat de aangegeven data zijn verstreken. Vloervlak bagageruimte openen (vijfzitter) G027066 G027067 ± 04 Doe het volgende als uw auto is uitgerust met een houder voor boodschappentassen: ± Open het luik in de bagageruimte.
04 Interieur Bagageruimte BELANGRIJK Let erop dat er geen voorwerpen onder de stoelkussens liggen wanneer u de stoelen hebt neergeklapt. Dergelijke voorwerpen kunnen de stoelkussens en de verstelmechanismen namelijk beschadigen.
04 Interieur 04 117
Sleutels en afstandsbediening.............................................................. Vergrendelen en ontgrendelen.............................................................. Kinderslot.............................................................................................. Alarm*.................................................................................................... 118 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
SLOTEN EN ALARM 05
05 Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening Sleutels, elektronische startblokkering De unieke code van de sleutels is bekend bij de erkende Volvo-werkplaatsen, waar ook nieuwe sleutels kunnen worden besteld. Functies afstandsbediening Er kunnen maximaal zes afstandsbedieningen/ sleutels voor één en dezelfde auto worden geprogrammeerd en gebruikt. 05 Hoofdsleutel. De hoofdsleutel past op alle sloten. Bij de auto worden twee hoofdsleutels geleverd.
05 Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening den de richtingaanwijzers, de interieurverlichting en de claxon geactiveerd. U schakelt de paniekfunctie weer uit met een druk op een willekeurige knop van de afstandsbediening. Als u niets doet, wordt de paniekfunctie na 25 seconden automatisch uitgeschakeld. Sleutel in-/uitklappen U kunt de sleutel inklappen door de knop in te drukken, terwijl u het mechanische gedeelte inklapt. De ingeklapte sleutel wordt automatisch uitgeklapt met een druk op de knop.
05 Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen Auto van de buitenzijde vergrendelen/ ontgrendelen N.B. Automatische vergrendeling Ook als er nog een portier of de achterklep openstaat is het mogelijk de auto te vergrendelen. Wanneer u het geopende portier of de achterklep vervolgens sluit bestaat het gevaar dat u zich buitensluit met de sleutels nog in de auto. 05 Met de hoofdsleutel of de afstandsbediening kunt u alle zijportieren en de achterklep tegelijkertijd vergrendelen of ontgrendelen.
05 Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen Druk op de knop READ op de linker stuurhendel om eventuele meldingen op het display te bevestigen. Houd de knop voor centrale vergrendeling ingedrukt, totdat er een nieuwe melding over de vergrendelingsstatus op het display verschijnt. De melding AUTOLOCK GEACTIVEERD (automatische vergrendeling tijdens het wegrijden) of AUTOLOCK GEDEACTIVEERD verschijnt op het display.
05 Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen 3. Druk nogmaals op de knop LOCK om in een dergelijk geval de achterklep te vergrendelen en in het alarm te betrekken. een melding op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. Tijdelijk deactiveren De volgende keer dat u de motor start, wordt het systeem gereset, waarna de bewegingsmelders en niveausensoren van het alarmsysteem alsmede de Safelock-functie opnieuw zijn ingeschakeld. N.B.
05 Sloten en alarm Kinderslot Handbediend kinderslot, achterportieren en achterklep De bediening van de kindersloten vindt u onder op de achterklep en achter op de korte kant van de achterportieren. De bediening is alleen bereikbaar wanneer de achterklep of het desbetreffende portier openstaat. Uitgeschakeld kinderslot – de achterklep kan wel van de binnenzijde worden geopend. Ingeschakeld kinderslot – de achterportieren kunnen niet van de binnenzijde worden geopend: Naar buiten toe draaien.
05 Sloten en alarm Kinderslot Het lampje in de knop licht op om aan te geven dat de bedieningsknoppen voor de achterste zijruiten en de achterportieren vergrendeld zijn. Er verschijnt een melding op het display, wanneer het kinderslot geactiveerd/gedeactiveerd wordt. N.B. Zolang het kinderslot actief is zijn de achterportieren niet van de binnenzijde te openen.
05 Sloten en alarm Alarm* Alarmsysteem Alarmindicatie N.B. Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden alle beveiligde onderdelen continu gecontroleerd. Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingen in het alarmsysteem uit. Dergelijke ingrepen kunnen van invloed zijn op de verzekeringsvoorwaarden.
05 Sloten en alarm Alarm* Automatische inschakeling van het alarm Alarmsignalen De functie voorkomt dat u de auto onbedoeld kunt achterlaten zonder het alarm in te schakelen. • Er klinkt 25 seconden lang een sirene. Deze beschikt over een eigen accu die wordt ingeschakeld, als de accu van de auto te weinig vermogen heeft of ontkoppeld is. • Alle richtingaanwijzers knipperen vijf minuten lang of korter wanneer u het alarm volgens de bovenstaande aanwijzingen eerder uitschakelt.
05 Sloten en alarm 05 129
130 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 132 134 138 140 141 144 145 147 149 151 155 157 158 160 162 166 167 G020912 Algemene informatie............................................................................. Brandstof tanken................................................................................... Motor starten......................................................................................... Handgeschakelde versnellingsbak.........................................
STARTEN EN RIJDEN 06
06 Starten en rijden Algemene informatie Zuinig rijden Nieuwe auto’s en gladde wegen Geopende achterklep Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt op de verkeerssituatie. Voor meer tips om het milieu te sparen (zie pagina 12). Oefen onder gecontroleerde omstandigheden om te testen hoe de nieuwe auto bij gladheid reageert. Rijd niet met een geopende achterklep.
06 Starten en rijden Algemene informatie den en overschakelen te voorkomen. Breng de auto niet tot stilstand. • Als de weg buitengewoon steil is zodat het gevaar bestaat dat de auto kantelt, moet u de auto nooit op de helling proberen te keren maar achteruit terugrijden. Rijd nooit schuin maar altijd recht een helling op en af. N.B. Rijd bij voorkeur geen steile helling op of af, wanneer het brandstofniveau laag is. De katalysator kan beschadigd raken, als de motor onvoldoende brandstof krijgt.
06 Starten en rijden Brandstof tanken Tankvulklep openen Tankvulklep handmatig openen G027073 Wanneer u de tankvulklep niet op de normale manier kunt openen moet u de tankvulklep wellicht handmatig openen. De tankdop vindt u achter de tankvulklep in het spatbord rechtsachter. De dop is op te hangen aan de binnenzijde van de tankvulklep. 06 De tankvulklep kan worden geopend, wanneer de auto onvergrendeld staat. N.B.
06 Starten en rijden G027077 Brandstof tanken Stap 1–3. Doe in dat geval het volgende: 1. Til de vloerbekleding in de bagageruimte aan de rechter achterhoek op. 2. Open de afdekking door de handgreep op te tillen en naar buiten trekken. G027034 3. Haal de isolatie opzij om bij de elektrische vergrendeling van de tankvulklep te komen. 5. Trek de pal recht naar achteren. U kunt de tankvulklep vervolgens openen. Sluit na het tanken de tankvulklep en duw de pal weer naar voren.
06 Starten en rijden Brandstof tanken Tankdop Bij hoge buitentemperaturen kan er een bepaalde mate van overdruk in de brandstoftank ontstaan. Draai de tankdop dan langzaam open N.B. Plaats de tankdop na het tanken terug. Draai de dop zo ver dicht dat u een of meer duidelijke klikken hoort. Brandstof tanken Giet de tank niet te vol door het vulpistool na de eerste afslag uit de vulopening te halen. N.B. 06 Een te volle tank kan bij warm weer overlopen.
06 Starten en rijden Brandstof tanken HANDLEIDING op het display van het instrumentenpaneel. U start de regeneratie van het filter door met de auto op een secundaire weg of op een snelweg te rijden tot de motor voldoende op temperatuur is gekomen. Daarna rijdt u nog ca. 20 minuten verder. Na afloop van de regeneratie verdwijnt de melding automatisch. BELANGRIJK Als het filter helemaal met deeltjes gevuld is, kan het onbruikbaar worden.
06 Starten en rijden Motor starten Voordat de motor wordt gestart ± N.B. Zet de parkeerrem aan. Tijdens de koude start is het mogelijk dat het motortoerental merkbaar hoger ligt dan normaal is voor bepaalde motortypes. Dit omdat ernaar wordt gestreefd het uitlaatgasreinigingssysteem zo snel mogelijk op bedrijfstemperatuur te brengen en tegelijkertijd de uitstoot te beperken van stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Automatische versnellingsbak ± Zet de keuzehendel in stand P of N.
06 Starten en rijden Motor starten III – Startstand De startmotor wordt ingeschakeld. Wanneer u nadat de motor is aangeslagen de sleutel loslaat, veert deze automatisch terug naar de rijstand. Als het u moeite kost om de sleutel om te draaien, is het mogelijk dat de stand van de voorwielen voor spanningen in het stuurslot zorgt. Draai de contactsleutel in dat geval om, terwijl u het stuurwiel heen en weer draait. Automatisch starten (3.
06 Starten en rijden Handgeschakelde versnellingsbak Schakelstanden G026988 Schakel de achteruitversnelling alleen in, wanneer de auto stilstaat. 1. Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen altijd zo ver mogelijk in. 06 2. Haal uw voet na het schakelen weer van het koppelingspedaal af! Houd u aan het aangegeven schakelpatroon. Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden moet u zo veel mogelijk gebruik maken van de 6e versnelling.
06 Starten en rijden Automatische versnellingsbak Schakelstanden BELANGRIJK Keuzehendelblokkering De auto moet stilstaan wanneer u de hendel in stand P zet. N.B. U moet het rempedaal bedienen om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen. R – Achteruitrijstand De auto moet stilstaan wanneer u de hendel in stand R zet.
06 Starten en rijden Automatische versnellingsbak Handmatige schakelstanden Tijdens het rijden Handmatig schakelen kan op elk moment tijdens het rijden geactiveerd worden. De ingeschakelde versnelling is geblokkeerd, totdat u een andere versnelling kiest. G026990 Als u de keuzehendel naar de – (min) beweegt, schakelt de versnellingsbak automatisch een versnelling terug en wordt er tegelijkertijd op de motor afgeremd als u het gaspedaal loslaat.
