Operation Manual

Instructiehandleiding BFM 17
is
3 Installatie
Waarschuwing
De installatie dient te geschieden overeenkomstig de algemeen en
plaatselijk geldende voorschriften van gas-, waterleidings-,
elektriciteitsbedrijven en brandweer, door een erkend installateur.
Het toestel mag alleen in een ruimte geïnstalleerd worden indien die ruimte
voldoet aan de vereiste landelijke en plaatselijke
ventilatievoorschriften (1.3 "Voorschriften").
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de uit te voeren installatiehandelingen alvorens u het
toestel definitief in bedrijf kunt stellen (9 "In bedrijf nemen"), te weten:
Verpakking;
Omgevingscondities;
Technische specificaties;
Wateraansluitingen;
Gasaansluiting;
Luchttoevoer en rookgasafvoer;
Elektrische aansluiting;
Voordruk en branderdruk controleren.
Voor een eventuele ombouw naar een andere gascategorie, zie
ombouwen (4 "Ombouw naar een andere gascategorie").
3.2 Verpakking
Verwijder de verpakking voorzichtig, zo voorkomt u beschadiging van het
toestel.
U kunt het toestel het best uitpakken als het op of nabij zijn definitieve plaats
staat.
Let op
Het toestel mag alleen rechtop verplaatst worden. Pas op dat het toestel na
het uitpakken niet beschadigd raakt.
3.3 Omgevingscondities
Het toestel heeft een gesloten verbranding en is voor de benodigde
luchttoevoer onafhankelijk van de opstellingsruimte. Er gelden daardoor geen
aanvullende ventilatievoorschriften.
De mogelijke toesteltypes zijn C13 en C33.
3.3.1 Luchtvochtigheid en omgevingstemperatuur
De opstellingsruimte moet vorstvrij zijn, of tegen vorst beveiligd zijn. De tabel
geeft de omgevingscondities aan die moeten worden nageleefd om het
functioneren van de toegepaste elektronica te kunnen garanderen.
Specificaties luchtvochtigheid en omgevingstemperatuur
Luchtvochtigheid en omgevingstemperatuur
Luchtvochtigheid max. 93% RV bij +25°C
Omgevingstemperatuur Functioneel: 0 <
T < 60°C