Operation Manual

Werking van het toestel
14 Instructiehandleiding BFM
2
gis
2.4 Beveiliging van het
toestel
2.4.1 Inleiding
De branderautomaat bewaakt de watertemperatuur m.b.v. thermostaten en
zorgt voor een veilige verbranding. Dit gebeurt door:
•de Beveiliging watertemperatuur;
•de Ionisatiepen;
•de Drukschakelaar.
2.4.2 Beveiliging watertemperatuur
De branderautomaat bewaakt m.b.v. de vorst-, maximaal-, en de
veiligheidsthermostaat drie temperaturen die betrekking hebben op de
veiligheid. De tabel verklaart de werking van de thermostaten met sensoren.
Temperatuurbeveiliging
2.4.3 Ionisatiepen
Om ervoor te zorgen dat er geen gas stroomt als er geen verbranding is, is een
ionisatiepen (21) aangebracht. De branderautomaat gebruikt deze pen voor
vlamdetectie d.m.v. ionisatiemeting. De branderautomaat sluit de gasklep zodra
deze vaststelt dat er wel gas vloeit maar geen vlam is.
Beveiliging Omschrijving
Vorstthermostaat Als de vorstthermostaatsensor (46) een temperatuur meet van 20°C of lager
start de opwarmcyclus (2.3 "Opwarmcyclus van het toestel").
Maximaalthermostaat Als de maximaalthermostaatsensor (39) een temperatuur meet die hoger is
dan 84°C, opent de maximaalthermostaat. De warmtevraag wordt beëindigd
en de branderautomaat stopt de opwarmcyclus totdat de maximaal-
thermostaat weer sluit. Op dat moment reset de branderautomaat het toestel
en start de opwarmcyclus weer. De maximaalbeveiliging dient om
oververhitting en/of overmatige kalkvorming in het toestel te voorkomen.
Veiligheidsthermostaat Als de veiligheidsthermostaatsensor (38) een temperatuur meet die hoger is
dan 93°C opent de veiligheidsthermostaat. De warmtevraag wordt beëindigd
en de branderautomaat stopt direct de opwarmcyclus. Er treedt een
vergrendelende storing van de branderautomaat op. Deze moet handmatig
gereset worden alvorens het toestel weer in bedrijf genomen kan worden.