06 Starten en rijden Automatische versnellingsbak Lock-upfunctie Beveiligingssystemen De versnellingen zijn voorzien van lock-up (geblokkeerde versnellingen) om beter op de motor te kunnen afremmen en het brandstofverbruik te verlagen.
06 Starten en rijden Vierwielaandrijving* Vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive) De vierwielaandrijving is permanent ingeschakeld. Bij vierwielaandrijving worden alle vier de wielen van de auto tegelijk aangedreven. Het motorkoppel wordt automatisch over de vooren achterwielen verdeeld. Een elektronisch gestuurd koppelingssysteem verdeelt het vermogen over het wielpaar dat op dat moment de beste grip op het wegdek heeft. Dit om optimale wegligging te verkrijgen en wielspin te voorkomen.
06 Starten en rijden Remsysteem Rembekrachtiging Als de auto rolt of wordt gesleept met een uitgeschakelde motor, moet u ongeveer vijfmaal zoveel druk uitoefenen op het rempedaal als wanneer de motor loopt. Als u bij het starten van de motor op het rempedaal trapt, kan het rempedaal iets omlaagkomen. Dit is volkomen normaal omdat de rembekrachtiging geactiveerd wordt. Bij een auto met EBA (Emergency Brake Assistance) kan dit nog duidelijker te merken zijn.
06 Starten en rijden Remsysteem Wanneer u na het starten van de motor wegrijdt en een snelheid van ca. 20 km/hhebt bereikt, gaat er een korte zelftest van het ABS van start. Dit kunt u zowel horen als voelen aan de pulsaties in het rempedaal. Om het ABS maximaal te benutten: 1. Trap zo hard mogelijk op het rempedaal (er zijn pulsaties voelbaar). 2. Stuur de auto in de rijrichting. Blijf druk op het rempedaal uitoefenen.
06 Starten en rijden Stabiliteits- en tractieregelsysteem* Algemene informatie Beperkte functie DSTC AAN betekent dat de werking van het systeem ongewijzigd is. Het stabiliteits- en tractieregelsysteem (DSTC, Dynamic Stability and Traction Control) helpt de bestuurder voorkomen dat de wielen doorslippen en verbetert de tractie van de auto. DSTC SPIN CONTROL UIT betekent dat er beperkingen gelden voor de werking van het systeem.
06 Starten en rijden Stabiliteits- en tractieregelsysteem* Displayteksten TRACTIECONTROLE TIJDELIJK UIT geeft aan dat de functie van de regeling tijdelijk beperkt is wegens een te hoge remtemperatuur. Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld, wanneer de remmen weer voldoende zijn afgekoeld. DSTC SERVICE VEREIST betekent dat het systeem wegens een storing werd uitgeschakeld. ± Het lampje brandt continu De melding DSTC SERVICE VEREIST staat ondertussen op het display.
06 Starten en rijden Park Assist* Algemene informatie 1 Varianten Park Assist is verkrijgbaar in twee varianten: • • Park Assist aan de achterzijde Park Assist aan de voor- en achterzijde Functie G020294 Het systeem wordt bij het starten van de motor automatisch ingeschakeld. Daarbij gaat het lampje branden in de knop voor Park Assist op het schakelaarpaneel. Park Assist voor- en achterzijde De Hulp bij parkeren is bedoeld als hulpmiddel tijdens het parkeren.
06 Starten en rijden Park Assist* Aanduiding voor systeemstoringen Sensoren schoonmaken Aan/Uit Als het informatiesymbool continu brandt en op het display de melding PARK.HULP SERVICE VEREIST verschijnt, dan is Park Assist defect. 06 G026946 Voorbeelden van dergelijke geluidsbronnen zijn onder meer claxons, natte banden op asfaltwegen, luchtdrukremmen en uitlaten van motorfietsen e.d. G027104 BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan de parkeerhulp ten onrechte waarschuwingssignalen afgeven.
06 Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System)* Algemene informatie BLIS is een informatiesysteem dat de bestuurder in bepaalde omstandigheden waarschuwt, wanneer er zich een voertuig in de zogeheten dode hoek bevindt en in dezelfde richting rijdt. Dode hoeken B Het systeem werkt het best in druk verkeer op meerbaanswegen. A BLIS is gebaseerd op digitale cameratechniek. De camera’s (1) zitten onder de buitenspiegels.
06 Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System)* BELANGRIJK De lenzen zijn elektrisch verwarmd om ze van sneeuw en ijs te kunnen ontdoen. Veeg zo nodig sneeuw van de lenzen af. Wanneer BLIS werkt Het systeem is alleen actief bij snelheden hoger dan 10 km/h. Inhalen Het systeem reageert als het snelheidsverschil tussen u en het ingehaalde voertuig kleiner is dan 10 km/h. Het systeem reageert als het snelheidsverschil tussen u en het inhalende voertuig kleiner is dan 70 km/h.
06 Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System)* READ om de displaymelding te laten verdwijnen. Voor meer informatie over de meldingsfuncties (zie pagina 51). Activeren/deactiveren G026955 Systeemmelding BLIS Knop voor activering/deactivering BLIS wordt bij het starten van de motor automatisch geactiveerd. De controlelampjes op de portierpanelen lichten driemaal op bij het activeren van BLIS. Displaymelding A Betekenis BLINDE-HOEKINFO. SYSTEEM AAN BLIS ingeschakeld BLINDE-HOEKSYST.
06 Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System)* N.B. Bij een storing in het BLIS-systeem verschijnt op het display de melding BLINDEHOEKSYST. SERVICE VEREIST. Eigen schaduwen op grote, lichtgekleurde en gladde oppervlakken zoals geluidsschermen of betonnen wegen G018178 Hier volgen enkele afbeeldingen van situaties waarin het controlelampje voor BLIS kan gaan branden, hoewel er zich geen voertuigen in de dode hoek bevinden.
06 Starten en rijden Slepen en bergen Starten met hulpaccu WAARSCHUWING Gebruik een hulpaccu als de startaccu dusdanig ontladen is dat de motor niet kan worden gestart. Probeer de motor niet aan te slepen (zie pagina 157). Het stuurslot blijft in de stand staan die het had toen de spanning werd verbroken. Het stuurslot moet worden opgeheven, voordat u de auto sleept. De contactsleutel moet in stand II staan.
06 Starten en rijden Slepen en bergen Doe het volgende: 1. Maak de onderkant van de afdekking (A) los met een schroevendraaier of een muntstuk. 2. Schroef het sleepoog (B) vast. 3. Schroef het sleepoog tot aan de flens vast (C). Maak bij voorkeur gebruik van de wielsleutel. • Draai het sleepoog na gebruik los en plaats het afdekkapje terug. BELANGRIJK 06 Wanneer de afneembare trekhaak gemonteerd is, kunt u het sleepoog niet aanbrengen in de achterste bevestiging.
06 Starten en rijden Starten met hulpaccu Starten met een hulpaccu afzetten. Zorg ervoor dat de auto’s elkaar niet raken. 4. Sluit de rode startkabel aan tussen de pluspool (1+) van de hulpaccu en de pluspool (2+) van de lege accu. 5. Sluit de ene klem van de zwarte kabel aan op de minpool (3–) van de hulpaccu. G020298 6. Sluit de andere klem van de zwarte kabel aan op het massapunt (4–) dat op bij de linker veerpoot zit.
06 Starten en rijden Rijden met een aanhanger Algemene informatie Het laadvermogen is afhankelijk van de extra accessoires die op de auto gemonteerd zijn, zoals een trekhaak, lastdragers, skibox alsmede van het totaalgewicht van de inzittenden en kogeldruk. Het laadvermogen van de auto moet tevens worden verminderd met het gewicht van het aantal inzittenden.
06 Starten en rijden Rijden met een aanhanger Automatische versnellingsbak, rijden met een aanhanger N.B. Sommige modellen moeten worden uitgerust met een oliekoeler voor de automatische versnellingsbak om gebruik te maken van een aanhanger. Informeer dan ook bij de dichtstbijzijnde Volvo-dealer naar wat er voor uw auto geldt, als u achteraf een trekhaak monteert. • Vermijd hellingen met een percentage van meer dan 15 % bij het gebruik van een aanhanger.
06 Starten en rijden Trekhaak* Trekhaak Aanhangerkabel Kogelsegment opbergen Als de auto is uitgerust met een afneembare trekhaak, moeten de montagevoorschriften voor het monteren van het kogelsegment zorgvuldig worden opgevolgd (zie pagina 162). WAARSCHUWING Volg de montagevoorschriften voor het kogelsegment nauwkeurig op. • Zorg dat het kogelsegment met de sleutel vergrendeld is voordat u begint te rijden. • Controleer of het controlevenster groen van kleur is.
06 Starten en rijden Trekhaak* G027109 G026682 G027108 Specificaties Afmetingen voor bevestigingspunten (mm) Vaste of afneembare trekhaak A B C D E F G 1110 85 1081 541 122 50 354 1 Langsligger 2 Middelpunt kogel * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
06 Starten en rijden Afneembare trekhaak* 1. Verwijder de afdekking door de pal in te drukken en de afdekking vervolgens . recht naar achteren te trekken 06 162 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 2. Controleer of het mechanisme in de ontgrendelde stand staat door de sleutel rechtsom te draaien. G020302 G020301 G017317 Kogelsegment monteren 3. Controleer of het controlevenster (3) rood van kleur is.
