Operation Manual

Werking van het toestel
16 Instructiehandleiding BFC
2
gis
2.3 Opwarmcyclus van
het toestel
De temperatuursensor T
1
(7) meet de watertemperatuur boven in het toestel
(T
top
). Deze temperatuur wordt doorgegeven aan de besturing. Zodra T
1
lager
is dan de ingestelde watertemperatuur (T
set
) constateert de besturing een
"warmtevraag". De ventilator (18) begint met draaien en het gasblok (16) wordt
geopend. De ventilator draait op vollast en het gas mengt zich met de lucht in
de venturi (30). Dit mengsel wordt ontstoken met de gloeiontsteker (20) en het
water wordt verwarmd. Zodra de watertemperatuur in de buurt van T
set
komt,zakt het ventilatortoerental naar zijn laaglast toerental (ook wel moduleren
genoemd) Zodra T
1
boven T
set
komt eindigt de warmtevraag en stopt de
besturing de opwarmcyclus. Zowel bij het constateren als bij het beëindigen van
de warmtevraag neemt de besturing een bepaalde marge in acht. De marge
noemen we de hysterese (11.2 "De hysterese instellen").
2.4 Beveiliging van het
toestel
2.4.1 Inleiding
De besturing bewaakt de watertemperatuur en zorgt voor een veilige
verbranding. Dit gebeurt door:
•de Beveiliging van het toestel;
•het Gasblok;
•de Ventilator;
•de Drukschakelaar;
•de Ionisatiepen.
2.4.2 Beveiliging watertemperatuur
De besturing bewaakt met temperatuursensor T
1
(7) en temperatuursensor T
2
(13), drie temperaturen die betrekking hebben op de veiligheid. De tabel
verklaart de werking van de temperatuursensoren.
Temperatuurbeveiliging
2.4.3 Gasblok
De besturing opent het gasblok zodat de gastoevoer naar de brander mogelijk
is. Het gasblok heeft als veiligheidsvoorziening twee kleppen. Beide kleppen
sluiten de gastoevoer af.
2.4.4 Ventilator
De ventilator (18) zorgt voor een optimale luchttoevoer tijdens warmtevraag.
Met betrekking tot de veiligheid zorgt de ventilator ervoor dat voor en na de
verbranding de eventueel aanwezige gassen uit de branderkamer worden
verwijderd. Dit noemen we voorspoelen en naspoelen.
Beveiliging Omschrijving
Tegen vorst
(T
1
< 5°C of T
2
< 5°C)
De vorstbeveiliging grijpt in. Het water wordt verwarmd tot 20°C.
Op maximale watertemperatuur
(T
1
> 88°C of T
2
> 88°C)
De maximaalbeveiliging dient om oververhitting en/of overmatige kalkvorming
in het toestel te voorkomen. Indien de maximaalbeveiliging ingrijpt, stopt de
verwarming. Hierdoor koelt het water in de tank af. Als het water voldoende is
afgekoeld (T
1
< 81°C), reset de besturing het toestel.
Voor extra veiligheid
(T
1
> 93°C of T
2
> 93°C)
Er treedt een vergrendelende storing van de boilerregeling op. De regeling
moet handmatig gereset worden alvorens het toestel weer in bedrijf genomen
kan worden (7.3 "Storingstoestanden"). De reset kan pas worden uitgevoerd
als T
1
< 81°C.