Operation Manual

Bezig met afdrukken
134 Xerox
®
WorkCentre
®
6027-multifunctionele printer
Handleiding voor de gebruiker
met aangepaste papierformaten
In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld:
Aangepaste papierformaten opgeven ..................................................................................................................... 134
Afdrukken op papier van aangepast formaat ....................................................................................................... 135
De Xerox
®
WorkCentre
®
6027-multifunctionele printer drukt af op aangepaste papierformaten
tussen de minimale en maximale formaatgrens die door de printer wordt ondersteund.
Aangepaste papierformaten opgeven
Voor het afdrukken op aangepaste papierformaten definieert u de aangepaste breedte en lengte
van het papier in de software van de printerdriver en op het bedieningspaneel van de printer. Zorg er
bij het instellen van het papierformaat voor dat u hetzelfde formaat invoert als het papier dat in de
lade is geplaatst. Als u het verkeerde formaat instelt, kan er een printerfout optreden. De instellingen
van het printerstuurprogramma hebben prioriteit boven de instellingen van het bedieningspaneel
wanneer u afdrukt met de software van het printerstuurprogramma op uw computer.
Een aangepast papierformaat definiëren voor Windows
U kunt maximaal 20 aangepaste papierformaten in het Windows-stuurprogramma opslaan. Sla elk
aangepast formaat op met een unieke naam. De afmetingen blijven dan bewaard totdat u ze
verandert.
1. Ga naar de lijst met printers op uw computer:
Voor Windows Vista: klik op Start > Bedieningspaneel > Hardware en geluiden > Printers.
Voor Windows Server 2003 en hoger: klik op Start > Instellingen > Printers.
Voor Windows 7: klik op Start > Apparaten en printers.
Voor Windows 8: klik op Configuratiescherm > Apparaten en printers.
Opmerking: Als het pictogram Configuratiescherm niet op het bureaublad verschijnt, klikt u met
de rechtermuisknop op het bureaublad. Selecteer achtereenvolgens Aanpassen > Startpagina
van Configuratiescherm > Apparaten en printers.
2. In het venster Printers en faxapparaten selecteert u een printer, klikt met de rechtermuisknop op
de printer en selecteert u Eigenschappen.
Opmerkingen:
Voor Windows 7 klikt u in Apparaten en printers met de rechtermuisknop op de printer en
selecteert u Printereigenschappen in het midden van de vervolgkeuzelijst.
Voor Windows 7 moet u een Beheerdersaccount hebben om Aangepaste instellingen in de
printerdriver te selecteren.
3. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen op het tabblad Configuratie en dan op Aangepast
papierformaat.
4. In het dialoogvenster Aangepast papierformaat selecteert u de maateenheden.