06 Starten en rijden 4. Breng het kogelsegment aan en duw het naar binnen totdat u een klik hoort. 5. Controleer of het controlevenster groen van kleur is. G020307 G020306 G020304 Afneembare trekhaak* 6. Draai de sleutel linksom naar de vergrendelde stand. Neem de sleutel uit het slot. 06 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
06 Starten en rijden Afneembare trekhaak* 7. Controleer of het kogelsegment vastzit door het stevig omhoog, omlaag en naar achteren te bewegen. 06 WAARSCHUWING Als het kogelsegment niet goed zit, moet u het verwijderen en het opnieuw monteren zoals eerder werd beschreven. BELANGRIJK Vet alleen de kogel in waarop de aanhangerkoppeling wordt geplaatst. Houd de rest van het kogelsegment vetvrij en droog. 164 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
06 Starten en rijden 2. Druk de vergrendelingsknop (1) in en draai deze linksom (2) totdat u een klik hoort. 3. Draai de vergrendelingsknop volledig omlaag totdat deze niet verder kan. Houd de knop in deze stand vast terwijl u het kogelsegment schuin naar achteren toe omhoogtrekt. G017318 G020314 G020312 Afneembare trekhaak* 4. Duw de afdekking erop. 06 WAARSCHUWING Zet het losse kogelsegment goed vast, wanneer u het in de auto bewaart (zie pagina 160).
06 Starten en rijden Lading vervoeren Algemene informatie Het laadvermogen is afhankelijk van de extra accessoires die op de auto gemonteerd zijn, zoals lastdragers, een skibox e.d. alsmede een trekhaak en zijn kogeldruk. Het laadvermogen van de auto moet tevens worden verminderd met het gewicht van het aantal inzittenden. Voor informatie over de toelaatbare gewichten (zie pagina 277). Voor meer informatie over de bagageruimte.
06 Starten en rijden Lichtbundel aanpassen Juiste lichtbundel voor rechts- of linksrijdend verkeer Breng de afplaktape in positie aan ten opzichte van de stip (5) in het koplampglas. Deze stip moet overeenkomen met de rode stip op de mal. De lange rode lijn op de afbeeldingen komt overeen met de lijn in het koplampglas ten opzichte waarvan u de mal moet inpassen. Meet de mallen na het overtrekken ter controle nog eens op om te zorgen dat de lichtbundel voldoende wordt afgedekt.
06 Starten en rijden G030200 Lichtbundel aanpassen Auto met stuur links afgeplakt voor linksrijdend verkeer. Maskering op glas rechter halogeenkoplamp Maskering op glas linker halogeenkoplamp 06 Maskering op glas rechter Bi-Xenonkoplamp Maskering op glas linker Bi-Xenonkoplamp Referentiepunt op koplampglas.
06 Starten en rijden G030201 Lichtbundel aanpassen Auto met stuur rechts afgeplakt voor rechtsrijdend verkeer. Maskering op glas linker halogeenkoplamp Maskering op glas rechter halogeenkoplamp 06 Maskering op glas linker Bi-Xenonkoplamp Maskering op glas rechter Bi-Xenonkoplamp Referentiepunt op koplampglas.
06 Starten en rijden Lichtbundel aanpassen G027103 06 Afplakmallen.
06 Starten en rijden 06 171
172 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 174 177 179 182 184 186 G020918 Algemene informatie............................................................................. Bandenspanning................................................................................... Gevarendriehoek* en reservewiel*........................................................ Wielen verwisselen................................................................................ bandenspanningscontrolesysteem...
WIELEN EN BANDEN 07
07 Wielen en banden Algemene informatie Rijeigenschappen en banden De banden zijn van grote invloed op de rijeigenschappen van de auto. Zowel het type, de maat, de bandenspanning als de snelheidsaanduiding zijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto. Let er bij het verwisselen van banden op dat de nieuwe banden op alle vier de wielen van hetzelfde type zijn, dezelfde afmetingen hebben en van hetzelfde merk zijn.
07 Wielen en banden Algemene informatie ze er intact uit. Dit omdat het materiaal waarvan banden gemaakt zijn ook veroudert en afgebroken wordt, als banden zelden of nooit worden gebruikt. Daarbij kan de werking van de band worden aangetast. In dat geval dient u de band niet meer te gebruiken. Dit geldt ook voor reservebanden, winterbanden en banden die u voor toekomstig gebruik hebt opgeslagen. Scheurvorming of verkleuring zijn de zichtbare kenmerken van een band die ongeschikt is voor gebruik.
07 Wielen en banden Algemene informatie Sneeuwkettingen Zomer- en winterbanden afvoeren. Monteer de banden met het diepste profiel altijd op de achteras (om het gevaar voor slippen te verminderen). Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen toegestaan op de voorwielen. Dit geldt ook voor modellen met voorwielaandrijving. Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats als u niet zeker bent van de profieldiepte. Rijd nooit sneller dan 50 km/h met sneeuwkettingen.
07 Wielen en banden Bandenspanning Aanbevolen bandenspanning • Bandenspanning bij gebruik van de aanbevolen bandenmaat • • ECO-bandenspanning Bandenspanning compact reservewiel (Temporary Spare) Bandenspanning controleren Controleer regelmatig de bandenspanning. G020791 N.B. In de bandenspanningstabel voor op de portierstijl aan de bestuurderszijde staat de juiste bandenspanning voor uw auto aangegeven bij verschillende belading en snelheid.
07 Wielen en banden Bandenspanning Bandenspanningstabel Type Snelheid (km/h) A Belading (1–3 inzittenden) Max.
07 Wielen en banden Gevarendriehoek* en reservewiel* ± Gevarendriehoek Berg de onderdelen in de omgekeerde volgorde weer op. Zorg dat de opberghoes met de gevarendriehoek goed vastzit in de bagageruimte. BELANGRIJK Rijd nooit met meer dan één compact reservewiel (Temporary Spare) tegelijk. G027065 Compact reservewiel (Temporary Spare)* Houd u aan de bepalingen die gelden voor het gebruik van een gevarendriehoek* in uw land. Gebruik de gevarendriehoek als volgt: 1.
07 Wielen en banden Gevarendriehoek* en reservewiel* G026998 Reservewiel tevoorschijn halen Het reservewiel zit onder de auto. De krik*, de gereedschapstas* en de slingerdelen vindt u onder het vloerluik. De slinger bestaat uit twee delen. Het ene deel zit bij de gevarendriehoek, terwijl het andere deel in de gereedschapstas opgeborgen is. 07 N.B. In de gereedschapstas zit een speciale sleutel om de naafdop te verwijderen (bepaalde wielopties).
07 Wielen en banden Gevarendriehoek* en reservewiel* N.B. De reservewielruimte onder de auto is uitsluitend bestemd voor het originele reservewiel. U kunt er dan ook geen andere merken reservewielen aanbrengen. Reservewiel terugplaatsen Het is het handigst als iemand u helpt bij het terugplaatsen van het reservewiel. Eén van uw beiden draait aan de slinger, terwijl de ander het wiel in de juiste richting duwt. 1.
07 Wielen en banden Wielen verwisselen Wielen demonteren Gebruik bijvoorbeeld wielblokken of grote stenen. 4. Draai de wielbouten ½–1 slag los met de wielsleutel. Draai de bouten linksom los. WAARSCHUWING Controleer of de krik intact is, goed gesmeerde schroefdraadwindingen heeft en vrij van vuil is. Let erop dat u de gevarendriehoek opzet, wanneer u de band moet verwisselen aan de kant van de weg. Er zitten twee kriksteunpunten aan weerszijden van de auto.
07 Wielen en banden Wielen verwisselen de kunststof afdekking. Controleer of u de krik juist hebt aangebracht onder het kriksteunpunt, voordat u de auto van de grond krikt. Stel de krik vervolgens dusdanig af dat de voet van de krik loodrecht onder het kriksteunpunt van de auto zit. Zie afbeelding. G027000 6. Breng de auto zo ver omhoog dat het wiel van de grond komt. WAARSCHUWING Leg nooit iets tussen de krik en de ondergrond en evenmin tussen de krik en het kriksteunpunt.
07 Wielen en banden Bandenspanningscontrolesysteem Algemene informatie* Het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS, Tyre Pressure Monitoring System) waarschuwt de bestuurder, wanneer de spanning in één of meer banden te laag is. Het systeem maakt gebruik van sensoren in de ventielen van de banden. Bij snelheden van ca. 40 km/h controleert het systeem de bandenspanning. Als de spanning dan te laag is, gaat het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een melding op het display.
07 Wielen en banden Bandenspanningscontrolesysteem Herhaal de punten 1–3 om het systeem opnieuw te activeren, waarna de melding BANDENSP.SYSTEEM AAN op het display verschijnt. Adviezen Er zitten alleen TPMS-sensoren in de ventielen van de wielen die in de fabriek werden gemonteerd. • Bij een compact reservewiel (Temporary Spare) ontbreekt een dergelijke sensor. • Bij gebruik van wielen zonder TPMS-sensor zal iedere keer dat u meer dan 10 minuten lang sneller rijdt dan 40 km/h de melding BANDENSP.
07 Wielen en banden Noodreparatie banden* De noodreparatieset wordt gebruikt om een lek te dichten alsook om de bandenspanning te controleren en zo nodig tijdelijk te corrigeren. De set bestaat uit een compressor en een bus met afdichtmiddel. De set dient om noodreparaties uit te voeren. De bus met het afdichtmiddel moet worden vervangen voordat de houdbaarheidsdatum is verstreken en tevens na het gebruik. Het afdichtmiddel dicht banden met een lek in het loopvlak effectief af.
07 Wielen en banden Noodreparatie banden* Lekke band repareren 3. Controleer of de knop in stand 0 staat en neem de kabel en de luchtslang erbij. N.B. Verbreek de verzegeling van de bus niet handmatig. Bij het indraaien van de bus wordt de verzegeling automatisch verbroken. WAARSCHUWING Ga nooit naast de band staan terwijl de compressor aan het pompen is. Bij barsten, oneffenheden en dergelijke dient u de compressor onmiddellijk uit te schakelen. Beëindig in dat geval de rit.
07 Wielen en banden Noodreparatie banden* 10. Schakel de compressor uit om de bandenspanning van de manometer af te lezen. De bandenspanning dient minimaal 1,8 bar en maximaal 3,5 bar te bedragen. 11. Schakel de compressor uit en trek de kabel los uit de 12 V-aansluiting. 12. Koppel de slang los van het ventiel en plaats het ventieldopje terug. 13. Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie ca. 3 km af bij een snelheid van maximaal 80 km/h, zodat het afdichtmiddel de band kan afdichten.
