Operation Manual

Een document afdrukken
WorkCentre™ 5735/5740/5745/5755/5765/5775/5790
Afdrukken
158
Een document afdrukken
1. Zorg dat de juiste Xerox-printerdriver op uw pc is geïnstalleerd. Raadpleeg de System
Administrator Guide (Handleiding voor de systeembeheerder) voor instructies over het installeren
van de printerdrivers.
2. Open het document dat moet worden afgedrukt. Selecteer vanuit uw toepassing
Bestand > Afdrukken en selecteer het Xerox-apparaat in de lijst met weergegeven printers.
3. Als u de standaardafdrukeigenschappen wilt wijzigen, klikt u op Eigenschappen.
De printerdriver bevat diverse tabbladen met opties en
eigenschappen
Gebruik het tabblad Papier/afl. om de
papiersoort, het papierformaat en de papierkleur
te kiezen, evenals afleveringsopties, zoals 2-zijdig
afdrukken.
•Op het tabblad Speciale pg. kunt u omslagen,
invoegingen en afwijkende documentpagina's
toevoegen.
•Op het tabblad Beeldopties kunt u de
afdrukkwaliteit aanpassen.
Het tabblad Opmaak/watermerk bevat diverse
opties om watermerken toe te voegen aan
pagina's, de beeldrichting te wijzigen (landschap
of portret) en het afdrukken van katernen en afdrukken met X-op-1 in te schakelen.
•Op het tabblad Geavanc. vindt u verschillende font, document- en afdrukopties.
Kies de opties die voor de afdrukopdracht worden vereist en klik op OK om het document af
te drukken.
4. De afdrukopdracht wordt naar het apparaat verzonden en verschijnt in de lijst Actieve opdrachten.
Als u de lijst op het apparaat wilt bekijken, drukt u op de toets Opdrachtstatus van het
bedieningspaneel.
Opmerking: Als de functie Alle opdrachten vasthouden is ingeschakeld door de systeembeheerder,
worden afdrukopdrachten die naar het apparaat zijn verzonden, weergegeven in de lijst met
vastgehouden opdrachten of de lijst met niet-geïdentificeerde vastgehouden opdrachten.
Zie Vastgehouden opdrachten op pagina 250 van Apparaat- en opdrachtstatus.
Als uw opdracht in de lijst wordt vastgehouden, zijn er extra hulpbronnen nodig of een
aanmeldingsnaam of toegangscode van de gebruiker om te kunnen afdrukken. Als u wilt weten
om welke hulpbronnen het gaat, selecteert u de opdracht en dan Vereiste hulpbronnen. Als de
hulpbronnen beschikbaar zijn, wordt de opdracht uitgevoerd. Als er een aanmeldingsnaam of
toegangscode van de gebruiker nodig is, meldt u u aan op het apparaat em selecteert u Vrijgeven
of selecteert u Vrijgeven en voert u de toegangscode voor beveiliging in.