07 Wielen en banden Noodreparatie banden* WAARSCHUWING Inademen van uitlaatgassen kan levensgevaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien in ruimten die zijn afgesloten of onvoldoende geventileerd worden. Spuitbus met afdichtmiddel vervangen Vervang de bus wanneer de houdbaarheidsdatum verstreken is. Behandel de vervangen bus als klein chemisch afval (KCA). WAARSCHUWING 3. Sluit de kabel aan op een van de 12 V-aansluitingen in de auto en start de motor. De bus bevat 1,2-ethanol en natuurrubberlatex. 4.
190 G020920 Schoonmaken....................................................................................... 192 Lakschade herstellen............................................................................ 196 Roestwering..........................................................................................
VERZORGING 08
08 Verzorging Schoonmaken Auto wassen Was de auto zodra deze vuil geworden is. Gebruik autoshampoo. Vuil en strooizout kunnen aanleiding geven tot corrosie. • • Was de auto niet in direct zonlicht, omdat de lak daarbij blijvende schade kan oplopen. Zorg dat de auto op een spoelvloer met afvoerscheiding staat. Spoel zorgvuldig het vuil van het onderstel van de auto. BELANGRIJK Spoel de auto in zijn geheel af om het vuil los te weken.
08 Verzorging Schoonmaken BELANGRIJK Een nieuwe laklaag is bovendien kwetsbaarder dan een oude laag. U wordt daarom geadviseerd de eerste maanden na aankoop van een nieuwe auto deze alleen met de hand te wassen. Remmen testen WAARSCHUWING Test na het wassen van de auto altijd de remmen (en dus ook de handrem) om te voorkomen dat vocht en corrosie de remblokken aantasten, waardoor de remwerking afneemt. Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal, als u lange afstanden in de regen of sneeuwmodder aflegt.
08 Verzorging Schoonmaken N.B. Om de waterafstotende eigenschappen te behouden, wordt geadviseerd de behandeling te vernieuwen met een nabehandelingsmiddel dat verkrijgbaar is bij de erkende Volvo-werkplaats. Gebruik het middel de eerste keer na drie jaar en daarna ieder jaar. Interieur reinigen Behandeling van vlekken op stoffen bekleding De erkende Volvo-werkplaats heeft een speciaal reinigingsmiddel voor stoffen bekleding.
08 Verzorging Schoonmaken Volvo-werkplaats. Krab of wrijf nooit over een vlek. Gebruik nooit sterke vlekkenmiddelen. Veiligheidsgordel schoonmaken Gebruik water en een synthetisch wasmiddel en dan met name het textielreinigingsmiddel dat bij de erkende Volvo-werkplaats verkrijgbaar is. Zorg dat de gordel droog is, voordat deze weer wordt opgerold.
08 Verzorging Lakschade herstellen Lak Steenslagplekken en krassen wijdering van het vuil de ontbrekende deklak aan te brengen. De lak vormt een belangrijk onderdeel van de roestwering van de auto en moet daarom regelmatig worden gecontroleerd. Lakschade moet u meteen herstellen om roestvorming te voorkomen. De meest voorkomende soorten lakschade die u zelf kunt herstellen zijn minder grote steenslagplekken, krassen en schade aan bijvoorbeeld de spatbordranden of de portieren.
08 Verzorging Roestwering Controleren en onderhouden Uw auto heeft in de fabriek een uiterst grondige en complete roestwerende behandeling ondergaan. De carrosserie bestaat ten dele uit gegalvaniseerd plaatwerk. Het onderstel is voorzien van een slijtvaste bodembescherming. In de balken, holten en gesloten profielen werd een dunne, doordringende roestwerende vloeistof gespoten. U kunt de roestwering van de auto als volgt onderhouden: • Houd de auto schoon. Spoel het onderstel af.
198 200 201 202 204 205 210 212 214 221 G020922 Volvo Service........................................................................................ Onderhoud............................................................................................ Motorkap en motorruimte..................................................................... Dieselolie............................................................................................... Oliën en vloeistoffen.....................................
ONDERHOUD EN SERVICE 09
09 Onderhoud en service 09 Volvo Service Serviceprogramma van Volvo Speciale servicewerkzaamheden Voordat de auto de fabriek verliet, werd deze zorgvuldig getest. De auto werd nogmaals gecontroleerd naar de normen van Volvo Car Corporation, net voordat de auto aan u werd geleverd. Bepaalde servicewerkzaamheden aan het elektrisch systeem van de auto kunnen alleen worden uitgevoerd met speciaal ontwikkelde elektronische apparatuur.
09 Onderhoud en service Onderhoud Regelmatig controleren Accu Controleer regelmatig het volgende, bijvoorbeeld bij het tanken: Controleer of de accukabels op de juiste manier zijn aangesloten en stevig vastzitten. Ontkoppel de accu nooit terwijl de motor loopt (bij het vervangen van de accu bijvoorbeeld). Gebruik nooit een snellader voor het opladen van de accu. Zorg dat de accukabels zijn ontkoppeld tijdens het opladen. De accu bevat een zuur dat zowel giftig als corrosief is.
09 Onderhoud en service 09 Motorkap en motorruimte Motorkap openen WAARSCHUWING G026995 Sluit de motorkap door uw ene hand er bovenop te leggen en de kap vervolgens omlaag te duwen. Houd de motorkap tijdens het sluiten niet aan de grille beet. Dit om te voorkomen dat u met uw vingers tegen motoronderdelen aankomt en daarbij verwondingen oploopt. 1. Trek aan de ontgrendelingshandgreep uiterst links onder het dashboard (of rechts op modellen met het stuur rechts). U hoort dat de slotpal losschiet. 2.
09 Onderhoud en service Motorkap en motorruimte 09 G027074 Motorruimte Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof Chassisnummerplaatje (VIN) Relais en zekeringen Accu (in bagageruimte) Luchtfilter (de uitvoering van het deksel is afhankelijk van het motortype) Radiateur Peilstok, motorolie Vultuit, motorolie Reservoir voor ruitensproeiervloeistof Reservoir voor stuurbekrachtigingsvloeistof Expansiereservoir, koelsysteem 203
09 Onderhoud en service Dieselolie 09 Brandstofsysteem Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreinigingen. Maak alleen gebruik van dieselolie van gerenommeerde oliemaatschappijen. Giet nooit dieselolie van twijfelachtige kwaliteit in de tank (zie pagina 283). De grote oliemaatschappijen produceren ook speciale dieselolie bestemd voor gebruik bij buitentemperaturen rond het vriespunt. Dergelijke dieselolie is dunner bij lage temperaturen en beperkt de kans op vlokvorming.
09 Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen Sticker voor oliekwaliteit in motorruimte met een hogere kwaliteit dan de sticker in de motorruimte vermeldt (zie pagina 279). Olie verversen en oliefilter vervangen Volvo adviseert olieproducten van Castrol. Houd voor het verversen van de olie en het vervangen van het oliefilter de intervallen aan die staan aangegeven in het Service- en garantieboekje.
09 Onderhoud en service 09 Oliën en vloeistoffen Peil controleren Oliepeil controleren bij een warme motor Ruitensproeiervloeistof bijvullen 1. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond, zet de motor af en wacht ten minste 10 tot 15 minuten zodat de olie weer kan teruglopen in het oliecarter. 2. Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat meten. De olie moet binnen het gemarkeerde gebied op de peilstok staan. Oliepeil controleren bij een koude motor 1. Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat meten. 2.
09 Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen Koelvloeistof controleren en bijvullen BELANGRIJK Het is uitermate belangrijk dat u een koelvloeistof met roestwerende eigenschappen gebruikt volgens de aanbevelingen van Volvo. Een nieuwe auto is voorzien van koelvloeistof die bestand is tegen temperaturen tot ca. –35 °C. Zie pagina 281 voor de hoeveelheden. BELANGRIJK • Hoge concentraties chloor, chloriden en andere zoutverbindingen kunnen aanleiding geven tot corrosie in het koelsysteem.
09 Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen 09 Voor de aan te houden hoeveelheden en de aanbevolen kwaliteit (zie de tabel onder Vloeistoffen en smeermiddelen op pagina 281). Rem- en koppelingsvloeistof controleren en bijvullen Wanneer u vaak met uw auto in de bergen of in landen met een tropisch klimaat en een hoge relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt, dient u de remvloeistof ieder jaar te verversen.
09 Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen 09 N.B. Ook als er een storing optreedt in de stuurbekrachtiging of als de stroom wegvalt en u de auto moet laten wegslepen, blijft de auto bestuurbaar. De auto zal echter veel zwaarder dan normaal sturen en er is meer kracht nodig om het stuurwiel te verdraaien.
09 Onderhoud en service 09 Wisserbladen Wisserbladen Schoonmaken Voor het schoonmaken van de wisserbladen en de voorruit, zie pagina 192. BELANGRIJK Controleer regelmatig de wisserbladen. Bij achterstallig onderhoud gaan de wisserbladen minder lang mee. Wisserbladen voorruit vervangen N.B. De wisserbladen zijn niet allebei even lang. Het blad aan de bestuurderszijde is langer dan dat aan de passagierszijde. 1. Klap de wisserarm naar buiten en houd het wisserblad vast. 2.
09 Onderhoud en service Wisserbladen 09 G026959 Wisserblad achterruit vervangen 1. Klap de wisserarm naar achteren toe uit. 2. Verwijder het wisserblad door het naar boven/buiten (zie afbeelding) in de richting van de achterklep te halen. 3. Duw het nieuwe wisserblad vast. 4. Controleer of het blad goed vastzit.
09 Onderhoud en service 09 Accu Onderhoud van de accu De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal startpogingen, de weersomstandigheden e.d. zijn van invloed op de levensduur en de werking van de accu. Symbolen op de accu N.B. Zamel oude accu’s op een milieuvriendelijke manier in, omdat ze lood bevatten. Explosiegevaar. Zie voor meer informatie het instructieboekje dat bij de auto hoort. WAARSCHUWING Accu’s kunnen een zeer explosief knalgas produceren.
09 Onderhoud en service Accu Accu vervangen 09 Accu aanbrengen Accu verwijderen WARNING REMOVAL OF BATTERY DISCONNECT O CABLE FIRST xxxx xxxxx xx xxxxx xxxx xxxxx xx xxxxx xxxx xxxxx xxxxx xxxx xx - G027075 DRAIN PIPE 1. Plaats de accu. 1. Zet het contact uit en neem de sleutel uit. 2. Sluit de pluskabel aan. 2. Schroef de console los evenals de dekplaat die over de accu heen zit. 3. Sluit de minkabel aan. 3.
09 Onderhoud en service Gloeilampen vervangen 09 Algemene informatie Op pagina 286 staan alle gloeilampen van de auto vermeld. Gloeilampen en puntverlichting van een bijzonder type of lampen die alleen in een werkplaats te vervangen zijn: • • interieurverlichting aan het plafond • richtingaanwijzers, buitenspiegels en Approach-verlichting • • derde remlicht leeslampjes en verlichting dashboardkastje Lamphuis losmaken: BELANGRIJK Raak het glas van de gloeilampen nooit met blote vingers aan.
09 Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Dimlicht, halogeen G027082 Plaats het koplampelement in omgekeerde volgorde terug. Controleer na afloop of u de borgpennen correct hebt ingestoken. G027088 G027083 Positie van gloeilampen in koplamphuis 09 1. Draai de buitenste afdekking linksom los. Dimlicht Groot licht 2. Trek de connector los. Stadslicht/parkeerlicht vóór 3. Maak de veerklem los.
09 Onderhoud en service 09 Gloeilampen vervangen 8. Draai de afdekking weer vast. Het opschrift HAUT moet omhoogwijzen. 5. Druk de veerklem omhoog en iets naar links, zodat deze in de pal vast komt te zitten. Groot licht 6. Duw de connector weer vast en plaats de afdekking terug. Halogeen- en Bi-Xenonkoplampen 5. Sluit de connector op de gloeilamp aan. U hoort een klikgeluid. 6. Plaats de gloeilamp terug en draai deze in positie. 7. Plaats de afdekking terug. Actieve Bi-Xenonkoplampen 2.
09 Onderhoud en service Gloeilampen vervangen 3. Breng de nieuwe gloeilamp aan door deze voorzichtig in de uitsparingen te duwen. Mistlampen voorzijde 09 Gloeilampen in achterlamphuis 4. Plaats de lamphouder terug en draai deze rechtsom. G027089 1. Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel naar stand 0. De lamphouder is voorzien van een bajonetfitting. 1. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 2. Duw de gloeilamp naar binnen, draai de lamp linksom en verwijder deze. 3.
09 Onderhoud en service 09 Gloeilampen vervangen G027077 Gloeilampen vervangen 1. Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel naar stand 0. 6. Trek het lampelement in zijn geheel recht naar achteren. 2. Klap het onderste gedeelte van de achterklep omlaag en open het vloerluik. (Als uw auto is uitgerust met een houder voor boodschappentassen (optie), moet u de steunband van deze houder losnemen.) 7. Maak de bijeengebonden extra kabellengte los om ruimte te maken. 3. Verwijder het hoekstuk. 4.
09 Onderhoud en service Gloeilampen vervangen G027079 G027093 Instapverlichting G027092 Kentekenplaatverlichting Mistachterlicht 1. Steek een platte schroevendraaier bij de pijl op de afbeelding naar binnen. 1. Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel naar stand 0. De instapverlichting vindt u onder het dashboard aan de bestuurders- en passagierszijde. 2. Beweeg het lampelement naar buiten toe. 2. Draai de boutjes los met een schroevendraaier. 1.
09 Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Verlichting make-upspiegel G027084 Gloeilamp in achterklep 1. Steek een schroevendraaier achter het lamphuis en verdraai deze iets, zodat het lamphuis loskomt. 2. Verwijder de kapotte gloeilamp. 3. Breng een nieuwe gloeilamp aan. Controleer of de gloeilamp werkt. 4. Plaats het lamphuis terug. G027080 09 1. Steek een platte schroevendraaier naast de middelste clip onder aan het spiegelelement.
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 G032337 Algemene informatie De kabelloop kan per motortype ietwat verschillen. De onderdelen op de lijst zitten echter altijd op de aangegeven positie. Om te voorkomen dat het elektrisch systeem van uw auto beschadigd raakt door kortsluiting of overbelasting, zijn alle verschillende elektrische functies en componenten door een aantal zekeringen beschermd.
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen WAARSCHUWING Vervang een zekering nooit door vreemde voorwerpen of een zekering met een hoger amperage dan gespecificeerd is. Anders zijn aanzienlijke schade aan het elektrische systeem en brand niet uitgesloten. Aan de binnenkant van het deksel in het dashboard zitten enkele reservezekeringen. U vindt er tevens een trekker waarmee u de zekeringen gemakkelijker kunt verwijderen en aanbrengen.
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 G026972 Relais- en zekeringenkastje in motorruimte 1. ABS 30 A 2. ABS 3. Hogedruksproeiers koplampen 35 A 4. Standverwarming* 25 A 5. Verstralers* 20 A 6. Relais startmotor 35 A 7. Ruitenwissers 25 A 8. Brandstofpomp 15 A 9. 30 A 10. 11. Regelmodule transmissie (TCM) Bobines (benzine), regelmodule motor (ECM), verstuivers (diesel) Gaspedaalsensor (APM), AC-compressor 12.
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen 13. Regelmodule gasklep (V8), VIS (6-cil. benzine) 10 A Regelmodule gasklep, magneetklep, SWIRL (luchtmengklep), brandstofdrukregelaar (diesel) 15 A Lambdasonde (benzine) 20 A Lambdasonde (diesel) 10 A Verwarming carterventilatie (benzine), AC-koppeling (benzine), magneetkleppen, lekdiagnose (benzine), ECM (benzine), luchtmassameter (V8), voorgloeiregeling (diesel) 15 A 16. Dimlicht links 20 A 17. Dimlicht rechts 20 A 18. - 19.
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 G032316 Relais- en zekeringenkastje in de passagiersruimte (aan de bestuurderszijde in de zijkant van het dashboard) Een sticker in het deksel van het relais- en zekeringkastje dat aan de zijkant van het dashboard zit, geeft de positie en het amperage van de verschillende zekeringen aan. 1. 2. 3. 4. 5. Ventilator klimaatregeling 30 A 6.
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen 11. Contactslot, SRSsysteem, regelmodule motor ECM (benzine), uitschakeling SRS passagierszijde (PACOS), elektronische startblokkering (IMMO), regelmodule transmissie (TCM) 7,5 A Interieurverlichting plafond (RCM), bovenste elektronische regelmodule (UEM) 10 A 13. Schuifdak* 15 A 14. Telefoon* 5A 15. -38 - 12. 226 - * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 G028412 Relais- en zekeringenkastje in de passagiersruimte (aan de bestuurderszijde achter de geluidsisolatie) 1. 2. Stoelverwarming, rechterzijde 15 A Stoelverwarming, linkerzijde 15 A 3. Claxon 15 A 4. Reservepositie 5. Infotainment 6. - - 7. - - 8. Sirene alarmsysteem* 5A 9. Voeding remlichtschakelaar 5A 10. 10 A 11.
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen 18. Mistlamp rechtsvoor 19. - 20. Koelvloeistofpomp (V8) 5A 21. Regelmodule transmissie (TCM) 10 A 22. Groot licht links 10 A 23. Groot licht rechts 10 A 24. - - 25. - - 26. - - 27. - - 28. Elektrisch bedienbare passagiersstoel* 35. - - - 36. - - 5A 29. Brandstofpomp 30. BLIS* 31. - - 32. - - 33. Vacuümpomp (benzine) 20 A Sproeierpomp 15 A 34.
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 G032342 Zekeringen in kofferbak 1. 2. Achteruitrijlichten 10 A Parkeerlichten/achterlichten, mistachterlicht, kofferbakverlichting, kentekenplaatverlichting, remlichten 20 A 3. Accessoires (AEM)* 15 A 4. Reservepositie 5. Elektronica (REM) 10 A 6. RSE-systeem* 7,5 A 7. 8. - 9. 10. 11.
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen 19. 20. 15 A 31. Trekhaakaansluiting* (15-voeding) 20 A 21. - - 22. - - 23. AWD 24. - - 25. - - 26. Park Assist* 27. Hoofdzekering: Trekhaakaansluiting, Park Assist, AWD 30 A Centrale vergrendeling (PCL) 15 A Aanhangerverlichting, links: Achterlicht, richtingaanwijzer* 25 A Aanhangerverlichting, rechts: Remlicht, mistachterlicht, richtingaanwijzer* 25 A 28. 29. 30.
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 G031532 Zekeringen in de bagageruimte, Executive* Het zekeringenkastje zit achter het dekpaneel aan de linkerzijde. 1. 2. 3. Relais verwarming achterbank, Relais massagefunctie voorstoel 5A Verwarming linker zitplaats achterbank 15 A Verwarming rechter zitplaats achterbank 15 A 4. Ventilatiefunctie voorstoel, Massagefunctie voorstoel 5A 5. - - 6. - - * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
232 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 234 235 239 243 250 253 254 262 267 G020924 Algemene informatie............................................................................. Audio, bedieningspanelen..................................................................... Functies audiosysteem......................................................................... Radiofuncties........................................................................................ Cd-functies.....
INFOTAINMENT 10
10 Infotainment Algemene informatie Infotainment 10 Het Infotainmentsysteem heeft geïntegreerde audio- en telefoonfuncties. Het Infotainmentsysteem kunt u handig en eenvoudig bedienen vanaf het gemeenschappelijke bedieningspaneel of de toetsenset op het stuur. De XC90 is uit te rusten met Dolby Surround Pro Logic II 1. Dit systeem zorgt voor een zeer realistische geluidsweergave met een breed en natuurlijk geluidsprofiel.
10 Infotainment Audio, bedieningspanelen Bediening audiofuncties G027111 10 POWER – Audiosysteem aan/uit SELECTOR – Geluidsbron kiezen VOLUME – Volume (draaiknop) SOUND – Geluidsregeling CD – Sneltoets AM/FM – Sneltoets voor wisselen FM1, FM2 en AM EXIT/CLEAR – Terugbladeren in menu’s, een keuze annuleren, de telefoon stand-by zetten of het voorgaande teken wissen bij invoer van cijfers en/of tekens Display Simkaarthouder ENTER – Menu-opties kiezen, een keuze activeren of telefoon activeren die s
10 Infotainment Audio, bedieningspanelen Toetsenset op stuurwiel 10 Menufuncties Sneltoetsen De menu-opties zijn genummerd en kunnen rechtstreeks worden gekozen via de toetsenset (1 - 6). Audio, telefoon* Persoonlijke sneltoets, MY KEY Onder MY KEY kunt u uw favoriete menufunctie opslaan, zoals TP. G027004 G027112 ± Met de vier toetsen van de toetsenset op het stuurwiel kunt u zowel het audiosysteem als de telefoon regelen. De functie van de toetsen hangt af van het systeem dat u geactiveerd hebt.
10 Infotainment Audio, bedieningspanelen Bedieningspaneel met hoofdtelefoonaansluiting Vooruit-/achteruitspoelen en zoeken Afstandsbediening* Druk / kort in om een track op een cd of een van de voorkeurzenders te selecteren. Druk dezelfde knop lang in om tracks op de cd versneld vooruit/achteruit te spoelen of automatisch radiozenders te zoeken.
10 Infotainment Audio, bedieningspanelen Geen functie Geen functie 10 POWER – Audiosysteem aan/uit AM FM CD LUM VO E SE SO POWER ENTER 2 ABC 1 4 GHI 7 PQRS * 3 DEF 5 6 JKL MNO 8 9 TUV WXYZ 0 # 68 72 68 76 80 64 72 76 80 G026984 64 ± Richt de afstandsbediening op de IR-ontvanger (zie afbeelding) die zich onder de aan/uit-knop bevindt. N.B. De afstandsbediening bevat batterijen van het type AAA (R03).
10 Infotainment Functies audiosysteem Volumeregeling Aan/uit-knop – audiosysteem rechtsom of linksom om het Draai de knop volume te verhogen of te verlagen. De volumeregeling verloopt elektronisch en kent geen eindstanden. U kunt het volume ook verhogen of verlagen met de toetsen (+) of (–) van de toetsenset op het stuurwiel mits de telefoon niet actief is. G027115 Geluidsbron kiezen Druk op de knop POWER om het audiosysteem in of uit te schakelen.
10 Infotainment Functies audiosysteem Er is tevens een dynamische kalibratie waarbij rekening wordt gehouden met de stand van de volumeknop, de radio-ontvangst en de rijsnelheid. 10 De regelfuncties die in dit instructieboekje nader verklaard worden (zoals Bass, Treble en Equalizer) zijn uitsluitend bedoeld om u de mogelijkheid te bieden de geluidsweergave naar wens af te stellen. TREBLE, FADER, BALANCE, SUBWOOFER*, CENTRE (optie) en SURROUND*. 3. Regel het niveau bij met de knop SELECTOR .
10 Infotainment Functies audiosysteem Programmatype Displaytekst Niveau voor de middenluidspreker CENTRE* Niveau voor “Ambient Surround Sound” SURROUND* Surround* De Surround-instellingen zijn bepalend voor het ruimtelijke effect van de geluidsweergave. De instellingen voor de verschillende geluidsbronnen alsmede de activering en deactivering ervan worden elk apart vastgelegd. Het symbool op het display geeft aan dat Dolby Pro Logic II actief is.
10 Infotainment Functies audiosysteem Equalizer RR1 10 De functie Equalizer RR gebruikt u om de geluidsweergave van de achterste luidsprekers fijn af te regelen. 1. Selecteer AUDIO SETTINGS in het menu en druk op ENTER. 2. Kies voor Equalizer RR en druk op ENTER. 3. Stel het gewenste niveau in met de keuzetoetsen voor de menu-opties (pijlomhoog/pijl-omlaag) of met de knop SELECTOR. 4. Druk op ENTER om de volgende frequentie te kiezen. U hebt de keuze uit vijf frequenties. 5.
10 Infotainment Radiofuncties Bekende frequentie handmatig instellen Zenders zoeken 1. AM FM CD LUM VO E MY KEY PHONE LE CTOR SE SOUND POWER EXI T ENTER 2 ABC 1 4 GHI 7 PQRS AUTO * 3 DEF CLEAR MENU 5 6 JK L MNO 8 9 TUV WXYZ 0 schijnt op het display. De zender is daarmee opgeslagen. of en houd Druk op de toets deze ingedrukt. Op het display verschijnt de tekst MAN. De radio loopt de frequenties aanvankelijk langzaam in de gekozen richting door om na enige seconden te versnellen.
10 Infotainment Radiofuncties 10 Automatische opslag starten Scannen RDS-functies 1. Kies de frequentieband met AM/FM. De functie SCAN (2) doorzoekt een frequentieband automatisch op goed te ontvangen zenders. Wanneer er een zender is gevonden, wordt deze ca. 8 seconden lang weergegeven voordat de zoekfunctie wordt voortgezet. RDS (Radio Data System) verbindt FM-zenders in een netwerk met elkaar.
10 Infotainment Radiofuncties Volumeregeling, NEWS/TP/ALARM N.B. Als u bijvoorbeeld een cd beluistert op het moment dat de radio een verkeersbulletin ontvangt, wordt de cd-speler in de pauzestand gezet. De melding wordt weergegeven op het volume dat u van tevoren met de volumeknop hebt ingesteld voor het beluisteren van het bericht. Het systeem hervat na afloop onmiddellijk het oude volume en speelt (in het gegeven geval) de cd verder af.
10 Infotainment Radiofuncties Radio text 10 Sommige RDS-zenders geven informatie door over de inhoud van de uitzendingen, uitvoerende artiesten e.d. Dergelijke informatie kan dan in tekstvorm op het display verschijnen. 1. Druk op de toets MENU. 2. Selecteer RADIO TEXT in het menu en druk op ENTER. 3. Kies nogmaals voor RADIO TEXT en druk op ENTER om de functie uit te schakelen. Alarm Alarmmeldingen worden altijd automatisch doorgegeven, zodat u de functie niet kunt deactiveren.
10 Infotainment Radiofuncties Programmatype Displaytekst Sport SPORT Hoorspel DRAMA Inbelprogramma’s PHONE IN Educatie EDUCATION Wetenschap SCIENCE Weer WEATHER Overige muziek OTHER MUSIC Zender zoeken met een bepaald programmatype U kunt de radio een zender met een bepaald soort programma’s laten opzoeken op de aangegeven golflengte. 1. Kies FM 1 of FM 2 en druk op de toets MENU. 2. Kies voor RADIO SETTINGS en druk op ENTER. 3. Kies voor PTY en druk op ENTER. 4.
10 Infotainment Radiofuncties N.B. 10 U zult vervolgens alleen verkeersinformatie van de opgeslagen zender doorkrijgen. U zult vervolgens alleen nieuws van de opgeslagen zender doorkrijgen. Nieuws, NEWS STATION Automatische afstemfunctie, AF Onder NEWS STATION kunt u aangeven van welke radiozender u nieuws wenst te ontvangen. Bij activering van functie AF wordt er automatisch afgestemd op het sterkste signaal voor een bepaalde radiozender.
10 Infotainment Radiofuncties • LOCAL – Alleen onderbreking wanneer de zendmast van de radiozender dichtbij is. • DISTANT 1 – Ook onderbreking als de 10 zendmast van de zender ver weg staat en zijn signaal storingen vertoont. • OFF – Geen onderbreking voor een uitzending van een bepaald programmatype via andere zenders. EON activeren/deactiveren 1. Selecteer RADIO SETTINGS in het menu en druk op ENTER. 2. Kies voor EON en druk op ENTER. 3. Kies voor LOCAL, DISTANT of OFF en druk op ENTER.
10 Infotainment Cd-functies 10 Cd aanbrengen (cd-wisselaar) Pauzeren ± Wanneer u het volume helemaal omlaagdraait, wordt de weergave van de cd-speler gepauzeerd. Bij het verhogen van het volume wordt er verder gespeeld. Kies een lege sleuf met de cijfertoetsen 1– 6 of met de pijl-omhoog/pijl-omlaag van de navigatieknop. Op het display staat aangegeven welke sleuf leeg is. De melding INSERT DISC geeft aan dat u een volgende cd kunt aanbrengen. De cd-wisselaar biedt plaats aan 6 cd’s.
10 Infotainment Cd-functies play niet breed genoeg is om de naam van het muziekbestand in zijn geheel weer te geven. Met een druk op ENTER. gaat het afspelen van het gemarkeerde muziekbestand van start. teerde cd. De tekst SCAN verschijnt op het display, wanneer de functie actief is. Wanneer een bepaald muziekbestand helemaal afgespeeld is, worden de overige bestanden in dezelfde map weergegeven. Nadat alle bestanden in een bepaalde map zijn afgespeeld, wordt er automatisch van map gewisseld.
10 Infotainment Cd-functies • RANDOM houdt in dat de tracks op slechts een van de muziek-cd’s worden afgespeeld. 10 • RND ALL houdt in dat alle tracks op alle muziek-cd’s in de cd-speler worden afgespeeld. • RANDOM FOLDER houdt in dat de muziekbestanden in een willekeurige map op de gekozen cd worden afgespeeld. N.B. Als de functie Disc Text actief is, verschijnen deze meldingen niet. Tekst disc Eventuele titelgegevens op een cd kunnen via het display worden weergegeven.
10 Infotainment Menusysteem, audiosysteem Menu FM Menu AM 1. NEWS 1. 2. TP Zie Audio settings in Menu FM. 3. Radio text 4. Radio settings 5. 6. 4.1. PTY 4.2. TP 4.3. NEWS Station 4.4. AF 4.5. Regional 4.6. EON 4.7. Reset all Audio settings* 10 Menu CD 1. Random 2. NEWS 3. TP 4. Disc text 5. Audio settings* Zie Audio settings in Menu FM. Menu AUX Audio settings* 1. AUX input vol 5.1. SURROUND 2. NEWS 5.2. Subwoofer 3. TP 5.3. Equalizer Fr 4.
10 Infotainment Telefoonfuncties* 10 AM FM CD LUM VO E MY KEY PHONE L E CTOR SE SOUND POWER EXIT ENTER 2 ABC 1 4 GHI 7 PQRS 0 * 3 DEF CLEAR MENU 5 6 JKL MNO 8 9 TUV WXYZ # 3905624r MY KEY PHONE SOUND EXIT CLEAR G027002 ENTER Onderdelen van het telefoonsysteem 254 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
10 Infotainment Telefoonfuncties* Algemene informatie • • De verkeersveiligheid staat altijd voorop. • Schakel het telefoonsysteem uit tijdens het tanken. • Microfoon – De microfoon voor handsfree bellen is in de plafondconsole bij de achteruitkijkspiegel geïntegreerd. Schakel het systeem uit in gebieden waar met explosieven wordt gewerkt. • Laat reparatiewerkzaamheden aan het telefoonsysteem over aan een erkende Volvo-werkplaats.
10 Infotainment Telefoonfuncties* 10 Knop aan/uit/stand-by Volumeverlaging tijdens gesprekken Systeem activeren: Als de telefoon gaat terwijl u naar de radio luistert, wordt het volume verlaagd zodra u het gesprek aanneemt. Na afloop van het gesprek speelt de radio op het oude volume verder. U kunt het radiovolume ook tijdens het gesprek bijregelen, waarna de radio na afloop van het gesprek op het nieuwe volume verder speelt.
10 Infotainment Telefoonfuncties* Sneltoetsen in menu’s Simkaart 4. Zorg dat de afgeschuinde hoek van de simkaart overeenkomt met die van de houder. Wanneer u met de menutoets naar het menusysteem bent gesprongen, kunt u gebruik maken van de numerieke toetsen in plaats van de pijltoetsen en de toets ENTER om naar het gewenste submenu op het hoofdniveau te springen. Iedere menu-optie heeft een bepaald nummer.
10 Infotainment Telefoonfuncties* ± Gesprekken beëindigen 10 ± Druk op EXIT/CLEAR op de toetsenset van het stuurwiel of op het bedieningspaneel of leg de handset op. Het audiosysteem gaat weer in de voorgaande stand staan. U weigert inkomende gesprekken met een druk op de toets EXIT/CLEAR. Voer het gewenste nummer in met de toetsenset op het bedieningspaneel en neem de handset op om te bellen. U regelt het volume met de draaiknop op de zijkant van de handset.
10 Infotainment Telefoonfuncties* Verkort kiezen 1. Houd de gewenste sneltoets ca. twee seconden ingedrukt om te bellen of druk eerst kort op de cijfertoets en daarna op de toets ENTER. 2. Na inschakeling van de telefoon moet u enkele seconden wachten, voordat u gebruik kunt maken van de functie verkort kiezen. N.B. Om snelnummers te kunnen gebruiken moet menu-optie 3.4 geactiveerd zijn. Zie Verkort kiezen onder Beschrijving van menu-opties op pagina 268.
10 Infotainment Telefoonfuncties* Telefoonboek 10 Nummers uit het geheugen bellen Namen (of berichten) invoeren Telefoonnummers en namen kunt u in het geheugen van de telefoon zelf opslaan of in het geheugen op de simkaart. Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstig van een van de nummers die in het telefoonboek liggen opgeslagen, wordt de bijbehorende naam op het display weergegeven. AM FM CD LUM VO E MY KEY PHONE LE CTOR SE SOUND POWER EXI T ENTER CLEAR 1 spatie 1- ? ! , .
10 Infotainment Telefoonfuncties* # EXIT Wisselen tussen hoofdletters en kleine letters. Het laatst ingevoerde teken wissen. Wanneer u de toets lang ingedrukt houdt, kunt u het nummer of de tekst in zijn geheel wissen. Veel providers bieden een dubbele simkaart aan: een voor de autotelefoon en een voor een andere telefoon. Als u over een dubbele simkaart beschikt, kunt u hetzelfde nummer voor twee verschillende telefoons gebruiken.
10 Infotainment RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen* Algemene informatie 10 Het RSE-systeem kan gelijktijdig met het infotainmentsysteem gebruikt worden. Ook als de achterpassagiers gebruik maken van de dvd-speler, de RSE-AUX-ingang of tv 1 kijken en daarbij de koptelefoon dragen, kunnen de bestuurder en een eventuele voorpassagier de radio of cd-speler blijven beluisteren.
10 Infotainment RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen* Bijv. Engels Taal waarin de tvmenu’s staan aangegeven Beeldformaat Audio 16:9 4:3 Automatisch Modus (beeldschermstand) Audio - 1, bijv. ENG. Audiomodus AC3 Links Tijd banner De weergaveduur van de menu’s is in te stellen op 8–40 seconden. Systeeminstellingen audiomodus Druk op MEDIA MENU Systeeminstellingen Audiomodus.
10 Infotainment RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen* 10 4. Steek de module in de digitale tv-ontvanger. Zorg dat u de module op de juiste manier aanbrengt. > Het systeem registreert automatisch dat het nieuwe informatie ontvangt. 5. Gebruik de zoekfunctie om de nieuwe kanalen te vinden die u kunt bekijken (zie onder “Tv-kanalen met smartcard” verderop). Tv-kanalen met smartcard Gebruik de zoekfunctie om de kanalen te vinden die u met de smartcard kunt bekijken. 1.
10 Infotainment RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen* Zelfgebrande cd’s/dvd’s zijn te beluisteren. Aansluiten op AUX-ingang RSE-systeem Systeem Formaten die door het systeem worden ondersteund. De afspeelbaarheid en de geluidskwaliteit zijn echter afhankelijk van het bronbestand, het gehanteerde formaat en de kwaliteit van de gebruikte cd/dvd. AUX-ingang, 12V-aansluiting De ingang dient om randapparatuur te kunnen aansluiten.
10 Infotainment RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen* 10 1. Draai het boutje los en haal het dekseltje van het batterijvakje. DVX(R) REGISTRATION PREFERENCES 2. Verwijder beide batterijen en leg de nieuwe batterijen op de aangegeven manier in het batterijvakje. TV TYPE AUDIO 3. Breng het dekseltje aan en draai het boutje vast. SUBTITLE DEFAULTS 3. Breng het dekseltje aan en draai het boutje vast. N.B.
10 Infotainment Menusysteem, telefoon Overzicht 1. Phonebook 4.5.5 Fax-oproepen Oproepregister 3.1. Toevoegen 4.5.6 Data-oproepen 1.1. Gem. oproep 3.2. Search 4.5.7 Alles annul. 1.2. Ontvangen oproepen 3.3. Alles kopiëren 1.3. Uitgaande opr. 3.3.1 SIM naar tel 1.4. Wis lijst 3.3.2 Tel naar SIM 1.5. 2. 3. 1.4.1 Alle oproepen 1.4.2 Missed calls 1.4.3 Ontv. oproepen 1.4.4 Uitgaande opr. 3.4. 5. Inst. tel. 5.1. Verk. kiezen 3.4.1 Actief 3.4.2 Nummer kiezen 5.2.
10 Infotainment Menusysteem, telefoon 5.3. 10 SIM-beveiligd Beschrijving van menu-opties 1.5.2. Tel oproepen 5.3.1 Aan 1. Logboek 1.5.3. Totale tijd 5.3.2 Off 1.1. Gemist 1.5.4. Reset timer Automatisch Lijst met gemiste oproepen. U kunt de bijbehorende nummers bellen, wissen of in het telefoonboek opslaan. 2. Berichten 5.3.3 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. Wijzig codes 5.4.1 PIN-code 1.2. Ontvangen oproepen 5.4.2 Telefooncode Lijst met beantwoorde oproepen.
10 Infotainment Menusysteem, telefoon 3. Telefoonboek 4. Gespreksopties 4.5.6. Data-oproepen 3.1. Nieuwe invoer 4.1. Nummer verz. 4.5.7. Alles annul. Namen en telefoonnummers vastleggen in het telefoonboek (zie pagina 259). Aangeven of uw eigen telefoonnummer wel of niet op het telefoondisplay van de gebelde persoon moet verschijnen. Neem contact op met de netwerkprovider voor een permanent geheim nummer. 3.2. Zoeken Namen in het telefoonboek zoeken. 3.3.
10 Infotainment Menusysteem, telefoon 10 5.2.12. Dansk 5.6. Verkeersveiligheid 5.2.13. Deutsch 5.6.1. Menuvergrend. Bij het opheffen van de menuvergrendeling hebt u tijdens het rijden toegang tot alle delen van het menusysteem. 5.6.2. IDIS. Als u de functie IDIS uitschakelt, worden inkomende gesprekken ongeacht de rijsituatie zonder vertraging doorgegeven. 5.3. SIM beveil. Aangeven of de invoer van de pincode actief of inactief moet zijn of automatisch moet verlopen. 5.3.1. Aan 5.3.2. Off 5.3.
10 Infotainment 10 271
272 274 276 278 279 281 283 285 286 288 G000000 Typeaanduidingen................................................................................. Maten en gewichten.............................................................................. Motorspecificaties................................................................................. Motorolie............................................................................................... Vloeistoffen en smeermiddelen................................
SPECIFICATIES 11
11 Specificaties Typeaanduidingen G032077 11 274
11 Specificaties Typeaanduidingen Wanneer u contact opneemt met uw erkende Volvo-werkplaats of vervangende onderdelen of accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn om de typeaanduiding, het chassisnummer en het motornummer bij de hand te hebben. Typeaanduiding, chassisnummer, maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcodes voor lak en bekleding en typegoedkeuringsnummer.
11 Specificaties Maten en gewichten Maten 11 G020132 Positie op afbeelding Maten mm Positie op afbeelding Maten mm Positie op afbeelding Maten mm A Wielbasis 2857 E Hoogte 1784 H Breedte 1920 B Lengte 4807 F 1634 I Laadlengte, vloer, achterbank neergeklapt 2018 Breedte incl.
11 Specificaties Maten en gewichten Gewichten Geremde aanhanger: Bij het rijklaar gewicht zijn het gewicht van de bestuurder, dat van de brandstoftank die voor 90 % gevuld is en dat van de resterende oliën/ vloeistoffen e.d. inbegrepen. Het gewicht van de passagiers en de gemonteerde accessoires zoals een trekhaak, lastdragers, skibox e.d. alsmede de kogeldruk (bij gebruik van een aanhanger (zie tabel)) zijn van invloed op het laadvermogen en zijn niet inbegrepen bij het rijklaar gewicht.
11 Specificaties Motorspecificaties 11 A B 278 2.5T* V8 3.2 D5 2.
11 Specificaties Motorolie Ongunstige rijomstandigheden Volvo adviseert olieproducten van Castrol. Viscositeitsdiagram Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten: met een caravan of aanhanger achter de auto • • • in bergachtig gebied op hoge snelheden bij temperaturen lager dan –30 °C of hoger dan +40 °C. In dergelijke omstandigheden kunnen de olietemperatuur en het olieverbruik abnormaal toenemen.
11 Specificaties Motorolie Oliesticker Motortype G032078 11 Wanneer de nevenstaande oliesticker in de motorruimte zit, geldt het volgende. Voor de positie ervan (zie pagina 274). Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 Viscositeit: SAE 0W-30. A B 280 Inclusief hoeveelheid in filter. Alleen België Bij te vullen hoeveelheid tussen MIN–MAX (liter) Hoeveelheid A (liter) 2.5T B5254T2 1,2 5,5 3.2 B6324S 1,2 7.4 V8 AWD B8444S 1,2 6,7 D5 AWD D5244T4 2,0 6,2 D5244T5 1,5 6,0 2.
11 Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistof Systeem Hoeveelheid Aanbevolen kwaliteit: Versnellingsbakolie Zestraps handbak (M66) 2,0 liter Versnellingsbakolie: MTF 97309 Automaat (TF-80SC) 7,0 liter Versnellingsbakolie: JWS 3309 Benzinemotor 3.2 9,7 liter Benzinemotor V8 10,2 liter Dieselmotor D5 12,5 liter Koelvloeistof met corrosiewerende dope aangelengd met water A (zie verpakking).
11 Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen BELANGRIJK 11 Om schade aan de versnellingsbak te voorkomen moet u de aanbevolen kwaliteit versnellingsbakolie gebruiken en geen verschillende merken met elkaar vermengen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats voor service, als er een andere oliesoort werd gebruikt. N.B. Onder normale rijomstandigheden hoeft u de versnellingsbakolie nooit te verversen.
11 Specificaties Brandstof Verbruik, uitstoot en tankinhoud Motor Versnellingsbak Verbruik (liter/100 km) Uitstoot van kooldioxide (CO2) Tankinhoud (liter) (g/km) 2.5T* B5254T2 Automaat (AW55-51) 11,7 (11,8) A 280 (282)A 80 3.2 B6324S Automaat (TF-80SC) 12,0 (12,1)A 287 (289)A 80 13,3 (13,5)A 317 (322)A 80 (219)A 68 V8 AWD A B B84444S Automaat (TF-80SC) (8,3)A D5 AWD D5244T4 Zestraps handbak (M66) 8,2 D5 AWD D5244T4 Automaat (TF-80SC) 8,5 (8,5)A 224 (224)A 68 2.
11 Specificaties Brandstof Benzine De meeste motoren lopen op benzine met een octaangetal van 91, 95 en 98 (RON). 11 • 91 (RON) mag u slechts bij hoge uitzondering gebruiken. • 95 (RON) is te gebruiken in de normale rijomstandigheden. • 98 (RON) wordt geadviseerd voor maximale prestaties tegen een minimaal brandstofverbruik. Voor ritten bij temperaturen hoger dan +38 °C wordt u geadviseerd een brandstofsoort met een zo hoog mogelijk octaangetal te gebruiken.
11 Specificaties Katalysator Algemene informatie De katalysator heeft tot taak de uitlaatgassen te reinigen. De katalysator is dicht bij de motor in het uitlaatsysteem gemonteerd om snel op temperatuur te komen. De katalysator bestaat uit een monoliet (keramiek of metaal) met kanalen. De wanden van de kanalen zijn bekleed met platina/rodium/palladium. Deze edelmetalen hebben een katalytische werking, d.w.z. ze versnellen een chemische reactie zonder dat ze daar zelf actief aan deelnemen.
11 Specificaties Elektrisch systeem Algemene informatie 12V-systeem met wisselstroomdynamo en spanningsregelaar. Enkelpolig systeem waar- bij het chassis en het motorblok als geleiders worden gebruikt. Accu 2.5T 3.2 V8 D5 Spanning 12 V 12 V 12 V 12 V Koudestartcapaciteit (SAE) 600 A A 520 AA 600 AA 800 A Reservecapaciteit (RC) 120 min. 100 min. 125 min. 150 min.
11 Specificaties Elektrisch systeem Verlichting Vermogen W Lampvoet Mistlampen vóór 55 H1 Stadslichten vóór/achterlichten, parkeerlichten vóór, sidemarkers vóór, kentekenplaatverlichting, instapverlichting achter 5 W2,1X9,5d Richtingaanwijzers voor, mistachterlicht 21 BAY9s Remlichten, achteruitrijlichten 21 BA15S Richtingaanwijzers achter 21 BAU15s Make-upspiegel 1,2 SV5,5 Instapverlichting voor, kofferbakverlichting 5 SV8.
11 Specificaties Typegoedkeuring Afstandsbedieningssysteem Land 11 A, B, CY, CZ, D, DK, E, EST, F, FIN, GB, GR, H, I, IRL, L, LT, LV, M, NL, P, PL, S, SK, SLO Hierbij verklaart Delphi dat het gebruikte afstandsbedieningssysteem in overeenstemming is met de essentiële eigenschappen en overige relevante bepalingen zoals beschreven in de EU-richtlijn 1999/5/ EG.
12 Alfabetisch register A Aanhanger................................................ 158 kabel................................................... 160 rijden met een aanhanger................... 158 Aanpassen, lichtbundel........................... 167 Aanrijding opblaasgordijnen (IC-systeem)............. 26 Aanstekeropening...................................... 53 ABS, storing in het ABS............................. 48 Accu......................................................... 212 onderhoud..............
12 Alfabetisch register B Bekerhouders.................................. 104, 105 Bagagenet............................................... 112 Bagagerolhoes......................................... 114 12 Bagageruimte.......................................... bagagenet........................................... bagagerolhoes.................................... elektrische aansluiting........................ houder voor boodschappentassen.... lading vervoeren.................................
12 Alfabetisch register E ECC, elektronische klimaatregeling..... 82, 86 ECO-bandenspanning............................. 177 tabel.................................................... 178 EHBO-set................................................. 181 Elektrisch bedienbaar schuifdak................ 74 Elektrisch bedienbare ruiten...................... 66 Elektrisch bedienbare stoel....................... 97 Elektrisch bedienbare zijruiten achterin................................................. 68 blokkeren.
12 Alfabetisch register I K IMEI-nummer........................................... 261 Katalysator............................................... 285 bergen................................................. 156 In de was zetten....................................... 193 Informatiedisplay....................................... 51 Infotainment............................................. 234 Instrumentenoverzicht auto met stuur links.............................. 40 auto met stuur rechts.................
12 Alfabetisch register Lak kleurcode............................................ 196 schade en herstel............................... 196 Lambdasonde.......................................... 285 Menusysteem audiosysteem..................................... 253 telefoon, menu-opties......................... 268 telefoon, overzicht.............................. 267 Muziekbestanden.................................... 250 MY KEY....................................................
12 Alfabetisch register Openen, motorkap................................... 202 P PACOS....................................................... 22 deactiveren met sleutel......................... 22 PACOS, schakelaar voor activering/deactivering....................................................... 22 12 Park Assist......................................... 53, 149 sensoren voor Park Assist.................. 150 Parkeerlichten............................................
12 Alfabetisch register S Safelock-functie alarmsensoren tijdelijk deactiveren.... 128 onderbreking...................................... 124 SCAN radiozenders....................................... 244 Schoonmaken automatische wasstraten................... 192 auto wassen....................................... 192 bekleding............................................ 194 veiligheidsgordels............................... 195 velgen.................................................
12 Alfabetisch register Stuurwiel afstellen...................................... 65 Subwoofer............................................... 241 Surround.................................................. 241 Symbolen controlesymbolen................................. 48 waarschuwingssymbolen..................... 47 12 Telefoonsysteem...................................... 254 U Temperatuur werkelijke temperatuur......................... 82 Uitlaatgasreiniging foutmelding................................
12 Alfabetisch register Ventilator ECC...................................................... 88 Vergrendelen/ontgrendelen aan de binnenzijde.............................. achterklep........................................... dashboardkastje................................. van de buitenzijde............................... 123 123 123 122 Verkeersinformatie........................... 245, 247 Verlichting................................................ 214 Actieve Bi-Xenon-koplampen, ABL..................
12 Alfabetisch register Water- en vuilafstotende laag.................... 73 Water- en vuilafstotende laag, schoonmaken........................................................... 193 Werking interieurventilator......................... 82 Whiplash-letsel.......................................... 27 Whiplash-letsel, WHIPS............................. 27 WHIPS whiplash-letsel...................................... 27 12 Wielen aanbrengen......................................... demonteren....................
Notities 299
Notities 300
Notities 301
Notities 302
Notities 303
Notities 304
Kdakd 8Vg 8dgedgVi^dc IE &%(&) 9jiX] ! 6I %-'%! Eg^ciZY ^c HlZYZc! <iZWdg\ '%%-! 8deng^\]i '%%%"'%%- Kdakd 8Vg 8dgedgVi^dc